Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2005 |
Citeertitel | Verordening Rioolrechten Westland 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Belastingen, retributies en heffiingen |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005
Deze verordening is ingetrokken in de verordening Rioolrechten Westland 2006
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-02-2005 | 31-12-2005 | art. 4 | 25-01-2005 Het Hele Westland 10-2-2005 | besluitenlijst b&w 25-1-2005, nr. 5.4.2 | |
04-12-2004 | 12-02-2005 | nieuwe regeling | 23-11-2004 Het Hele Westland d.d. 2-12-2004 | besluitenlijst b&w 2-11-2004, nr 5.4.2 |
Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 3. Maatstaf van heffing
Ingeval voor het eigendom geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat eigendom bepaald met overeenkomstige toepassing van de artikelen 17 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken, naar de waarde die het eigendom op 1 januari 1999 heeft en naar de staat waarin het eigendom op 1 januari 2004 verkeert.
Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b in de loop van het heffingstijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel naar maandbedragen herleide gedeelten van het overeenkomstig artikel 4 van toepassing zijnde tarief als er in dat heffingstijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b in de loop van het heffingstijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel naar maandbedragen herleide gedeelten van het overeenkomstig artikel 4 van toepassing zijnde tarief als er in dat heffingstijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8. Termijnen en wijze van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 1200,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn drie maanden na de dagtekening.
Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolrechten.
Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordeningen op de Rioolrechten 2004 van Naaldwijk, Monster, 's-Gravenzande, de Lier en Wateringen, worden vervallen verklaard met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.