Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oosterhout

Subsidieverordening monumentenzorg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOosterhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening monumentenzorg
CiteertitelSubsidieverordening monumentenzorg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149 
  2. Monumentenverordening 1999

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2000nieuwe regeling

28-09-1999

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening monumentenzorg

RAAD DER GEMEENTE OOSTERHOUT

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 augustus 1999

Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de gemeentewet en de monumentenverordening 1999

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTENZORG

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    monumenten en beeldbepalende zaken

  • beschermende gemeentelijke monumenten en beschermende beeldbepalende zaken waarvan het besluit tot aanwijzing zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 of artikel 21 lid 1 van de monumentenvordering 1999 onherroepelijk is geworden.

  • 2.

    eigenaar

  • eigenaar is diegene, die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld.

  • 3.

    restauratiewerkzaamheden

  • de werkzaamheden aan een beschermd gemeentelijk monument of een beschermde beeldbepalende zaak, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel of conservering van de monumentale waarde zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 a en b van deze verordening noodzakelijk zijn.

  • 4.

    onderhoudswerkzaamheden

  • de periodiek noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan onderdelen van het beschermd monument of een beeldbepalende zaak, die monumentale of beeldpalende waarde bezitten.

  • 5.

    a. monumentale waarde van een beschermd monument wordt bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren en het omhulsel; en/of door die onderdelen of objecten die blijkens het register, bedoeld in artikel 6 lid 2 van de monumentenverordening 1999, of naar het oordeel van burgemeester en wethouders van belang zijn wegens hun schoonheid , hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden. Indien uit het register blijkt dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten.

  • b. beeldbepalende waarde van een beschermde beeldbepalende zaak wordt bepaalt door het aan de openbare weg gelegen (deel van een) onroerende zaak , die qua schoonheid van algemeen belang is vanwege het stedenbouwkundig, architectonisch- en/of landschappelijk beeld en/of door die onderdelen die overeenkomstig artikel 22 van de monumentenverordening 1999 als beschermde beeldbepalende zaak zijn geregistreerd. Indien uit het register blijkt, dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, dan wordt de monumentale dan wel beeldbepalende waarde uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

  • 6.

    subsidiabele restauratiekosten

  • de kosten die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om de onderdelen van een monument of beeldbepalende zaak, die blijkens artikel 1 lid 5 van deze vordering en het register, bedoeld in artikel 6 lid 2 van de monumentenverordening 1999 of naar het oordeel van de burgemeester en wethouders van belang zijn wegens hun schoonheid, hunbetekening voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden monumentale waarde bezitten, te herstellen of te conserveren. Als een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht zijn de materiaalkosten subsidiabel. De loonkosten zijn subsidiabel. De loonkosten zijn subsidiabel als hij de werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming, die voldoet aan de vestigingsbesluit bedrijven, zoals dat met ingang van 1 januari 1996 in werking is getreden.

  • 7.

    subsidiabele onderhoudskosten.

  • De kosten van werkzaamheden, die regelmatig moeten worden verricht, om die onderdelen van een monument of beeldbepalende zaak , die overeenkomstig de beschrijving in het monumentenregister, monumentale of beeldbepalende waarde bezitten in goede staat te houden en die naar oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn. Als een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van onderhoud verricht zijn de materiaalkosten subsidiabel. De loonkosten zijn subsidiabel als hij de werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming , die voldoet aan het vestigingbesluit bedrijven, zoals dat met ingang van 1 januari 1996 in werking is getreden.

  • 8.

    rieten daken

  • met riet gedekte daken van gebouwen die ouder zijn dan 25 jaar zijn en voor permanente bewoning in gebruik zijn alsmede boerderijen , schuren, kap- en hooibergen en karschoppen, die bedrijfsmatig in gebruik zijn en onherroepelijk zijn geregistreerd op de gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken.

