Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zoetermeer

Referendumverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zoetermeer
Officiële naam regelingReferendumverordening
CiteertitelReferendumverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerppolitiek en bestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Referendumverordening, vastgesteld bij Raadsbesluit van 28 januari 1991

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-2011Wijziging(art. 2, 4, 5 en 6)

12-12-2011

Postiljon 15 december 2011

110511
17-03-201103-01-2012Wijziging(art. 1, derde lid, 2 en 5)

21-02-2011

Postiljon 3 maart 2011

100741
27-07-200704-04-2011Wijziging(art. 1, derde lid)

09-07-2007

Streekblad 13-07-2007

070308

Tekst van de regeling

Referendumverordening

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      referendum: volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een besluit van de raad;

    • b.

      raad: de gemeenteraad van Zoetermeer;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer;

    • d.

      kiesgerechtigden: de ingezetenen van Zoetermeer die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad en zijn ingeschreven in het in artikel D1 van de Kieswet bedoelde register.

  • 2. Referenda kunnen worden gehouden op initiatief van de bevolking over een besluit van de raad of op initiatief van de raad over een beleidskwestie, waarvan de beslissingsbevoegdheid bij de raad berust.

  • 3. Geen referendum kan worden gehouden over besluiten:

    • a.

      Die individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen betreffen;

    • b.

      Over de vaststelling en wijziging van gemeentelijke begroting en de rekening;

    • c.

      Over de vaststelling en wijziging van gemeentelijke tarieven, belastingen en rechten;

    • d.

      Over deze verordening;

    • e.

      Die de uitvoering van een besluit van een ander bestuursorgaan of de wetgever waarover de raad geen beleidsvrijheid heeft, inhouden;

    • f.

      Over de vaststelling van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • g.

      Waartegen bezwaar en beroep openstaat;

    • h.

      Die voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 6:3 van de Awb, waaronder besluiten tot het voeren van een wettelijk verplichte inspraakprocedure, betreffen;

    • i.

      Waarvan de raad van oordeel is dat dit een spoedeisend karakter heeft;

    • j.

      Die organisatorisch aangelegenheden van de raad betreffen.

Hoofdstuk II Referendum op initiatief van de bevolking

Artikel 2 Inleidend verzoek van kiesgerechtigden
    • 1.

      Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk bij het college een verzoek indienen om een referendum te houden. Dit verzoek dient gedateerd te zijn en te vermelden om welk besluit van de raad het gaat.

    • 2.

      Het verzoek wordt ingediend binnen twee weken na de dag waarop openbare kennisgeving is gedaan van het desbetreffende besluit van de raad.

    • 3.

      Indien de in het tweede lid bedoelde termijn samenloopt met een vakantieperiode, verlengt het college desgevraagd de termijn.

    • 4.

      Het verzoek moet worden ondersteund door ten minste 1/3 procent van het aantal kiesgerechtigden.

    • 5.

      Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van door het college verstrekte lijsten, waarop worden geplaatst: de naam, adres, woonplaats en geboortedatum, alsmede de handtekening van elke verzoeker. De blanco lijsten mogen worden gekopieerd.

Artikel 3 Beslissing op het inleidend verzoek
  • 1. Het college neemt binnen twee weken na de in artikel 2, tweede lid, genoemde termijn, dan wel na afloop van de krachtens artikel 2, derde lid, toegestane verlenging van de termijn een beslissing.

  • 2. Het college wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in artikel 2 gestelde eisen.

Artikel 4 Opschorting inwerkingtreding besluit
  • 1. Een besluit waarover een referendum kan worden gehouden, treedt in afwijking van artikel 142 van de Gemeentewet, niet eerder in werking dan na twee weken na de bekendmaking van het besluit.

  • 2. Indien voor een besluit als bedoeld in het eerste lid, een tijdstip van inwerkingtreding is vastgesteld, vervalt deze vaststelling van rechtswege, wanneer een inleidend verzoek op grond van artikel 3, tweede lid, is toegewezen.

Artikel 5 Definitief verzoek
  • 1. Kiesgerechtigden kunnen binnen 6 weken na de op grond van artikel 3, tweede lid, genomen beslissing dat het verzoek is toegewezen, bij de raad schriftelijk een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum over een besluit van de raad.

  • 2. Dit verzoek moet worden ondersteund door ten minste 5 procent van de kiesgerechtigden.

