Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
- a.
bevoegd gezagbestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1., eerste
lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b.
monument:zaak van tenminste 50 jaar oud, die van algemeen
belang is op basis van de volgende criteria:
architectuurhistorische waarde; en/of landschappelijke en/of
historisch ruimtelijke waarde; en/of cultuurhistorische waarde;
en/of zeldzaamheidswaarde;
- c.
beschermd monument:beschermd monument als bedoeld in artikel
1.1, eerste lid, van de Wet al-gemene bepalingen
omgevingsrecht;
- d.
gemeentelijk monument:onroerend monument dat overeenkomstig de
bepalingen van deze veror-dening als beschermd gemeentelijk
monument is geregistreerd als bedoeld in artikel 6;
- e.
gemeentelijke monumentenlijst:de lijst waarop zijn
geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd
gemeentelijk monument aangewezen onroerende zaken en
terreinen;
- f.
rijks beschermd stads- of dorpsgezicht:van rijkswege ingevolge
artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen beschermd stads-
of dorpsgezicht;
- g.
gemeentelijk stads of dorpsgezicht:gebied, of groep van
onroerende zaken, dat van algemeen belang is we-gens haar
schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang
dan wel haar wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde
en dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als
gemeentelijkstads- of dorpsgezicht is aangewezen en
geregistreerd als bedoeld in artikel 17;
- h.
lijst van gemeentelijke stads of dorpsgezichten:de lijst waarop
zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening als be-schermde
gemeentelijke stads of dorpsgezichten geregistreerde
gebieden;
- i.
kerkelijk monument:onroerend monument, dat eigendom is van een
parochie, een kerkge-nootschap, een kerkelijke gemeente, of van
een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een
overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefe-ning van de
eredienst;
- j.
monumentencommissie:de door het college van burgemeester en
wethouders ingestelde commissie, die als taak heeft het college
van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging
te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, over de werking van de
gemeentelijke monumentenverordening, over het gemeentelijk
monumen-tenbeleid en de aanwijzing van nieuwe monumenten;
- k.
bouwhistorisch onderzoek:onderzoek, in een schriftelijke
rapportage vastgelegd, naar de bouwge-schiedenis, de
bouwhistorische kwaliteit en de monumentale waarde van een
monument;
- l.
vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, of 2.2. van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
Artikel 2 Nieuw Artikel
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met
(niet-schadelijk) gebruik van het monument. Het belang van dit gebruik
wordt gewogen bij besluitvorming op grond van deze verordening.
Hoofdstuk 2 GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
- 1
Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op
aan-vraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als
gemeente-lijk monument. Een besluit tot aanwijzing is gebaseerd op
een redenge-vende monumentbeschrijving, waarbij waardering
plaatsvindt volgens een door het college van burgemeester en
wethouders vast te stellen be-oordelingssystematiek.
- 2
Voordat het college van burgemeester en wethouders over de
aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de
Monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit
advies achterwege blijven.
- 3
Voordat het college een besluit neemt zoals genoemd in het eerste
lid stelt ze degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar
en (beperkt) gerechtigde staan vermeld, de hypothecaire schuldeisers
en - als om de aanwijzing is verzocht - de verzoeker in de
gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen.
- 4
Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de
aanwijzing van een gemeentelijk monument.
- 5
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de
kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk
mo-nument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in
artikel 6 lid 1 plaats heeft of vaststaat dat het monument niet
wordt aangewe-zen, zijn de artikelen 9 tot en met 12 van
overeenkomstige toepassing.
- 6
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen, dat ten
be-hoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk
monu-ment een bouwhistorisch¬ onderzoek wordt verricht.
- 7
De aanwijzing als gemeentelijk monument kan geen object betreffen
dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3,
Monumentenwet 1988.
Artikel 4 Termijn van advies en aanwijzingsbesluit
- 1
De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na
ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en
wethou-ders.
- 2
Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 12 weken
na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in
ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
Artikel 5 Mededeling van de aanwijzing
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt medegedeeld aan
degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt
gerechtigde staan ver-meld, aan de ingeschreven hypothecaire
schuldeisers en, indien om aanwij-zing is verzocht, aan de
verzoeker.
Artikel 6 Registratie van de aanwijzing op de gemeentelijke
monumentenlijst
- 1
Het college van burgemeester en wethouders registreert het
gemeentelij-ke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
- 2
De registratie van een gemeentelijk monument omvat:
-
de plaatselijke aanduiding;
-
de datum van de aanwijzing;
-
de kadastrale aanduiding;
-
-
een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
- 1
Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing
ambts-halve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
- 2
Artikel 3, lid 2, 3 en 4 alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige
toe-passing op het wijzigingsbesluit.
- 3
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van
burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft
overeenkomstige toepassing van artikel 3, lid 2, 3 en 4, alsmede
artikel 4 achterwege.
- 4
De inhoud en datum van wijziging worden op de gemeentelijke
mo-numentenlijst aangetekend.
- 5
De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die in
de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan
vermeld en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
- 1
Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing
intrek-ken.
- 2
Artikel 3, lid 2 en lid 3 én artikel 4 zijn van toepassing op de
intrekking.
- 3
De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken als onherroepelijk is
be-slist tot aanwijzing krachtens artikel 3 van de Monumentenwet
1988.
- 4
Intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst
aangetekend.
- 5
De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die in
de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan
ver-meld en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en de
overige belanghebbenden.