  • 9.

    monumentencommissie

  • De door de raad ingestelde Commissie of aangewezen instantie, met als taak de werkzaamheden, die beschreven zijn in de “Verordening geregelde de taak, de samenstelling en de werkwijze van de Monumentencommissie”

Artikel 2

De gemeenteraad neemt jaarlijks een besluit waarin het subsidieplafon voor een bepaald jaar voor de uitvoering van de subsidieverordening monumentenzorg 2000 wordt aangegeven.

Artikel 3

  • 1.

    De burgemeester en wethouders beslissen op grond van deze regeling niet dan nadat de monumentencommissie is gehoord. De monumentencommissie betrekt het advies van de commissie welstand en monumenten bij haar advies.

  • 2.

    Voorst kan het treffen van voorzieningen subsidiabel worden gesteld, als deze verband houden met de architectuurhistorische waarde van het monument en deze door burgemeester en wethouders noodzakelijk worden geacht.

  • Deze voorzieningen dien gelijktijdig met de onder in artikel 1 lid 3 bedoelde werkzaamheden te worden uitgevoerd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de Monumentencommissie, in het belang van de monumentenzorg en in gevallen waarin deze verordening niet voorzien, afwijken van het bepaalde in deze subsidieverordening.

Artikel 4

  • 1.

    Aanvragen om subsidie worden in volgorde van binnenkost behandeld met in achtneming van de artikel 2 en 3 lid 1 van deze verordening.

  • 2.

    Bij de beslissing op aanvragen om geldelijke steun houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met:

    • a.

      De prioriteiten, die in het kader van het gemeentelijk monumentenbeleid worden gesteld.

    • b.

      De monumentale waarde van het object.

    • c.

      De bouwtechnische- en uiterlijke staat van het monument alsmede het gebruik daarvan, mede in relatie tot zijn omgeving.

  • 3.

    De subsidie kan worden vastgesteld nadat de werkzaamheden conform de subsidieverlening zijn uitgevoerd, gereed gemeld en akkoord zijn bevonden.

  • 4.

    Indien de voortgang van de werkzaamheden dat rechtvaardigt kan een voorschot op de subsidieverlening worden uitbetaald. Het voorschot kan ten hoogste 60% van de subsidieverlening bedragen.

  • 5.

    a. Aanvragen om subsidie, waarover in verband met het bepaalde in het eerste lid niet positief kan worden beschikt, worden door burgemeester en wethouders voor dat betreffende jaar afgewezen.

  • b. Aanvragen als bedoeld in artikel 4 lid 5 sub a behoeven niet opnieuw te worden ingediend. Deze worden in het eerst volgend jaar, waarop door de gemeenteraad een subsidieplafond is vastgesteld op de oorspronkelijk ingediende volgorde als eerste in behandeling genomen.

  • 6.

    In geval van een calamiteit, waarbij de monumentale waarden van een monument in het geding is, kunnen burgemeester en wethouders met in achtneming van artikel 4 lid 1 van de verordening, afwijken.

  • 7.

    Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet worden begonnen voordat op de aanvraag om subsidie door burgemeester en wethouders is beslist. Op verzoek van de eigenaar kan desgewenst vooruit lopend op de te nemen beslissing omtrent de subsidieverlening door burgemeester en wethouders met de werkzaamheden worden gestart nadat de subsidiabele restauratiekosten zijn vastgesteld.

Artikel 5

  • 1.

    de aanvraag om een subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2.

    Naast het in het eerste lid genoemde formulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      Een gespecificeerde begroting van de kosten

    • b.

      Een werkomschrijving.

    • c.

      Tekeningen, die de bestaande en de te maken toestand van het monument aangeven.

    • d.

      De naam en het adres van de voor de uitvoering verantwoordelijke persoon/ bedrijf.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager, waarvan de aanvraag niet aan de in lid 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoen, in de gelegenheid zijn aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

  • 4.

