De Raad van de gemeente Uden;
gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van
5 oktober 2010;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de
Gemeentewet;
b e s l u i t
vast te stellen de
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
begraafplaats : de gemeentelijke begraafplaats aan de
Bronkhorstsingel;
- b.
begraafplaatsverordening : de verordening op het beheer en
gebruik van de gemeentelijke begraafplaats aan de
Bronkhorstsingel;
- c.
grafruimte : een ruimte ter lengte van 2 meter en ter breedte
van 1 meter, waarin ten minste 2 lijkkisten boven elkaar kunnen
worden geplaatst;
- d.
eigen graf : een grafruimte, grafkelder daaronder begrepen,
waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon voor bepaalde tijd
het uitsluitend recht is verleend tot het doen:
- -
begraven en begraven houden van het lijken;
- -
bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder
urnen;
- -
- e.
algemeen graf : een grafruimte bij de gemeente in beheer waarin
aan een ieder gelegenheid kan worden geboden tot het doen
begraven van lijken gedurende een periode van 10 jaar;
- f.
eigen urnengraf : een grafruimte, specifiek daartoe aangewezen,
waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd
het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en
bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
- g.
algemeen urnengraf : een grafruimte bij de gemeente in beheer
waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen
bijzetten van asbussen met of zonder urnen gedurende een periode
van 10 jaar;
- h.
eigen urnennis : een nis, specifiek daartoe aangewezen, waarvoor
aan een natuurlijke of rechtspersoon voor bepaalde tijd het
uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet
houden van asbussen met of zonder urnen;
- i.
asbus : een bus bestemd voor het bergen van as van het
stoffelijk overschot van een overledene;
- j.
urn : een voorwerp waarin één of meer asbussen kunnen worden
geborgen;
- k.
eigen kindergraf : een grafruimte, grafkelder daaronder
begrepen, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon voor
bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het
doen:
- -
begraven en begraven houden van lijken van personen
beneden de leeftijd van 12 jaar;
- -
bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder
urnen van het stoffelijk overschot van personen beneden
de leeftijd van 12 jaar;
- -
verstrooien van as van het stoffelijk overschot van
overledenen beneden de leeftijd van 12 jaar;
- l.
kindergraf : een grafruimte bij de gemeente in beheer waarin aan
een ieder gelegenheid kan worden geboden tot het doen begraven
van lijken van personen beneden de leeftijd van 12 jaar
gedurende een periode van 10 jaar;
- m.
rechthebbende : de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het
uitsluitend recht is verleend op een eigen graf, een eigen
urnengraf, een eigen urnennis of een eigen kindergraf.
Artikel 2. Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden, onder de naam van
begrafenisrechten, rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats
en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de
begraafplaats.
Artikel 3. Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten
behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de
bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 4. Vrijstellingen
Algemene graven en kindergraven worden, onverminderd het bepaalde in de
artikelen van de tarieventabel, kosteloos ter beschikking gesteld.
Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen
in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6. Belastingjaar
- 1.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het
belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
- 2.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 1 van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor
het recht wordt verleend.
- 3.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 3.5 van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor
wordt afgekocht.
Artikel 7. Wijze van heffing
- 1.
De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de tarieventabel,
worden geheven bij wege van aanslag.
- 2.
Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de tarieventabel
worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke
kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde
bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke
kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld
- 1.
De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de
tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het
belastingstijdvak.
- 2.
Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3.4 zijn verschuldigd
bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het
gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 9. Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990
moeten de rechten worden voldaan binnen één maand na dagtekening van
de kennisgeving of de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijn.
Artikel 10. Kwijtschelding
Bij de invordering van de rechten genoemd onder hoofdstuk 1 en hoofdstuk
3.5 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11. Nadere regels door het College van burgemeester en
wethouders
Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel 12. Inwerkingtreding en citeerartikel
- 1.
De Begrafenisrechtenverordening van 12 november 2009 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die
datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag
na die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als
‘Begrafenisrechtenverordening’.
Hoofdstuk 1. Verlenen van rechten
- 1.1.
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een eigen graf,
een eigen urnengraf en een eigen urnennis wordt geheven:
- 1.1.1.
voor een periode van 20 jaar € 505,00
- 1.1.2.
voor een periode van 30 jaar € 624,00
- 1.1.3.
voor een periode van 40 jaar € 694,00
- 1.2.
Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1.
met een periode van 10 jaar wordt geheven € 312,00
- 1.3.
