Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Leidschendam-Voorburg 2002 |
Citeertitel | Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Leidschendam-Voorburg 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2006 | 06-01-2015 | art. 14, 15 en 17 | 06-06-2006 De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 6-7-2006 | 2006/10928 | |
03-09-2004 | art. 2, 3, 19 en 20 | 24-08-2004 De Postiljon 2-9-2004 | 2004/9994 | ||
26-07-2002 | 01-07-2002 | nieuwe regeling | 16-07-2002 De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 25-7-2002 | 2002/11662 |
De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;
gezien het voorstel van het college;
gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;
vast te stellen de ‘Verordening Commissie Bezwaarschriften Gemeente Leidschendam-Voorburg’.
Hoofdstuk 2 Behandeling van de bezwaarschriften
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
De commissie bestaat uit ten minste 24 leden waarvan 1 voorzitter, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college, met dien verstande dat twee leden van de kamer waarin bezwaarschriften gericht tegen rechtspositionele besluiten worden behandeld, worden benoemd door het college op voordracht van de werknemersdelegatie in de Commissie voor Georganiseerd Overleg.
Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling
De leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 14 Openbaarheid zitting
In afwijking van het gestelde in het eerste lid zijn de zittingen van de kamer belast met de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet voorzieningen gehandicapten, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomens voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige alsmede de zittingen van de kamer belast met de behandeling van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen rechtspositionele besluiten, op grond van de Arbeidsvoorwaarden Regeling Gemeente Leidschendam-Voorburg, niet openbaar.
Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 juli 2002.
I. De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
de griffier,mr. G.A. van Egmond
de voorzitter,mr. M.A.P. van Haersma Buma
II. Het college van Leidschendam-Voorburg.
de secretaris,A.J.A. Thijssen
de burgemeester,mr. M.A.P.van Haersma Buma
III. De burgemeester van Leidschendam-Voorburg,
mr. M.A.P. van Haersma-Buma
Artikelsgewijze toelichting Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Leidschendam-Voorburg 2002
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht voorkomen. Zo ontbreekt een omschrijving van het begrip ‘bestuursorgaan’ hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als ‘verwerend orgaan’. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.
In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een gemeentelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan. Bij gemeentelijke bestuursorganen moet niet alleen worden gedacht aan de raad, het college of de burgemeester, maar ingevolge het tweede lid tevens aan ambtenaren die op grond van een aan hen opgedragen taak zelf als bestuursorgaan zijn aan te merken. Te denken valt bijvoorbeeld aan de leerplichtambtenaar die bevoegd is te besluiten omtrent schoolverlof voor meer dan tien dagen.Uit het derde lid volgt dat de commissie ook kan worden aangewezen als adviescommissie inzake bezwaarschriften tegen besluiten van niet-gemeentelijke bestuursorganen. Te denken valt hier aan de hoofden van de scholen.
Het vijfde lid een facultatieve bepaling. Er is voor gekozen om bezwaarschriften gericht tegen beschikkingen die betrekking hebben op belastingen en WOZ-zaken niet onder de competentie van de commissie te brengen. De behandeling van deze bezwaarschriften vereist specifieke kennis en daarbij wordt elders reeds voorzien in de afhandeling van bezwaarschriften in deze categorie.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. Door de bepaling in het eerste lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college.
Gekozen is voor een onafhankelijke hoor- en adviescommissie waarvan de voorzitter en de leden geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijke bestuursorgaan. De reden hiervoor is dat een dergelijke commissie het meeste het tweeledig karakter van de bezwaarschriftenprocedure weerspiegelt, namelijk enerzijds zelfstandig rechtsmiddel anderzijds een vorm van verlengde besluitvorming. Een onafhankelijke commissie is in staat met de nodige afstand naar een besluit te kijken maar doet geen afbreuk aan het beginsel dat het orgaan dat het oorspronkelijke besluit heeft genomen in heroverweging een nieuw besluit moet nemen. Daarnaast voelt een bezwaarde partij zich meer serieus genomen als ook het bestuursorgaan zich ten opzichte van een onafhankelijke commissie dient te verantwoorden. Opgemerkt wordt dat in kamer IV twee leden op voordracht van de werknemersdelegatie in de Commissie voor Georganiseerd Overleg plaats zullen nemen.