    Als een monument of een beeldbepalende zaak niet door het plegen van onderhoud wordt gewijzigd is daarvoor geen vergunning noodzakelijk is op grond van artikel 9 of 23 van de Monumentenverordening 1999.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een ontvankelijke aanvraag om subsidie binnen 13 weken. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 13 weken verdagen.

Artikel 7

  • 1.

    uitbetaling van de subsidie door burgemeester en wethouders vindt plaats nadat:

    • a.

      de werkzaamheden op grand waarvan de subsidie is verleend schriftelijk gereed zijn gemeld onder overlegging van de daarop betrekking hebbende afrekening met betalingsbewijzen.

    • b.

      De onder a. bedoelde werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden en de subsidietoekenning door burgemeester en wethouders heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een door aanvrager op te geven giro- of bankrekening.

Artikel 8

Er wordt geen subsidie verstrekt als de kosten van restauratie, onderhoud, hertel of vernieuwing voor monumenten of beeldbepalende zaken voortvloeien uit brand- en stormschade, waartegen verzekering mogelijk is, alsmede voor zover de kosten van voorzieningen op andere wijze kunnen worden vergoed.

HOOFDSTUK 2 RESTAURATIE

Artikel 9

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar van een monument of een beeldbepalende zaak éénmaal per 25 jaar een subsidieverlening doen in restauratiekosten als bedoeld in artikel 1 lid 6.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele restauratie kosten als bedoelt in artikel 1 lid 6 doch ten hoogste f 30.000,-. Voor een beschermd gemeentelijk monument of een beschermde beeldbepalende zaak geen gebouw zijnde bedraagt de bijdrage 50% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste f 15.000,-.

  • 3.

    De subsidiabele restauratiekosten worden bepaald aan de hand van noodzakelijkheid, soberheid, doelmatigheid, de bepalingen in de het bouwbesluit en de Monumentenverordening 1999.

Artikel 10

  • 1.

    De subsidieverlening wordt gedaan onder de voorwaarden dat:

    • a.

      Binnen 13 weken, na de toekenning, met de restauratiewerkzaamheden een aanvang is gemaakt.

    • b.

      De restauratiewerkzaamheden zijn uitgevoerd binnen 52 weken na toekenning.

    • c.

      De bescheiden en gegevens, die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze regeling, worden verstrekt.

    • d.

      De in artikel 6 lid 2 en 3 en artikel 22 van de Monumentenverordening 1999 genoemde monumentale- of beeldbepalende waarden na restauratie in stand zijn gebleven.

    • e.

      De eigenaar het monument of de beeldbepalende zaak na het ontvangen van de subsidie goed onderhoudt en dit vijf maal in 25 jaar (eenmaal per vijf jaar) aantoont doormiddel van een rapport van een onafhankelijke deskundige op het gebied van monumenten.

    • f.

      De eigenaar het monument of beeldbepalende zaak op gebruikelijke wijze verzekert en verzekerd houdt.

    • g.

      De uitvoering geschiedt met inachtneming van het bepaalde in de Vestigingsbesluit bedrijven zoals de met ingang van 1 januari 1996 in werking is getreden.

    • h.

      De bijdrage ingevolge artikel 9 wordt slechts toegekend wanneer de onroerende zaak, na het treffen van de voorzieningen, in haar geheel beschouwd, geen strijdigheid oplevert met bouw- en/of constructieve eisen die volgens wettelijke voorschriften die aan een onroerende zaak moet worden gesteld en de in artikel 6 lid 2 en 3 en artikel 22 van de Monumentenverordening 1999 beschreven waarden van het monument of de beeldbepalende zaak instant worden gehouden en/ of worden hersteld.

    • i.

      In afwijking van het bepaalde in lid h kunnen burgemeester en wethouders toestaan, dat een monument in ten hoogste twee fasen wordt gerestaureerd, mits in de eerste fase ten minste alle bouwtechnische gebreken van de gehele onroerende zaak worden opgeheven. Een aanvraag voor de tweede fase kan niet eerder worden ingediend, dan nadat is voldaan aan het gestelde in artikel 7 lid 1 sub a en b.

