Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid 2010, gemeente Oosterhout |
Citeertitel | Verordening cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid 2010, gemeente Oosterhout |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De verordening cliëntenparticipatie sociale zekerheid, gemeente Oosterhout, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 2 juli 2008 wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding genoemd in artikel 14.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-03-2012 | 01-01-2015 | Aanhef, artikel 1, 4 en 5 | 28-02-2012 Weekblad Oosterhout, 07-03-2012 | BI.0120013 | |
27-01-2011 | 08-03-2012 | Artikel 1, 5 | 18-01-2011 Weekblad Oosterhout, 26-01-2011 | ||
01-07-2010 | 27-01-2011 | nieuwe regeling | 18-05-2010 Weekblad Oosterhout, 16-06-2010 | BI.0100050 |
Verordening cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid 2010, gemeente Oosterhout
De raad van de gemeente Oosterhout;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 april 2010;
gelet op artikel 47 van de Wet werk en bijstand, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 2, lid 3 van de Wet sociale werkvoorziening, en artikel 150 van de Gemeentewet;
overwegende dat het noodzakelijk is om cliëntenparticipatie in het kader van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet sociale werkvoorziening te regelen;
vast te stellen: de “Verordening cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid 2010, gemeente Oosterhout”.
Artikel 3 Doel cliëntenparticipatie
Het doel van cliëntenparticipatie is het bevorderen van de betrokkenheid van de cliënt bij de vorming, uitvoering en evaluatie van het sociale zekerheidsbeleid en daarmee het bewaken en vergroten van de kwaliteit van de dienstverlening.
Artikel 4 Taken en bevoegdheden cliëntenraad
De taak van de cliëntenraad is het gevraagd of ongevraagd adviseren van het college over de vorming, uitvoering en evaluatie van het gemeentelijke sociale zekerheidsbeleid alsmede over de uitvoering van landelijke sociale zekerheidswet- en regelgeving, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de gemeente. Verder is de cliëntenraad bevoegd om advies uit te brengen en initiatieven aan te dragen over het uitbreiden van de dienstverlening dan wel andere vormen van dienstverlening.
Het college draagt zorg voor alle faciliteiten om het overleg tussen het college en de cliëntenraad naar behoren te laten verlopen. Verder draagt het college bij aan deskundigheidsbevordering onder de leden van de cliëntenraad. Ter bevordering van die deskundigheid en ter bestrijding van kosten van taken en bevoegdheden stelt het college aan de cliëntenraad jaarlijks middelen ter beschikking.
Over de uitvoering van deze verordening legt het college jaarlijks door middel van het beleidsverslag verantwoording af aan de raad.
Binnen verschillende sociale zekerheidsregelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de gemeente, wordt er belang gehecht aan de vormgeving van cliëntenparticipatie. Dit belang wordt ook groter naarmate de gemeente meer beleidsvrijheid krijgt. Om deze redenen heeft de wetgever in een aantal sociale zekerheidsregelingen de verplichting opgelegd dat de gemeente bij verordening regels stelt over de wijze waarop cliëntenparticipatie plaatsvindt. Een dergelijke bepaling is opgenomen in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en sinds 1 oktober 2009 de Wet investeren in Jongeren (WIJ).
In de WWB is in artikel 47 de volgende bepaling over cliëntenparticipatie opgenomen.
De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:
In artikel 2, lid 3 van de Wsw is het volgende vastgelegd.
De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de ingezetenen die geïndiceerd zijn of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:
Tenslotte is in artikel 12 van de WIJ vastgelegd:
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de wetten waarop deze verordening betrekking heeft (WWB, Wsw, IOAW, IOAZ en WIJ) of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in deze wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.
De begrippen die niet zijn omschreven in de genoemde wetten of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.
Artikel 2 Samenstelling cliëntenraad
Dit artikel regelt de samenstelling van de cliëntenraad sociale zekerheid. Zoals in het eerste lid is bepaald, kunnen zowel vertegenwoordigers van belangenorganisaties als individuele cliënten lid zijn van de cliëntenraad. De praktijk laat overigens zien dat het aantal individuele cliënten dat de bereidheid heeft om zitting te nemen in de cliëntenraad laag is.
De gemeente wil geen invloed uitoefenen op de samenstelling van de cliëntenraad. In het tweede lid is dan ook bepaald dat de cliëntenraad zelf bepaald welke personen lid kunnen zijn. Wel is in het derde lid bepaald dat de cliëntenraad er voor moet zorgen dat zijn samenstelling een goede afspiegeling vormt van de doelgroepen waarvoor de raad de belangen behartigt. Dit betekent dat er voldoende vertegenwoordiging dient te zijn van uitkeringsgerechtigden (WWB, IOAW, IOAZ), jongeren (WIJ) en personen met een Wsw-indicatie.
Artikel 3 Doel cliëntenparticipatie
Dit artikel behelst een globale omschrijving van het doel van cliëntenparticipatie en omarmt de gedachte dat cliëntenparticipatie onmisbaar is in een uitvoering van beleidsgebieden waarin de cliënt centraal staat.
Artikel 4 Taken en bevoegdheden cliëntenraad
Dit artikel bepaalt de reikwijdte van de taken en bevoegdheden die aan de cliëntenraad zijn toebedeeld. Naast een adviserende taak wat betreft de algemene werkzaamheden en dienstverlening van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg, heeft de cliëntenraad ook recht van initiatief op dit terrein.