  • 3. Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van namens de raad verstrekte lijsten, waarop worden geplaatst: de naam, adres, woonplaats en geboortedatum, alsmede de handtekening van elke verzoeker. De blanco lijsten mogen worden gekopieerd.

Artikel 6 Besluit op referendumverzoek
  • 1. De raad neemt uiterlijk in zijn tweede vergadering na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit.

  • 2. De raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in het vorige artikel gestelde eisen.

    Hoofdstuk III Referendum op initiatief van de raad

Artikel 7 De beslissing tot het houden van een referendum over een beleidskwestie
  • 1. Een beslissing tot het houden van een referendum over een beleidskwestie wordt genomen door de raad en houdt tevens een beslissing in over de beleidskwestie waarover het referendum wordt gehouden.

  • 2. De beslissing over de beleidskwestie waarover het referendum wordt gehouden, heeft tenminste betrekking op:

    • a.

      de aard en inhoud van de beleidskwestie;

    • b.

      een analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

    • c.

      de vraagstelling die aan de stemgerechtigde burgers kan worden voorgelegd;

    • d.

      de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positief antwoord en van een negatief antwoord op de vraagstelling, dan wel van een keuze voor een bepaalde optie.

      Hoofdstuk IV Overige bepalingen over referenda

Artikel 8 Datum stemming
  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet eerder plaatsvindt dan vier maanden na de datum van het besluit bedoeld in de artikelen 6, eerste lid en 7, eerste lid. Bij de bepaling van die vier maanden wordt de 6 weken van de schoolvakantie in de zomerperiode in Zoetermeer niet meegerekend.

  • 2. Er kunnen meer referenda op een dag worden gehouden.

  • 3. In het geval de in het eerste lid genoemde termijn van 4 maanden afloopt binnen 3 maanden voor een algemene verkiezing mag de termijn worden overschreden zodat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

Artikel 9 Vraagstelling
  • 1. De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling dient helder en eenduidig beantwoordbaar te zijn met:

  • v ja of neen;

  • v een voorkeur voor één van twee alternatieven, dan wel zo nodig voor geen van beide.

  • 3. De vraagstelling bij een referendum op initiatief van de raad gaat vergezeld van de in artikel 7, tweede lid, genoemde:

  • a. toelichting op de aard en inhoud van de beleidskwestie;

  • b. analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

  • c. beschrijving van de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positief antwoord en van een negatief antwoord op de vraagstelling, dan wel van een keuze voor een bepaalde optie;

  • d. een overzicht van de argumenten voor en tegen van de in de vraagstelling opgenomen keuzemogelijkheden.

  • 4. Het in het vorige lid, sub d, bedoelde overzicht van argumenten wordt vastgesteld nadat een ieder in de gelegenheid is gesteld argumenten in te dienen en met gebruikmaking van de resultaten hiervan.

  • 5. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 10 Referendumcommissie
  • 1. Wanneer besloten is tot het houden van een referendum, stelt de raad een commissie van onafhankelijke deskundigen in, genaamd de referendumcommissie.

  • 2. Deze commissie bestaat uit minimaal drie leden.

  • 3. De raad benoemt en ontslaat de leden.

  • 4. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen werkwijze. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris.

  • 5. Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, van het college of met een dienstverband bij de gemeente Zoetermeer. Evenmin kan een persoon lid van de referendumcommissie zijn, die een contractuele relatie met de gemeente heeft.

  • 6. De burgemeester en/of de wethouder(s) wonen op verzoek van de commissie, de vergaderingen van de commissie bij.

Artikel 11 Taak van de referendumcommissie
  • 1. De commissie heeft tot taak:

  • v Te adviseren over de vraagstelling en de antwoordcategorieën;

  • v Te adviseren over het verloop en de zorgvuldige organisatie van het referendum;

  • v Toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

  • v Bij een referendum over een beleidskwestie: er in het bijzonder op toezien dat het overzicht van argumenten, als bedoeld in artikel 9, derde lid, een objectieve weergave is;

  • v Te adviseren over binnengekomen klachten.

  • 2. De commissie brengt van haar werkzaamheden verslag uit aan de raad.

Artikel 12 Uitvoering

Het college is belast met de organisatie van het referendum.

Artikel 13 Procedure stemming

De bepalingen van de Kieswet over de raadsverkiezingen zijn zoveel mogelijk en voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Geldigheid van de uitslag
  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van het grootste aantal van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 15 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    Stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    Stembiljetten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    Stembiljetten of volmachtbewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een verkiezing een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

    Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt, tenzij daarover een referendum wordt begonnen, in werking twee weken na de bekendmaking daarvan.