Artikel 11

De subsidie wordt geweigerd indien:

  • 1.

    voor de te treffen voorzieningen een vergunning op grond van de Monumentenverordening 1999 en deze is geweigerd.

  • 2.

    voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele restauratiekosten buiten beschouwing.

  • 3.

    indien de subsidiabele restauratiekosten minder dan f 2.500,- bedragen.

Artikel 12

  • 1.

    onder de subsidiabele restauratiekosten worden die kosten verstaan, die direct samenhangen met de in artikel 1 lid 3 bedoelde restauratiewerkzaamheden en die zijn opgenomen in de “Leidraad subsidiabele restauratiekosten”en de “ Leidraad subsidiabele onderhoudskosten” zoals die door het Ministerie van OCW op 4 januari 1999 zijn vastgesteld en in Staatscourant 17 van 26 januari 1999 zijn gepubliceerd.

  • 2.

    Het betreft de volgende kosten:

    • a.

      De aanneemsom, die betrekking heeft op de restauratiewerkzaamheden.

    • b.

      Het architectenhonorarium, de constructeur en de kosten van het dagelijks toezicht naar evenredigheid van verhouding tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten, waarbij de berekeningsmethodiek wordt aangehouden, zoals die is opgenomen in de “Beleidsregels onderhoud en restauratie monumenten” van het Ministerie van OCW van 4 januari 1999.

    • c.

      Bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek, dat noodzakelijk is om inzicht te krijgen in de monumentale waarde, voor zover die niet blijkt uit de uit de beschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst.

    • d.

      De leges die evenredig wordt verdeeld tussen de subsidiabele en niet- subsidiabele restauratiekosten.

    • e.

      De verschuldigde omzetbelasting, mits deze niet verrekenbaar is.

    • f.

      Installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover deze door burgemeester en wethouders zijn voorgeschreven.

HOOFDSTUK 3 ONDERHOUD

Artikel 13

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een monument of beeldbepalende zaak een bijdrage toekennen in de subsidiabele onderhoudskosten.

  • 2.

    De bijdrage in de subsidiabele onderhoudskosten bedraagt 50% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste f 5.000,- éénmaal per vijf jaar.

  • 3.

    De subsidiabele kosten met betrekking tot de in artikel 1 lid 7 genoemde voorzieningen worden bepaald aan de hand van beoordeling op noodzakelijkheid, soberheid, doelmatigheid en de bepalingen in de bouw- en monumentenverordening.

  • 4.

    Voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele onderhoudskosten buiten beschouwing.

Artikel 14

Tot het plegen van onderhoud worden volgende werkzaamheden aangemerkt:

  • a.

    Het dak : reparatie van dakbedekking (vervangen enkele pannen, repareren van de dakbedekking, dakbeschot, zink of lood.

  • b.

    Schoorsteen : Reparaties.

  • c.

    Goten of hemelwaterafvoeren : Partieel herstel reparaties.

  • d.

    Gevels : Partieel voegen, pleisteren, metselwerk of natuursteen en vochtbestrijding met een totaal oppervlak van kleiner dan 20% van het geveloppervlak.

  • e.

    Vensters : Reparaties en herstel buitenkozijnen, inclusief luiken en buitendeuren, ramen en besponning.

  • f.

    Buitenschilderwerk : vensters, luiken en muren.

  • g.

    Rieten daken : aan- en afvoer en verwerken van riet, bindmateriaal, sporen, rietlatten, nokvorsten, kantplanken en steigermateriaal waarbij het te onderhouden deel maximaal 5 % van het totale rietendak mag bedragen.

Artikel 15

De subsidie wordt geweigerd indien:

  • 1.

    in de kosten van onderhoud van rijkswege en /of van provinciewege financiële steun wordt verleend.

