Organisatie | Heumen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008 |
Citeertitel | Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | Onbekend | 24-06-2008 De Verbinding, 21-12-2010 | Onbekend |
Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008 De raad van de gemeente Heumen,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 juni 2008,
Gelet op hoofdstuk 6, afdeling 6.1 „Tegemoetkoming in schade‟, Wet ruimtelijke ordening (Wro); Gelet op hoofdstuk 6, afdeling 6.1 `Tegemoetkoming in schade´ van het Besluit van 21 april 2008 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening), zoals gepubliceerd in het Staatsblad 2008, nr. 145;
BESLUIT: vast te stellen de hierna volgende “Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008”.
Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Derde-belanghebbende: degene als bedoeld in afdeling 6.1, die verzocht heeft om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen dan wel om een ontheffing te verlenen, en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten welke inhoudt dat geheel of gedeeltelijk die schade voor zijn rekening komt, die haar grondslag rechtstreeks vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager tegemoetkoming vraagt;
In voorkomende gevallen zendt het college de betrokken andere bestuursorganen onverwijld een exemplaar van de aanvraag en van de daarbij gevoegde stukken, onder vermelding van de datum van ontvangst. Het college deelt de aanvrager zo spoedig mogelijk mee door welk bestuursorgaan op de aanvraag zal worden beslist.
In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager er op dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag van €300,- verschuldigd is. Het college deelt de aanvrager mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente gestort moet zijn.
Artikel 3: de eisen omtrent de aanvraag
1.Onverminderd artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1
Daartoe wordt het formulier ´Aanvraag tegemoetkoming planschade´ gebruikt.
Artikel 4: besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager
Indien het drempelbedrag niet binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst is bijgeschreven of gestort, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij geoordeeld wordt dat de aanvrager niet in verzuim is geweest.
Artikel 5: besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid
Een besluit om een onvolledige aanvraag niet, onderscheidenlijk niet verder in behandeling te nemen, wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.
Artikel 6: besluit tot opdrachtverstrekking
Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 4 of 5 van deze procedureregeling of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, wijst het bestuursorgaan uiterlijk binnen 12 weken na het verstrijken van de termijnen als genoemd in artikel 5 lid een adviseur aan. Het college verstrekt opdracht om ter zake van de aanvraag een advies uit te brengen ten aanzien van de te nemen beslissing.
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid Wro, kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in artikel 6.2 van deze verordening, schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur(s) bij het college indienen.
Artikel 7: werkwijze van de adviseur
De adviseur stelt de aanvrager, eventuele derde-belanghebbenden en het college in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling (via een hoorzitting) toelichting te geven, informatie te verschaffen danwel hun visie te geven over de aanvraag om tegemoetkoming van planschade. Hiervan wordt een verslag gemaakt dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.
Na verstrijking van periode van het inbrengen van zienswijzen zullen de opmerkingen, mits gegrond en/of relevant, door de adviseur worden verwerkt in de definitieve versie van het advies. Opmerkingen die niet zijn verwerkt in het definitieve advies zullen als bijlage door de adviseur in het definitieve advies worden opgenomen. Het definitieve advies dient 4 weken na beëindiging van periode tot het inbrengen van opmerkingen op het advies, ontvangen te zijn.
De adviseur adviseert het bestuursorgaan over de hoogte van de eventueel toe te kennen tegemoetkoming, en doet, indien het bestuursorgaan daartoe een strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan een tegemoetkoming in geld, kan worden beperkt of ongedaan worden gemaakt. Heeft een schadeoorzaak, als bedoeld in artikel 2 en 3 van deze verordening, naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan wordt dit voordeel bij het advies over de te vergoeden schade in aanmerking genomen.
Artikel 9: beslissing van het college
1.Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op het verzoek en maakt dit besluit binnen deze termijn bekend aan de aanvrager. 2. Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing, onder opgaaf van redenen, eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.
Indien het college een tegemoetkoming van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van dat besluit. Behalve het uit te keren bedrag ten aanzien van de tegemoetkoming van planschade, waarin de wettelijke rente is verrekend, wordt het drempelbedrag of griffierecht teruggestort aan de aanvrager.
Artikel 11: overgangsbepalingen
Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro blijft van toepassing ten aanzien van aanvragen om schadevergoeding ingevolge artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) die zijn ingediend voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet of die ingevolge artikel II, lid 2 en 3, van de wet van 8 juni 2005, Stb. 305, tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschade vergoedingsaanspraken, alsmede planschadevergoedingsovereenkomsten), nog tot 1 september 2010 kunnen worden ingediend. Artikel 6.2 lid 2 Wro geldt tot 1 september 2010 niet voor aanvragen ingevolge artikel 6.1 Wro om tegemoetkoming in schade die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro is ontstaan. Voorgaande en datgene dat geregeld is conform artikel 9.1.18 en 9.1.19 Invoeringswet Wro komen neer op het volgende: