Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Afvalverwijdering Utrecht |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Afvalverwijdering Utrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding en ondertekening zijn bij benadering vastgesteld.
Wet gemeenschappelijke regelingen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-04-1995 | 13-04-1995 | nieuwe regeling | 13-04-1995 Onbekend | Onbekend |
Gedeputeerde staten van de provincie Utrecht brengen ter openbare kennis dat de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Abcoude, Amerongen, Amersfoort, Baarn, Benschop, De Bilt, Breukelen, Bunnik, Bunschoten, Cothen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Eemnes, Harmelen, Houten, Kamerik, Kockengen, Langbroek, Leersum, Leusden, Linschoten, Loenen, Lopik, Maarn, Maarssen, Maartensdijk, Mijdrecht, Montfoort, Nieuwegein, Polsbroek, Renswoude, Rhenen, Snelrewaard, Soest, Utrecht, Veenendaal, Vinkeveen en Waverveen, Vleuten-De Meern, Wijk bij Duurstede, Willeskop, Wilnis, Woerden, Woudenberg, Usselstein, Zegveld, Zeist, alsmede provincialestaten en gedeputeerde staten van Utrecht, ieder voor zover zij bevoegd zijn en gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen hebben besloten tot het aangaan van de "Gemeenschappelijke regeling afvalverwijdering Utrecht".
De Kroon heeft bij Koninklijk besluit van 1 oktober 1984, nr. 12, krachtens artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de desbetreffende regeling goedgekeurd.
De tekst van de thans aangegane gemeenschappelijke regeling luidt als volgt:
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
afvalstoffen: afvalstoffen bedoeld in de Wet Milieubeheer;
wet: de Wet Milieubeheer;
Binnen het gebied zijn aan de organen van het lichaam in het kader van deze regeling opgedragen de verplichtingen en de bevoegdheden die zij binnen de grens van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen hebben.
De organen van de provincie behouden de bevoegdheden die hun zijn toegekend in de Afvalstoffenwet. Zij zullen naast hetgeen in een provinciaal afvalstoffenplan wordt bepaald evenwel geen aanvullende regelen stellen jegens het openbaar lichaam.
De volgende bepalingen zijn tevens van toepassing op de plaatsvervangende leden.
Zolang de staten of de betreffende gemeenteraden niet hebben voldaan aan het in het vorige lid bepaalde, blijven de door hen of mee door hen aangewezen leden van het algemeen bestuur die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren totdat de staten of de betreffende gemeenteraden nieuwe leden hebben aangewezen.
De onder a. bedoelde vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal leden dat is opgekomen. Indien het in het derde lid bedoelde quorum niet aanwezig is, kan alleen worden beraadslaagd en besloten over zaken die vermeld zijn in de oproepingsbrief voor de eerste vergadering. In dat geval is artikel 13 niet van toepassing.
Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer ten minste eenvijfde der aanwezige leden hierom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd, indien en voor zover onderwerpen aan de orde zijn van zodanige aard, dat behandeling daarvan in een openbare vergadering, gezien de schade welke daarvoor aan algemene of bijzondere belangen kan worden toegebracht niet gerechtvaardigd moet worden geacht.
Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van een belang genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Op grond van een belang genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie als bedoeld in artikel 19, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
De krachtens het tweede aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Een stemming is geldig, ongeacht het aantal leden dat eraan heeft deelgenomen, ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen, ten aanzien waarvan in een vroegere vergadering een stemming op grond van het eerste lid nietig was.
Indien aan een commissie bevoegdheden van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur worden toegekend, regelt het algemeen bestuur de verantwoording aan het algemeen bestuur en voor zover zulks in verband met de aard en de omvang van de toegekende bevoegdheden nodig is, tevens de werkwijze van de commissie, de openbaarheid van vergaderingen, de voorbereiding, de uitvoering van de openbaarmaking van besluiten van de commissie, het toezicht van het algemeen bestuur of «/an het dagelijks bestuur op de uitoefening van de bevoegdheden van de commissie en de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van andere organen van het openbaar I ichaam. Voor zover hel betreft een commissie waaraan bevoegdheden van het dageli|ks bestuur worden toegekend, worden deze regels vastgesteld op voorstel van het dagelijks bestuur.
De raad (raden) van een of meer gemeente(n) kan (kunnen) het algemeen bestuur gemotiveerd verzoeken, met het oog op het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a. en b. en tweede lid, aanhef en onder b. een commissie als bedoeld in het vijfde lid dan wel een vaste commissievan advies en bijstand in te stellen. Binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek doet het dagelijks bestuur daaromtrent een voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur beslist pas over het verzoek nadat het in de vorige zin bedoelde voorstel is uitgebracht. Een zodanig verzoek wordt ingewilligd, tenzij een meerderheid van ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van het algemeen bestuur tegen het instellen van de verlangde commissie wordt uitgebracht.
Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad, die geen lid van het algemeen bestuur aanwijst, doch namens welke raad hij mede in het bestuur zitting heeft, alle inlichtingen die door die raad of een of meer daarvan worden verlangd. Het reglement van orde als bedoeld in artikel 17 van deze regeling houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 1 maart voorafgaande aan het begrotingsjaar een ontwerp-begroting op. In deze begroting zijn de bedragen, die voor iedere gemeente afzonderlijk worden geraamd aan de hand van de door de gemeente op te geven geraamde te leveren hoeveelheden afvalstoffen, voor iedere gemeente afzonderlijk opgenomen.
Terstond na de vaststelling wordt de begroting in afschrift toegezonden aan provinciale staten en de raden van de gemeenten. Laatstgenoemden nemen de op basis van deze begroting voor de gemeenten geraamde kosten in hun begroting op. De gemeenten verplichten zich aan het begin van ieder kwartaal een evenredig deel van de aan hen toe te rekenen in de begroting geraamde bedragen aan het openbaar lichaam over te maken.
Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks voor 1 april de rekening over het afgelopen jaar onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de in artikel 33, tweede lid, aangeduide deskundige(n), en van hetgeen het dagelijks bestuurtezijnerverantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan. De rekening gaat vergezeld van een verslag van de werkzaamheden over het afgelopen jaar.
Wanneer aan het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet, aan het bepaald in artikel 34, vijfde lid, tweede volzin, van deze regeling doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 240a van de Gemeentewet.
Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Toetreding tot of uittreding vaneen deelnemer aan deze gemeenschappelijke regeling kan bij besluit van de bestuursorganen van de provincie of de desbetreffende gemeente plaatsvinden, doch slechts wanneer het algemeen bestuur bij een met ten minste twee derde der uitgebrachte stemmen vastgesteld besluit in de toe- of uittreding en de eventueel daaraan verbonden voorwaarden, bewilligt. Het algemeen bestuur bewilligt niet indien de toetreding cq. uittreding in strijd is met het provinciaal plan.
De toetreding, uittreding en wijziging treden in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarop de inschrijving heeft plaatsgevonden in de registers bedoeld in artikel 27, eerste en tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.
De opheffing gaat niet eerder in dan op de eerste dag van de maand volgend op die waarop de inschrijving heeft plaatsgevonden in de registers bedoeld in artikel 27, eerste en tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.
Het dagelijks bestuur zal, nadat tot opheffing is besloten, overgaan tot de voorbereiding van de liquidatie van het openbaar lichaam en stelt daartoe zo spoedig mogelijk een ontwerp-liquidatieplan op. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en behoeft de goedkeuring van de minister. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant heeft plaatsgevonden. [*]
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde bekendmakingen totdat er een dagelijks bestuur van het openbaar lichaam is. De hieraan verbonden kosten komen voor rekening van het openbaar lichaam.