Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGEL BEVELINSTRUMENTARIUM WBB HELMOND 2006 |
Citeertitel | Beleidsregel bevelsinstrumentarium Wbb Helmond 2006 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-11-2006 | nieuwe regeling | 21-11-2006 | Collegebesluit, 2006, 0655204 | ||
24-11-2006 | 13-01-2012 | nieuwe regeling | 21-11-2006 Gemeenteblad, 2006, 66 | Collegebesluit, 2006, 0655204 |
Het college van burgemeester en wethouders van Helmond;
gelet op artikel 43 Wet bodembescherming en artikel 4:81 eerste lid Algemene wet bestuursrecht;
gezien de Eindnotitie project afstemming bevel/kostenverhaal Wbb (LJOB, december 2002), de Beleidsregel kostenverhaal (Stcrt. 26 april 2002, nr. 81, p. 23) en artikel 75 Wet bodembescherming;
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Bevoegd gezag: het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wbb, voor zover dit betrekking heeft op verontreinigingen in de landbodem binnen het grondgebied van de gemeente Helmond. Op grond van artikel 88 Wbb en het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wbb is dit het college van burgemeester en wethouders van Helmond;
Veroorzaker: degene door wiens feitelijke handelingen de verontreiniging is veroorzaakt, en voorts degene door wiens handelingen een bepaald gevaar in het leven is geroepen waardoor de verontreiniging is veroorzaakt of degene die nalatig is geweest bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen die - indien wel getroffen - de verontreiniging zou hebben voorkomen of verminderd;
Geval van verontreiniging: een geval van verontreiniging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wbb;
Bevel NO: een bevel tot het verrichten van nader bodemonderzoek als bedoeld in artikel 43, eerste lid onder a en artikel 43, derde lid, Wbb;
Bevel TBM: een bevel tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 43, eerste lid onder b, Wbb;
Bevel SO: een bevel tot het verrichten van saneringsonderzoek als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb;
Saneringsbevel: een bevel tot het saneren van de bodem als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb;
Bevel beheersmaatregelen: een bevel om maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem te nemen als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb;
Bedrijfsterrein: een perceel als omschreven in artikel 55a Wbb.
Hoofdstuk 2 Het bevel aan de veroorzaker
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel NO aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75 zesde lid Wbb.
De compensatie wordt gerelateerd aan de verhouding tussen het deel van de verontreiniging dat voor en het deel van de verontreiniging dat na 1 januari 1975 is ontstaan. De compensatie kan maximaal het percentage zijn gelijk aan dat deel van de verontreiniging dat voor 1 januari 1975 is ontstaan ten opzichte van de gehele periode van veroorzaking. Indien de verontreiniging voor 80% of meer na 1 januari 1975 is ontstaan, wordt geen compensatie aangeboden. Indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, zesde lid, Wbb wordt geen compensatie aangeboden. Indien de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is, blijft compensatie achterwege, tenzij dit leidt tot onevenredig nadeel.
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel TBM aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, zesde lid, Wbb.
Paragraaf 3 Het bevel SO en het saneringsbevel
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel SO of saneringsbevel aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, zesde lid, Wbb.
Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering, dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht. Is de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter van het terrein, dan wordt op de compensatie tevens de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering in mindering gebracht.
Paragraaf 4 Het bevel beheersmaatregelen
Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel voor 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel beheersmaatregelen aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, zesde lid, Wbb.
Hoofdstuk 3 Het bevel aan de eigenaar/erfpachter/beperkt zakelijk gerechtigde/ persoonlijk gerechtigde
Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid bestaat er geen aanspraak op een bijdrage in de onderzoekskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Om voor compensatie in de onderzoekskosten in aanmerking te komen dient men in beginsel onschuldig te zijn in de zin van artikel 14 tweede lid.
Indien de oorzaak of de bron van de verontreiniging zich bevindt of heeft bevonden op het perceel van de eigenaar, de erfpachter of de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekt een bevel NO in beginsel tot onderzoek van het gehele geval van verontreiniging.
Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de kosten welke betrekking hebben op dat deel van de verontreiniging dat buiten het eigendomsrecht, erfpachtrecht of beperkt zakelijk of persoonlijk recht van de geadresseerde van het bevel is gelegen indien het achterwege laten daarvan leidt tot onevenredig nadeel.
Een bevel TBM wordt niet gegeven aan de eigenaar of de erfpachter of aan de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt indien de verplichting tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.
Paragraaf 5 Het saneringsbevel
Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid bestaat er geen aanspraak op een bijdrage in de saneringskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht. Tevens wordt op de compensatie de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering in mindering gebracht.
Van een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers in de zin van artikel 46, eerste lid onder a, Wbb is sprake wanneer de eigenaar of erfpachter een duurzame relatie heeft of heeft gehad met de veroorzaker, die betrekking had op de beschikbaarheid van de grond of die ingrijpen in de bedrijfsvoering van de veroorzaker mogelijk maakt(e) en de eigenaar of erfpachter redelijkerwijs op de hoogte is, was of had kunnen zijn van de activiteiten van de veroorzaker, die tot bodemverontreiniging hebben geleid.
