Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uden

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 225

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012Nieuwe regeling

11-11-2010

Infopagina 01-12-2010

2010/78

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2010;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening voor de gemeente Uden;

b e s l u i t

vast te stellen de

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren : het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen : hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder : degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur : parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    ambulante parkeer-vergunning : een door het College van burgemeester en wethouders verleende vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en /of belanghebbenden plaatsen ten behoeve van ambulante werkzaamheden;

  • f.

    vergunninghouder : de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • g.

    vergunning : een door het College van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenplaatsen;

  • h.

    bezoekerskaart : een schriftelijk bewijs, krachtens welk het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren in een vergunninghouderszone gedurende een aaneengesloten periode van 24 uur;

  • i.

    jaar : kalenderjaar, de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • j.

    maand : kalendermaand.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het College van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande, dat:

      • -

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • -

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het College van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7. Termijnen van betaling

 

Artikel 7. Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het College van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52,00.

Artikel 10. Vermindering

  • 1.

    Indien de in de tarieventabel onder 2 bedoelde jaarvergunningen worden verleend in de loop van het jaar, wordt het tarief berekend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde tarief als er in dat jaar na het tijdstip van de vergunning nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 2.

    Indien de in de tarieventabel onder 2 bedoelde jaarvergunningen worden ingeleverd in de loop van het jaar, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na inlevering van de vergunning nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het College van burgemeester en wethouders

Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening parkeerbelastingen van 12 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen’.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 november 2010.

De Raad voornoemd

de griffier de burgemeester

drs. M.A.H. Heffels drs. H.A.G. Hellegers

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedraagt:

    • a.

      bij parkeermeters € 0,80 per uur

    • b.

      bij parkeerautomaten € 0,80 per uur

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

Parkeerprodukt betaald parkeergebied

Tarief

 

Eenheid

Bewonersvergunning betaald parkeren

63,00

 

Per jaar

Bedrijfsparkeervergunning betaald parkeergebied voor werkdagen (maandag t/m vrijdag 18.00 uur)

213,00

 

Per jaar

Bedrijfsparkeervergunning betaald parkeergebied voor gehele week

282,00

 

Per jaar

Ambulante parkeervergunning

63,00

 

Per jaar

Tijdelijke ambulante parkeervergunningen

10,75

 

Per maand, maximaal 3 maanden

Tijdelijke ondernemersvergunningen (geldig voor gehele week)

26,60

 

Per maand, maximaal 3 maanden

 

 

 

 

 

Parkeerprodukten vergunninghouderszone

 

 

 

 

Bewonersvergunning

32,40

 

Per jaar

Bedrijfsparkeervergunning

63,00

 

Per jaar

Ambulante parkeervergunning

63,00

 

Per jaar

Tijdelijke ambulante parkeervergunningen

10,75

 

Per maand, maximaal 3 maanden

Bezoekerskaartjes

2,15

 

Per 10 stuks

Behorende bij raadsbesluit van 11 november 2010.

De griffier van de gemeente Uden

drs. M.A.H. Heffels