  • 2. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Referendumverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 januari 1991 en nadien gewijzigd.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening'.

Vastgesteld in de raad van 30 mei 2005

In werking getreden op 17 juni 2005

Artikelsgewijze toelichting bij Referendumverordening

Artikel 1

Eerste lid:

De definitie van het begrip referendum houdt zowel een referendum op initiatief van de bevolking in, als een referendum op initiatief van de raad.

De doelgroep betreft de kiesgerechtigden voor de gemeenteraad. Dit is logisch, omdat het hier een gemeentelijk referendum betreft.

Tweede lid:

De terminologie van het referendum op initiatief van de raad over een beleidskwestie is overgenomen uit de bestaande verordening.

Derde lid:

De uitzonderingen op de referendabiliteit zijn overgenomen uit de Tijdelijke referendumwet en de huidige verordening. Punt d biedt de raad voldoende beleidsvrijheid om te kiezen of een referendum al dan niet moet worden gehouden.

Artikelen 2 en 3

Gekozen is in navolging van de Tijdelijke referendumwet voor een verzoek van kiesgerechtigden in twee fasen. In de eerste fase, het inleidend verzoek, dient 1/3 procent van de kiesgerechtigden binnen twee weken na de openbare kennisgeving van het besluit bij het college een verzoek te hebben ingediend. Daartoe worden lijsten gemaakt, waarop naam, adres, woonplaats en geboortedatum, alsmede handtekening van de kiesgerechtigde worden geplaatst. De ingevulde lijsten moeten worden ingeleverd bij de afdeling Publiekszaken. Gekozen is voor indiening bij het college, omdat dan sneller (binnen 2 weken) besluitvorming over de eerste fase kan plaatsvinden. Als blijkt dat niet voldaan is aan de vereisten voor de indiening, kan het betreffende besluit, waar het referendum over had moeten gaan, in werking treden.

Artikel 4

Consequentie van het instellen van een mogelijkheid tot het houden van een referendum over een reeds tot stand gekomen besluit van de raad, is dat dit besluit niet in werking kan treden. Deze inwerkingtreding kan niet eerder dan na 2 weken plaatsvinden. Als een referendum wordt geïnitieerd, zal de inwerkingtreding in zijn geheel moeten worden opgeschort.

Artikel 5

Voor een definitief verzoek is in navolging van de Tijdelijke referendumwet een termijn van 6 weken en een percentage van tenminste 5% van de kiesgerechtigden gesteld. De procedure gaat op dezelfde manier als bij het inleidend verzoek, alleen nu indiening bij de raad. In de praktijk zal hiervoor ook de afdeling Publiekszaken fungeren, die de lijsten inneemt en de stemmen telt.

Artikel 6

Voor de raad is een wat ruimere termijn gesteld, omdat in verband met de verzending van de raadsagenda niet te bepalen is wanneer het definitieve verzoek wordt ontvangen.

Artikel 7

Dit artikel is overgenomen uit de bestaande verordening.

Artikel 8

De termijn van 4 maanden is technisch haalbaar met het oog op de organisatie van de stemming, behalve in de zomervakantie. Daarom is die uitzondering gemaakt. De stemmachines zijn afgestemd op het houden van meer referenda dan 1 per keer of het combineren van een verkiezing met een referendum.

Artikel 9

De bepalingen over de vraagstelling en de te geven antwoorden zijn overgenomen uit de bestaande verordening.

Artikelen 10 en 11

Bij het referendum in 1995 heeft een toen ingestelde referendumcommissie onder leiding van de heer Biesheuvel uitstekend werk verricht. Voorgesteld wordt bij het houden van een referendum weer een referendumcommissie in te stellen. De incompatibiliteiten voor de leden zijn in verband met de integriteit uitgebreid met personen die een contractuele relatie met de gemeente hebben en daarmee dus zaken doen met de gemeente.

De taken van de commissie zijn overgenomen uit de bestaande verordening.

Artikel 14

Over de bepaling van de uitslag wordt in het algemene deel van de toelichting al gesproken.

Artikel 15

De strafsanctie is overgenomen uit de kiesrechtbepalingen.

Artikel 16

Deze verordening valt onder de referendabele besluiten. Hij kan dus pas in werking treden 2 weken na de totstandkoming. Ingeval hierover een referendum wordt geïnitieerd, wordt de inwerkingtreding tot nader order opgeschort.