Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent het houden van een referendum Referendumverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent het houden van een referendum Referendumverordening
CiteertitelReferendumverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerppolitiek en bestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-01-2018artikel 1, 4, 6, 8

18-12-2017

gmb-2018-2800

16-12-201112-01-2018Wijziging(art. 2, 4, 5 en 6)

12-12-2011

Postiljon 15 december 2011

110511
17-03-201103-01-2012Wijziging(art. 1, derde lid, 2 en 5)

21-02-2011

Postiljon 3 maart 2011

100741
27-07-200704-04-2011Wijziging(art. 1, derde lid)

09-07-2007

Streekblad 13-07-2007

070308

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent het houden van een referendum Referendumverordening

 

 

Referendumverordening

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      referendum: volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een besluit van de raad;

    • b.

      raad: de gemeenteraad van Zoetermeer;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer;

    • d.

      kiesgerechtigden: de ingezetenen van Zoetermeer die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad en zijn ingeschreven in het in artikel D1 van de Kieswet bedoelde register.

    • e.

      besluit van de raad: een schriftelijke beslissing van de raad.

  • 2.

    Referenda kunnen worden gehouden op initiatief van de bevolking over een besluit van de raad of op initiatief van de raad over een beleidskwestie, waarvan de beslissingsbevoegdheid bij de raad berust.

  • 3.

    Geen referendum kan worden gehouden over besluiten:

    • a.

      Die individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen betreffen;

    • b.

      Over de vaststelling en wijziging van gemeentelijke begroting en de rekening en van de begroting en rekening van samenwerkingsverbanden waaraan de gemeente deelneemt;

    • c.

      Over de vaststelling en wijziging van gemeentelijke tarieven, belastingen en rechten;

    • d.

      Over deze verordening;

    • e.

      Die de uitvoering van een besluit van een ander bestuursorgaan of de wetgever waarover de raad geen beleidsvrijheid heeft, inhouden;

    • f.

      Over de vaststelling van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • g.

      Besluiten over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    • h.

      Besluiten die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • i.

      Waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden

    • j.

      Die organisatorische aangelegenheden van de raad betreffen.

       

Hoofdstuk II Referendum op initiatief van de bevolking
Artikel 2 Inleidend verzoek van kiesgerechtigden
    • 1.

      Kiesgerechtigden kunnen bij het college een verzoek indienen om een referendum te houden. Dit verzoek dient gedateerd te zijn en te vermelden om welk besluit van de raad het gaat.

    • 2.

      Het verzoek wordt ingediend binnen twee weken na de dag waarop openbare kennisgeving is gedaan van het desbetreffende besluit van de raad.

    • 3.

      Indien de in het tweede lid bedoelde termijn samenloopt met een vakantieperiode, verlengt het college desgevraagd de termijn.

    • 4.

      Het verzoek moet worden ondersteund door de handtekeningen van ten minste 1/3 procent van het aantal kiesgerechtigden. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

    • 5.

      De in het vierde lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaardformulier, dat ter ondertekening op het gemeentehuis ligt. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. Ook kunnen ondersteuningsverklaringen digitaal worden ingediend via de Digitale balie met gebruik van DigiD.

Artikel 3 Beslissing op het inleidend verzoek

  • 1.

    Het college neemt binnen twee weken na de in artikel 2, tweede lid, genoemde termijn, dan wel na afloop van de krachtens artikel 2, derde lid, toegestane verlenging van de termijn een beslissing.

  • 2.

    Het college wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in artikel 2 gestelde eisen.

Artikel 4 Tijdstip inwerkingtreding besluit

  • 1.

    Een besluit waarover een referendum kan worden gehouden, treedt in afwijking van artikel 142 van de Gemeentewet, niet eerder in werking dan na twee weken na de bekendmaking van het besluit.

  • 2.

    Wanneer een inleidend verzoek is toegewezen vervalt de inwerkingtreding van het onderliggende besluit dan wel treedt dit besluit niet op het beoogde tijdstip in werking.

Artikel 5 Definitief verzoek

  • 1.

    Kiesgerechtigden kunnen binnen 6 weken na de op grond van artikel 3, tweede lid, genomen beslissing dat het verzoek is toegewezen, bij de raad een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum over een besluit van de raad.

  • 2.

    Dit verzoek moet worden ondersteund door de handtekeningen van ten minste 5 procent van de kiesgerechtigden. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 3.

    Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4.

    Artikel 2, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Besluit na afloop van de termijn

  • 1.

    De raad neemt uiterlijk in zijn tweede vergadering na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit.

  • 2.

    De raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in artikel 1, lid 3 en artikel 5 gestelde eisen.

  • 3.