Per commissievergadering (waarin drie leden van de commissie plaatshebben) neemt één lid plaats die is voorgedragen door de werknemersdelegatie in de Commissie voor Georganiseerd Overleg.
Door het werven van externe leden kan worden gewaarborgd dat de commissie aldus is samengesteld dat voldoende deskundigheid op de diverse terreinen aanwezig is.
Dit artikel biedt de mogelijkheid om de commissie op te splitsen in verschillende kamers. Een opsplitsing in kamers is nodig met het oog op de diversiteit in onderwerpen die in bezwaar aan de orde komen en het te verwachten aantal bezwaarschriften in de nieuwe gemeente. Daarnaast maakt een opdeling in kamers het eenvoudiger om deskundige leden te werven omdat naast algemeen juridische kennis, slechts kennis op een bepaald vakgebied vereist wordt.
De commissie wordt opgesplitst in vier kamers. Iedere kamer behandelt de bezwaarschriften op een aantal specifieke rechtsgebieden. Elke kamer bestaat uit 6 leden, waaronder een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. Op grond van het aantal te verwachten bezwaarschriften is een vergaderfrequentie van eenmaal per 14 dagen noodzakelijk. Per vergadering zijn de voorzitter of diens plaatsvervanger aanwezig en 2 leden. De leden rouleren zodat iedereen in principe eenmaal per 4 weken vergadert. Omdat de kamer meer leden heeft dan per vergadering aanwezig zijn, is het niet noodzakelijk om plaatsvervangende leden te benoemen. Ieder lid is tevens plaatsvervangend lid. Deze werkwijze heeft als voordeel dat degene die als plaatsvervanger optreedt volledig is ingewerkt en niet alleen incidenteel wordt benaderd.
Het college stelt een secretaris aan en wijst meerdere plaatsvervangers aan. Nu de commissie kamers instelt voor de behandeling van bezwaarschriften beschikt iedere kamer over een secretaris die dezelfde bevoegdheden heeft. De secretarissen kunnen overigens rouleren van kamer. Op deze manier kunnen zij elkaar over en weer vervangen.
Gekozen is om het moment van aftreden te leggen bij het tijdstip van de gemeenteraadsverkiezingen. Indien nodig kan het college (nieuwe) leden van de commissie (her)benoemen.
Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Hij kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift
In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidvragen
Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat deze in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden afgegeven.
Het verdient aanbeveling om de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. Dit gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen omtrent de ontvankelijkheid (art. 6.9 Awb).
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden zoals neergelegd in het eerste lid van dit artikel worden in de praktijk al uitgeoefend door de secretaris van de commissie. Het betreft de volgende bevoegdheden: het vragen van een schriftelijke machtiging van een gemachtigde (2:1 Awb); het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 van de wet kan worden hersteld; de verzending van stukken (6:17 Awb) en toepassing van artikel 7:4 tweede lid Awb inhoudende het terinzage leggen van de stukken.
De overige bevoegdheden worden uitgeoefend door de voorzitter van de commissie (zie de artikelen 9,10,11,14, 15 en 16 van de verordening).
Ten aanzien van het eerste lid kan erop gewezen worden dat bij de voorzitter de bevoegdheid is neergelegd om inlichtingen of advies in te winnen bij deskundigen voor zover tijdens de procedure naar voren komt dat deskundigenadvies noodzakelijk is ten behoeve van een adequate advisering door de commissie aan het bestuursorgaan. Ingevolge het tweede lid is de secretaris bevoegd om ten behoeve van een genoegzame voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift alle gewenste inlichtingen in te winnen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het inwinnen van informatie bij de diverse vakafdelingen of bijv. het in overweging geven van de belanghebbende bij kennelijke niet-ontvankelijkheid om het bezwaar- of beroepschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie of van haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen.