Betrokkenheid bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging in de zin van artikel 46, eerste lid onder b, Wbb wordt gelijkgesteld met het (mede)veroorzaken daarvan.
Voor het vereiste "op de hoogte zijn dan wel redelijkerwijs had kunnen zijn ten tijde van de verkrijging van het recht op het grondgebied" in de zin van artikel 46, eerste lid onder c, Wbb is het moment waarop het recht werd verkregen bepalend. Daarbij worden de volgende momenten onderscheiden:
verkrijging vóór 1 januari 1975: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, ook al wist hij op het moment van verkrijging dat het terrein was verontreinigd, tenzij hij een duurzame rechtsbetrekking heeft of had met de veroorzaker, of hij betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging;
Hoofdstuk 4 Bijzondere categorieën
Paragraaf 1 Grondwaterverontreiniging op niet-bronpercelen
Een bevel NO en een bevel TBM aan de eigenaar of de erfpachter of aan de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt en een bevel SO, een saneringsbevel en een bevel beheersmaatregelen aan de eigenaar of erfpachter blijven achterwege als de verontreiniging zich bevindt op een niet-bronperceel en indien de verontreiniging alleen het grondwater betreft.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de eigenaar, de erfpachter of de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking.
Paragraaf 2 Particuliere eigenaren die tevens bewoner zijn
Op de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd perceel uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf en die als veroorzaker kan worden beschouwd, zijn de artikelen 2 tot en met 8 van toepassing. De bewoner die direct of indirect betrokken is of is geweest bij de veroorzaking van de verontreiniging wordt overeenkomstig artikel 16 als veroorzaker aangemerkt.
In afwijking van de artikelen 10 tot en met 14 wordt aan de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd perceel uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf en die niet als veroorzaker kan worden beschouwd, geen bevel NO respectievelijk bevel TBM, bevel beheersmaatregelen, bevel SO en saneringsbevel gegeven tenzij de eigenaar of erfpachter een duurzame rechtsbetrekking heeft of heeft gehad met de veroorzaker of het perceel waarop verontreiniging aanwezig is na 1 maart 1993 heeft verkregen en de verontreiniging veroorzaakt is door een op het perceel aanwezige lekkende huisbrandolietank.
Paragraaf 3 Verkrijging onder algemene titel door erfopvolging
Bij verkrijging onder algemene titel door erfopvolging als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de erfgenaam, die verkrijgt van een onschuldig eigenaar, zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, en nader uitgewerkt in de artikelen 15 tot en met 17, voor de toepassing van de artikelen 10 tot en met 13 als onschuldig eigenaar aangemerkt, tenzij de erfgenaam gedurende de periode waarin de verontreiniging is veroorzaakt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of directe of indirecte betrokkenheid bij de veroorzaking heeft gehad. Een saneringsbevel aan deze erfgenaam op grond van artikel 14 is niet mogelijk, tenzij de erfgenaam gedurende de periode waarin de verontreiniging is veroorzaakt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of directe of indirecte betrokkenheid bij de veroorzaking heeft gehad.
Bij verkrijging onder algemene titel door erfopvolging als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de erfgenaam, die verkrijgt van een schuldig eigenaar, voor de toepassing van de artikelen 10 tot en met 14 als schuldig eigenaar aangemerkt indien hij gedurende de periode waarin de verontreiniging is veroorzaakt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad, dan wel directe of indirecte betrokkenheid bij de veroorzaking heeft gehad dan wel bij aanvaarding van de nalatenschap op de hoogte was dan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de verontreiniging.
De erfgenaam aan wie een bevel NO, TBM, SO of beheersmaatregelen wordt opgelegd, heeft geen aanspraak op een bijdrage in de kosten, tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Om voor compensatie in deze kosten in aanmerking te komen, dient de erfgenaam in beginsel onschuldig eigenaar in de zin van lid 1, eerste volzin, te zijn.
Voor de erfgenaam aan wie een saneringsbevel wordt opgelegd, gelden de artikelen 14 lid 3 en 18 onverkort. Bij de beoordeling of sprake is van onevenredig nadeel bij het achterwege blijven van compensatie aan de erfgenaam aan wie een bevel NO, TBM, SO, een saneringsbevel of een bevel beheersmaatregelen wordt opgelegd, zal het bevoegd gezag onder meer rekening houden met de omvang van de nalatenschap. Indien het bevoegd gezag tot compensatie besluit, wordt bij de hoogte van de compensatie rekening gehouden met de omvang van de nalatenschap.
Indien jegens de erflater in verband met de bodemverontreiniging reeds bestuursdwang is uitgeoefend of een dwangsom(men) is (zijn) opgelegd, komen de kosten van de uitgeoefende bestuursdwang of de reeds verbeurde dwangsom(men) als een schuld ten laste van de erfenisboedel. De vordering blijft beperkt tot de omvang van de nalatenschap, tenzij de erfgenaam zelf (mede)veroorzaker was dan wel anderszins betrokken was bij de veroorzaking.