    Indien geen definitief verzoek is gedaan of indien vanwege het college van burgemeester en wethouders is geconstateerd, dat onvoldoende steunbetuigingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, op het gemeentehuis zijn binnengekomen, treedt het besluit waarvoor een inleidend verzoek tot het houden van een referendum is toegewezen, in werking drie werkdagen na afloop van de termijn van artikel 5, eerste lid.

Hoofdstuk III Referendum op initiatief van de raad

Artikel 7 De beslissing tot het houden van een referendum over een beleidskwestie

  • 1.

    Een beslissing tot het houden van een referendum over een beleidskwestie wordt genomen door de raad en houdt tevens een beslissing in over de beleidskwestie waarover het referendum wordt gehouden.

  • 2.

    De beslissing over de beleidskwestie waarover het referendum wordt gehouden, heeft tenminste betrekking op:

    • a.

      de aard en inhoud van de beleidskwestie;

    • b.

      een analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

    • c.

      de vraagstelling die aan de stemgerechtigde burgers kan worden voorgelegd;

    • d.

      de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positief antwoord en van een negatief antwoord op de vraagstelling, dan wel van een keuze voor een bepaalde optie.

Hoofdstuk IV Overige bepalingen over referenda

Artikel 8 Datum stemming

  • 1.

    De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet eerder plaatsvindt dan twee en niet later dan twaalf maanden na de datum van het besluit bedoeld in de artikelen 6, eerste lid en 7, eerste lid. Bij de bepaling van die termijn wordt de 6 weken van de schoolvakantie in de zomerperiode in Zoetermeer niet meegerekend.

  • 2.

    Er kunnen meer referenda op een dag worden gehouden.

  • 3.

    In het geval de in het eerste lid genoemde termijn van 4 maanden afloopt binnen 3 maanden voor een algemene verkiezing mag de termijn worden overschreden zodat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

Artikel 9 Vraagstelling

  • 1.

    De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2.

    De vraagstelling dient helder en eenduidig beantwoordbaar te zijn met:

  • v

    ja of neen;

  • v

    een voorkeur voor één van twee alternatieven, dan wel zo nodig voor geen van beide.

  • 3.

    De vraagstelling bij een referendum op initiatief van de raad gaat vergezeld van de in artikel 7, tweede lid, genoemde:

  • a.

    toelichting op de aard en inhoud van de beleidskwestie;

  • b.

    analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

  • c.

    beschrijving van de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positief antwoord en van een negatief antwoord op de vraagstelling, dan wel van een keuze voor een bepaalde optie;

  • d.

    een overzicht van de argumenten voor en tegen van de in de vraagstelling opgenomen keuzemogelijkheden.

  • 4.

    Het in het vorige lid, sub d, bedoelde overzicht van argumenten wordt vastgesteld nadat een ieder in de gelegenheid is gesteld argumenten in te dienen en met gebruikmaking van de resultaten hiervan.

  • 5.

    De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 10 Referendumcommissie

  • 1.

    Wanneer besloten is tot het houden van een referendum, stelt de raad een commissie van onafhankelijke deskundigen in, genaamd de referendumcommissie.

  • 2.

    Deze commissie bestaat uit minimaal drie leden.

  • 3.

    De raad benoemt en ontslaat de leden.

  • 4.

    De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen werkwijze. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris.

  • 5.

    Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, van het college of met een dienstverband bij de gemeente Zoetermeer. Evenmin kan een persoon lid van de referendumcommissie zijn, die een contractuele relatie met de gemeente heeft.

  • 6.

    De burgemeester en/of de wethouder(s) wonen op verzoek van de commissie, de vergaderingen van de commissie bij.

Artikel 11 Taak van de referendumcommissie

  • 1.

    De commissie heeft tot taak:

  • v

    Te adviseren over de vraagstelling en de antwoordcategorieën;

  • v

    Te adviseren over het verloop en de zorgvuldige organisatie van het referendum;

  • v

    Toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

  • v

    Bij een referendum over een beleidskwestie: er in het bijzonder op toezien dat het overzicht van argumenten, als bedoeld in artikel 9, derde lid, een objectieve weergave is;

  • v

    Te adviseren over binnengekomen klachten.

  • 2.

    De commissie brengt van haar werkzaamheden verslag uit aan de raad.

Artikel 12 Uitvoering

Het college is belast met de organisatie van het referendum.

Artikel 13 Procedure stemming

De bepalingen van de Kieswet over de raadsverkiezingen zijn zoveel mogelijk en voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Geldigheid van de uitslag

  • 1.

    Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2.

    De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van het grootste aantal van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 15 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    Stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    Stembiljetten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    Stembiljetten of volmachtbewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een verkiezing een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt, tenzij daarover een referendum wordt begonnen, in werking twee weken na de bekendmaking daarvan.

  • 2.

    Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Referendumverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 januari 1991 en nadien gewijzigd.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening'.

 

Vastgesteld in de raad van 30 mei 2005

 

In werking getreden op 17 juni 2005