Het inschakelen van externe deskundigen kan bijzondere kosten met zich meebrengen.
Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.
Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad zulks te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen en/of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat burgemeester en wethouders middels een dergelijke toetsing het werk van de commissie frustreren en haar onafhankelijke positie daardoor aantasten.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin wordt bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, aan de adviseur, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen in geval gegevens worden achtergehouden.
Ingevolge het eerste lid van dit artikel worden zowel reclamant als het verwerend orgaan uitgenodigd voor de hoorzitting. Het in het tweede lid genoemde artikel van de wet geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien, namelijk indien:
Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband zij ook gewezen op de artikelen 6:18 en 6:19 Awb. De bevoegdheid hierover te beslissen wordt middels de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie.
Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op moeten worden teruggekomen.
Artikel 11 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn, dat de indiener van het bezwaarschrift, de overige belanghebbenden en het verwerend orgaan voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken.
Voorts is een regeling opgenomen omtrent het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14 Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 14 lid 1 van de verordening wordt wettelijk voorgeschreven dat de commissie openbare hoorzittingen houdt. Op dit principe van het openbaar horen wordt wederom bij wettelijk voorschrift, vastgelegd in artikel 14 lid 4 van de verordening, een uitzondering gemaakt. Het horen vindt namelijk niet in het openbaar plaats bij de behandeling van bezwaarschriften op grond van een aantal met name genoemde wettelijke regelingen. Het betreft hier bezwaarschriften met een vertrouwelijk karakter. Artikel 14 lid 2 van de verordening geeft de voorzitter van commissie de gelegenheid in overige gevallen de hoorzitting in beslotenheid te houden.
Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.
Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht. Ingeval de voorzitter verhinderd is om het verslag te ondertekenen, moet in voorkomende gevallen een van de overige leden die de zitting heeft bijgewoond kunnen ondertekenen, zodat de afhandeling van adviezen niet onnodig wordt opgehouden en daarmee bezwaren binnen de wettelijke termijn kunnen worden afgedaan.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat, indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.
Artikel 17 Raadkamer en advies
De hoorzitting is in principe openbaar, de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats. Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is doch door afwezigheid van één of meerdere van de leden of hun plaatsvervangers de commissie tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Ingeval de voorzitter verhinderd is om het advies te ondertekenen, moet in voorkomende gevallen een van de overige leden die de zitting heeft bijgewoond kunnen ondertekenen, zodat de afhandeling van adviezen niet onnodig wordt opgehouden en daarmee bezwaren binnen de wettelijke termijn kunnen worden afgedaan.
Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging
Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb tien weken behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn de artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing.
Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden en in geval van een beroepsprocedure het verwerend orgaan een afschrift van het verdagingbesluit toe te zenden.
Artikel 19 Intrekking oude regeling(en)
Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel
De verordening treedt in werking op de eerste dag nadat hij bekendgemaakt is.
Ingevolge artikel 142 Gemeentewet treedt een besluit van de gemeenteraad houdende een algemeen verbindend voorschrift (of de intrekking ervan), indien dat besluit niet zelf een ander tijdstip aanwijst, in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking. Voornoemde bepaling blijft echter op grond van de Tijdelijke referendumwet (Twr) voor referendabele besluiten buiten toepassing. Als bij een referendabel besluit een tijdstip voor inwerkingtreding wordt vastgesteld, mag het tijdstip ingevolge artikel 22 Twr niet liggen binnen een periode van 6 weken na de bekendmaking van het besluit tenzij de spoedprocedure van artikel 25 Twr wordt toegepast.
Voor deze spoedprocedure is in onderhavig geval gekozen, opdat de commissie zo snel mogelijk van start kan gaan. Tevens wordt door deze spoedprocedure voorkomen dat de behandeling van bezwaarschriften zou stagneren.