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een eigen
kindergraf wordt geheven:
- 1.3.1.
voor een periode van 20 jaar € 253,00
- 1.3.2.
voor een periode van 30 jaar € 312,00
- 1.3.3.
voor een periode van 40 jaar € 348,00
- 1.4.
Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.3.
met een periode van 10 jaar wordt geheven € 155,00
Hoofdstuk 2. Begraven
- 2.1.
Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of
ouder wordt geheven € 369,00
- 2.2.
Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden één jaar
wordt geheven € 80,00
- 2.3.
Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden 12 jaar
wordt geheven € 177,00
- 2.4.
Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een
overledene van één jaar of ouder wordt geheven € 196,00
- 2.5.
Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een
overledene beneden één jaar wordt geheven € 79,00
- 2.6.
Indien het begraven van een lijk of het bijzetten van een asbus
of urn plaatsvindt buiten de ingevolge de
Begraafplaatsverordening vastgestelde uren, worden de in 2.1.,
2.2., 2.3., 2.4. en 2.5. genoemde rechten met 50% verhoogd.
- 2.7.
Voor het gelijktijdig begraven van lijken van twee overledenen
of bijzetten van twee asbussen of urnen is het recht genoemd in
2.1., 2.2., 2.3., 2.4. en 2.5, slechts éénmaal verschuldigd
indien dit begraven of bijzetten in hetzelfde graf , urnengraf
of urnennis geschiedt.
Hoofdstuk 3. Gedenkteken en onderhoud
- 3.1.
Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen
van een gedenkteken op een graf is een recht verschuldigd van €
62,00
- 3.2.
Voor het recht tot het aanleggen van een gemetseld graf of een
grafkelder is een recht verschuldigd van:
- 3.2.1.
in een eigen graf € 365,00
- 3.2.2.
in een eigen kindergraf € 182,00
- 3.3.
Voor het leveren en aanbrengen van een gedenkplaat exclusief
belettering voor het columbarium € 271,00
- 3.4.
Voor het door of vanwege de gemeente schoonhouden en verzorgen
van graven, urnengraven, urnennissen, gemetselde graven en
grafkelders en gedenktekens wordt geheven per grafruimte per
jaar:
- 3.4.1.
voor een eigen graf, algemeen graf € 104,00
- 3.4.2.
voor een eigen kindergraf, kindergraf € 65,00
- 3.4.3.
voor een eigen urnengraf, algemeen urnengraf € 51,00
- 3.4.4.
voor een urnennis € 51,00
- 3.4.5.
Het recht genoemd in 3.4.1. tot en met 3.4.4. is voor de eerste
maal verschuldigd over het kalenderjaar volgend op dat, waarin
het begraven of bijzetten heeft plaatsgevonden.
- 3.5.
De rechten als bedoeld in 3.4. kunnen worden afgekocht door het
storten van een bedrag ineens voor:
- 3.5.1.
een eigen graf met een looptijd van:
10 jaar € 803,00
20 jaar € 1.296,00
30 jaar € 1.599,00
40 jaar € 1.785,00
een eigen kindergraf met een looptijd van:
10 jaar € 502,00
20 jaar € 810,00
30 jaar € 999,00
40 jaar € 1.115,00
een urnengraf en urnennis met een looptijd van:
10 jaar € 394,00
20 jaar € 636,00
30 jaar € 784,00
40 jaar € 875,00
een algemeen graf € 803,00
een kindergraf € 502,00
Het recht genoemd in 3.4.1. tot en met 3.4.4. kan worden afgekocht over
de nog niet verstreken jaren tegen betaling van de naar boven op hele
euro’s afgeronde contante waarde der nog jaarlijks verschuldigde
rechten, berekend naar een rente van 5%.
Hoofdstuk 4. Overboeken van eigen graven
Voor iedere overboeking van een eigen graf, een eigen urnengraf, een
eigen urnennis of een eigen kindergraf op naam van een andere
rechthebbende is een recht verschuldigd van € 2,65
Hoofdstuk 5. Opgraven
- 5.1.
Voor het opgraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk
wordt geheven € 256,00
- 5.2.
Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf wordt
geheven € 256,00 Het recht onder 5.1. en 5.2. is niet van
toepassing indien dit door openbaar gezag bevolen wordt.
Behoort bij besluit van de Raad van 11 november 2010.
Mij bekend,
de griffier
drs. M.A.H. Heffels