Artikel 9 Verbodsbepalingen gemeentelijke monumenten
- 1
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te
ver-nielen
- 2
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd
met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
- a.
een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te
ver-plaatsen, in enig opzicht te wijzigen.
- b.
een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te
la-ten gebruiken op een wijze, dat het wordt ontsierd of in
gevaar gebracht.
Artikel 10 Termijnen advies en vergunningverlening
- 1
Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de
ontvankelij-ke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument
aan de monumentencommissie voor advies.
- 2
Binnen vier weken na de adviesaanvraag brengt deze commissie
schrif-telijk advies uit aan het college van burgemeester en
wethouders.
- 3
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt
de Monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
Artikel 11 Kerkelijk monument
Het college van burgemeester en wethouders geeft voor een kerkelijk
mo-nument geen beschikking af ingevolge de bepalingen van artikel 9, lid
2 dan nadat overeenstemming met de eigenaar is bereikt, indien en voor
zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van het
belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in het gemeentelijk
monument in het ge-ding zijn.
Artikel 12 Intrekken van de vergunning
- 1
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken
als:
- a)
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige op-gave is verleend;
- b)
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld
in artikel 9 niet naleeft;
- c)
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich
zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het
gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen;
- d)
niet binnen 52 weken van de vergunning gebruik wordt
gemaakt.
- 2
Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie aan de
Monumen-tencommissie gezonden.
Hoofdstuk 4 GEMEENTELIJKE STADS- OF DORPSGEZICHTEN
Artikel 14 Aanwijzing
- 1
De gemeenteraad kan op voorstel van het college van burgemeester en
wethouders een gemeentelijk stads of dorpsgezicht aanwijzen.
- 2
Voordat het voorstel tot aanwijzing bij de gemeenteraad wordt
in-gediend, legt het college van burgemeester en wethouders het
con-cept-aanwijzingsbesluit vier weken ter visie en vraagt het
college van burgemeester en wethouders, met de ingebrachte
zienswijzen, advies aan de Monumentencommissie. Deze commissie
adviseert schrifte-lijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek
van het college van burgemeester en wethouders.
- 3
De aanwijzing kan geen stads of dorpsgezicht betreffen dat is
aan-gewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.
Artikel 15 Bescherming in relatie tot de Wet Ruimtelijke Ordening
(WRO)
- 1
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads of
dorpsgezicht een bestemmingsplan vast (eventueel aangevuld met een
daarop van toepassing zijnde Beeldkwaliteitplan) als bedoeld in de
Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarin aanwezige cultuurhis-torische
waarden zijn opgenomen.
- 2
Indien voor een gebied een of meerdere bestemmingsplannen vige-ren
neemt de gemeenteraad een besluit waarin wordt bepaald in hoeverre
deze bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van lid 1
kunnen worden aangemerkt.
Artikel 16 Registratie
- 1
Het college van burgemeester en wethouders registreert het
ge-meentelijke stads of dorpsgezicht op de lijst van stads of
dorpsge-zichten.
- 2
De lijst van stads of dorpsgezichten bevat de
plaatselijkeaanduiding; de datum van aanwijzing; de
gebiedsaanwijzing van het stads of dorpsgezicht; een beschrijving
van de daarin vervatte cul-tuurhistorische waarden.
Artikel 17 Aanpassing van de aanwijzing
- 1
Aanpassingen van de aanwijzing berusten bij de gemeenteraad.
- 2
Artikel 3, lid 2, 3 en 4 alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige
toepassing op de wijziging.
- 3
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van
burgemees-ter en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft
overeen-komstige toepassing van artikel 3, lid 2, 3 en 4, alsmede
artikel 4 en artikel 18 lid 1 achterwege.
Artikel 18 Intrekking van de aanwijzing
- 1
De gemeenteraad kan de aanwijzing intrekken.
- 2
Artikel 3, lid 2 en 3 en artikel 4 zijn van toepassing op de
intrek-king.
- 3
De aanwijzing wordt ingetrokken als onherroepelijk is beslist tot
aanwijzing krachtens artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
Hoofdstuk 5 SLOT EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 19 Strafbepaling
Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt
ge-straft met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 20 Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn belast de door het college van burgemeester en
wet-houders aangewezen personen.
Artikel 21 Inwerkingtreding
- 1
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
- 2
De Monumentenverordening Bernheze 2007, vastgesteld bij besluit van
de gemeenteraad van Bernheze d.d. 20 december 2007 wordt ingetrokken
op de dag dat de Monumentenverordening Bernheze 2010 in werking
treedt.
- 3
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde
mo-numenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in
ar-tikel 15, lid 2, van de Monumentenwet 1988.
- 4
De monumentenverordening van de gemeente Bernheze, vastge-steld bij
besluit van de gemeenteraad van 18 mei 1995 voor zover het betreft
bepalingen over beschermde monumenten, vervalt op de datum waarop
lid 3 toepassing vindt.
- 5
De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening
geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aange-wezen te
zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
- 6
De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de
monumentenlijst van de ingevolge lid 2 genoemde vervallen
veror-dening worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de
be-palingen van deze verordening.
- 7
Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerking-treding
van deze verordening worden afgehandeld met inachtne-ming van de in
het tweede lid van deze verordening ingetrokken verordening.
Artikel 22 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Monumentenverordening Bernheze
2010.