In het tweede lid is bepaald dat de taak van de cliëntenraad zich in ieder geval richt op de WWB, de Wsw, de IOAW, de IOAZ en de WIJ. Dit zijn namelijk de onderdelen waarvoor er een wettelijke verplichting is om cliëntenparticipatie vorm te geven. De woorden “in ieder geval” duiden er op dat er geen sprake is van een limitatieve opsomming. De cliëntenraad kan zich ook bezighouden met andere sociale zekerheidsregelingen waarvan de uitvoering is neergelegd bij de gemeente. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen of het gemeentelijk minimabeleid dat buiten de WWB is vormgegeven. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) behoort in principe niet tot het taakveld van de cliëntenraad sociale zekerheid, omdat de Wmo zijn eigen vorm van cliëntenparticipatie kent.
In het derde lid is geregeld dat de cliëntenraad in ieder geval om advies wordt gevraagd bij het opstellen van beleidsplannen en verordeningen.
Uitdrukkelijk worden individuele zaken buiten het overleg met de cliëntenraad gehouden (lid 4), omdat deze worden behandeld via andere procedures en overlegstructuren.
Artikel 5 Overleg met cliëntenraad
Dit artikel regelt in grote lijnen het aantal aanwezigen tijdens het overleg tussen het college en de cliëntenraad, staat een zeker evenwicht voor in de vertegenwoordiging van alle betrokken belangengroepen en maatschappelijke organisaties en deelt een aantal functies toe aan de gemeentelijke vertegenwoordiging tijdens het overleg.
Dit artikel bepaalt dat de cliëntenraad overleg voert met het college. Het college is immers het bestuursorgaan dat is belast met de uitvoering van de WWB, de Wsw, de IOAW, de IOAZ en de WIJ. In beginsel zal het college zich tijdens het overleg laten vertegenwoordigen door de portefeuillehouder sociale zekerheid. Met name waar het gaat om beleidszaken wordt de positie van de portefeuillehouder in dit overleg van belang geacht. De mogelijkheid wordt geboden dat de afdelingsmanager de plaats van de portefeuillehouder overneemt. Dit zal met name aan de orde zijn wanneer het gaat om dienstverleningsaspecten. In de praktijk kan dit betekenen dat de portefeuillehouder slechts dat deel van het overleg bijwoont voor wat betreft het gaat om beleidszaken.
In dit artikel staat een aantal taken opgesomd, dat de ambtelijke voorzitter tijdens het overleg tussen het college en de cliëntenraad heeft. Deze taken hebben hoofdzakelijk te maken met de ordehandhaving tijdens het overleg.
In dit artikel staat een aantal taken opgesomd dat de ambtelijke secretaris tijdens het overleg tussen het college en de cliëntenraad heeft en te maken heeft met de voorbereiding op en verslaglegging tijdens het overleg.
Het eerste lid biedt een waarborg voor een minimale vergaderfrequentie van vier maal per jaar tussen het college en de cliëntenraad. Uiteraard is het mogelijk om extra vergaderingen uit te schrijven. Dit kan zowel op verzoek van de cliëntenraad als op verzoek van de gemeente.
Indien een stemprocedure wordt gestart voor een uit te brengen advies, bepaalt het tweede lid dat voor een uit te brengen advies een absolute meerderheid van het aantal aanwezige leden van de cliëntenraad c.q. stemgerechtigden nodig is.
Het college draagt kosteloos zorg voor alle faciliteiten om het overleg met de cliëntenraad naar behoren te laten verlopen. Hier wordt expliciet onder verstaan het beschikbaar stellen van een vergaderruimte en het kopiëren en verspreiden van noodzakelijke stukken. Verder draagt het college bij aan deskundigheidsbevordering onder de leden van de cliëntenraad. Daarbij kan gedacht worden aan periodieke instructies aan de leden c.q. deelnemende belangengroepen en maatschappelijke organisaties. Ter bestrijding van kosten in verband met de bevordering van die deskundigheid en ter bestrijding van kosten die worden gemaakt in de uitoefening van taken en bevoegdheden van de cliëntenraad wordt door het college aan de cliëntenraad jaarlijks een bedrag ter beschikking gesteld. Het college voert overleg met de cliëntenraad over de hoogte en verantwoording van dat bedrag. Het college stelt jaarlijks dat bedrag vast.
Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.
In het tweede lid wordt geregeld dat de cliëntenraad hier vooraf over gehoord wordt.
Evenals de uitvoering van de WWB, de Wsw, de IOAW, de IOAZ en de WIJ ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.
De gemeenteraad kan zijn controlerende functie alleen op een goede wijze vormgeven, indien beschikt wordt over de van belang zijnde gegevens. Om deze reden is in dit artikel bepaald dat het college jaarlijks verslag doet over de uitvoering van deze verordening. Deze verantwoording wordt afgelegd door middel van het beleidsverslag sociale zekerheid.
Deze verordening vervangt de verordening cliëntenparticipatie sociale zekerheid, gemeente Oosterhout, die in mei 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad. Deze verordening wordt hierbij dan ook ingetrokken.
Op grond van artikel 86 van de Wet Investeren in Jongeren loopt de overgangsperiode af per 1 juli 2010. Per die datum lopen ook de tijdelijke beleidsregels af op grond waarvan de bestaande verordeningen eveneens van toepassing zijn op jongeren. Een en ander betekent dat deze verordening uiterlijk op 1 juli 2010 in werking moet treden.