Titeldeel 1
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
standplaats: een
standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 1, eerste lid
onderdeel h van de Woningwet (Stb 1991, 439);
- b.
woonwagen: een
woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de
Woningwet;
- c.
standplaatshouder: degene die een standplaats heeft
ingenomen en hiertoe beschikt over een vergunning van burgemeester en
wethouders of Gedeputeerde Staten, of bij gebreke van die vergunning de
hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt
wordt door burgemeester en wethouders beoordeeld.
Artikel 2
Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing op
standplaatshouders die ingevolge een privaatrechtelijke overeenkomst met
de gemeente een standplaats innemen.
Artikel 3
- 1
Per standplaats mag uitsluitend één woonwagen ter bewoning door de
standplaatshouder worden geplaatst.
- 2
De woonwagen dient te staan op de daarvoor door burgemeester en
wethouders aangegeven situering op de standplaats.
Artikel 4
- 1
De standplaatshouder is verplicht ervoor zorg te dragen dat de
standplaats steeds behoorlijk wordt onderhouden. Bij het onderhoud
dienen de regels en aanwijzingen die terzake door burgemeester en
wethouders worden gegeven, te worden opgevolgd.
- 2
De standplaatshouder zal gebreken aan de standplaats zo spoedig
mogelijk melden aan burgemeester en wethouders.
- 3
Het is de standplaatshouder verboden om:
- a.
de standplaats geheel of
gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik af te staan;
- b.
in of op
de standplaats enigerlei nering of bedrijf uit te oefenen of te
laten uitoefenen en/of goederen en/of afvalstoffen en dergelijke te
hebben of op te slaan, welke betrekking hebben op de uitoefening van
enigerlei nering of bedrijf;
- c.
in of op de standplaats voorwerpen
of stoffen aanwezig te hebben, welke door gasvorming, brand- of
explosiegevaar, gewicht, lawaai, hinderlijke geur of op enigerlei
andere wijze hinder of gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken.
- 4
Het is de standplaatshouder verboden om, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders:
- a.
de
woonwagen op de standplaats te verplaatsen of te laten verplaatsen;
- b.
in of op de standplaats aan of bij te bouwen, af te breken of
enige andere verandering aan te brengen danwel zulks te laten
gebeuren, behoudens ingeval door het college van burgemeester en
wethouders een bouwvergunning is verleend;
- c.
de bij de standplaats
behorende erfafscheiding te verwijderen, te verplaatsen of
anderszins te veranderen dan wel zulks te laten gebeuren, tenzij
voor deze erfafscheiding geen bouwvergunning is vereist.
- 5
Burgemeester en wethouders weigeren de in het vierde lid toestemming
indien de voorgenomen verandering in strijd is met een wettelijk
voorschrift en kunnen aan de toestemming voorschriften verbinden.
- 6
De ingevolge dit artikel gevorderde toestemming is niet vereist in
gevallen waarin wordt gehandeld door, vanwege of in opdracht van
burgemeester en wethouders.
Artikel 5
- 1
De standplaatshouder is verplicht de personen, die door burgemeester
en wethouders zijn belast met het afleggen van controlebezoeken en
of het uitvoeren van werkzaamheden op de standplaats toe te laten.
- 2
De standplaatshouder is verplicht alle door burgemeester en
wethouders noodzakelijk geachte werkzaamheden in of op de
standplaats toe te staan.
Artikel 6
- 1
De standplaatshouder die voornemens is om de standplaats te verlaten
is verplicht dit schriftelijk te melden bij burgemeester en
wethouders. De melding dient tenminste 30 dagen voor de vertrekdatum
plaats te vinden.
- 2
De standplaatshouder is verplicht om bij diens vertrek de
standplaats zonder gebreken en behoorlijk schoon gemaakt achter te
laten en alle door burgemeester en wethouders verstrekte sleutels
vóór het verlaten van de standplaats uitsluitend aan burgemeester en
wethouders ter beschikking te stellen.
- 3
De standplaatshouder is tevens verplicht om bij diens vertrek ervoor
te zorgen dat, onverminderd het bepaalde in artikel 4, vierde lid,
de standplaats in oorspronkelijke staat wordt achtergelaten.
Artikel 7
Overtreding van het bepaalde in artikel 4 en artikel 6, derde lid wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de
tweede categorie.
Artikel 8
De opsporing van de in artikel 7 strafbaar gestelde feiten is, naast de
in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde
opsporingszorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder
voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld
Artikel 9
Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden hebben
zij die belast zijn met de zorg voor de naleving van het bij of
krachtens deze verordening bepaalde, op grond van artikel 149 van de
Gemeentewet toegang tot alle plaatsen - woonwagens daaronder mede
verstaan - voor zover dat redelijkerwijs vereist is in verband met het
toezicht op de naleving en opsporing daarvan.
Artikel 10
De "Verordening Woonwagencentrum gemeente Heeswijk-Dinther"vastgesteld
d.d. 29 september 1988 van de voormalige gemeente Heeswijk-Dinther,
wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11 genoemde datum van
ingang.
Deze verordening kan worden aangehaald als "verordening op het gebruik
van standplaatsen voor woonwagens 1995".
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.