  • 2.

    met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is begonnen voordat op de aanvraag door burgemeester en wethouders is beslist.

  • 3.

    voor de te treffen voorzieningen een vergunning op grond van de Monumentenverordening 1999 is vereist en deze is geweigerd.

  • 4.

    de subsidiabele onderhoudskosten minder bedragen dan f 500,-.

  • 5.

    voor de uitvoering van de werkzaamheden het bepaalde in de Vestigingsbesluit bedrijven, zoals dat met ingang van 1 januari 1966 in werking is getreden, van kracht is en hieraan niet is voldaan.

Hoofdstuk 5 SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 16

Artikel 17

De werking van deze verordening wordt in het eerste kwartaal van 2002 geëvalueerd.

Artikel 18

Aanvragen, die zijn ingediend, voordat deze verordening in werking treedt, worden afgehandeld met in achtneming van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 19

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieverordening monumentenzorg”.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 september 1999

DE RAAD VOORNOEMD

w.g. w.g.

mr. E.J.J.A.M. Scholtens mr. W.R. Ligtvoet

de secretaries de voorzitter

Artikel gewijze toelichting:

Artikel 1

In dit artikel zijn de definities opgenomen van begrippen die in de verordening worden gehanteerd.

Lid 3

Restauratiewerkzaamheden hebben betrekking op die werkzaamheden aan onderdelen van het monument die monumentale waarde bezitten. Deze waarde wordt bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren, het omhulsel alsmede die onderdelen of objecten, die blijkens de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 6 lid 2 of 3 van de Monumentenverordening 1999, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden.

Indien uit de gemeentelijke monumentenlijst blijkt, dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, worden de restauratiewerkzaamheden uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

Lid 4

De periodiek te verrichten onderhoudswerkzaamheden, die voor subsidie in aanmerking kunnen worden genomen zijn genoemd in artikel 14 van deze verordening. Het betreft geen limitatieve opsomming, doch een aantal periodiek voorkomende onderhoudswerkzaamheden die er op gericht zijn de bouwkundige staat van een monument in stand te houden.

Lid 5

De monumentale waarde, die in stand dient te worden gehouden en waarop deze verordening van toepassing is wordt enerzijds expliciet beschreven in de omschrijving van het monument (het registerblad) en anderzijds bepaald door in de toekomst te verkrijgen aanvullende informatie over waarden die zich aan of in het monument bevinden. Het vaststellen van de monumentale waarde van deze nader verkregen informatie geschied door burgemeester en wethouders, nadat de monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

Lid 6

Door burgemeester en wethouders zijn beleidsregels vastgesteld waardoor de subsidiabele restauratiekosten objectief kunnen worden berekend. Onder deze kosten kunnen die kosten worden verstaan, die direct samenhangen met de in artikel 1 lid 3 bedoelde restauratiewerkzaamheden. Een gerichte opsomming van kosten en te subsidiëren onderdelen zijn opgenomen in de “Leidraad subsidiabele restauratiekosten” en de “Leidraad subsidiabele onderhoudskosten” zoals die door het Ministerie van OCW op 4 januari 1999 zijn vastgesteld en in Staatscourant 1 van 26 januari 1999 zijn gepubliceerd.

Lid 7

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Lid 8

Roeten daken vormen belangrijke karakteristieken elementen in de gemeente. Indien rieten daken voorkomen op gemeentelijk monumenten, dan kan instandhouding worden bevorderd door toepassing van de hoofdstukken 2 en 3 van deze verordening.

Betreffen het rieten daken, die zich niet op gemeentelijke monumenten bevinden maar op rijksmonumenten dan is het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten 1997 (BRRM 1997) van kracht. Betreffen het rieten daken, die zich niet op gemeentelijke of rijksmonumenten bevinden en toch van groot belang zijn voor het karakter van een gebied kan het in stand houden van deze daken worden gestimuleerd door toepassing van hoofdstuk 4 deze verordening.

De monumentencommissie zal advies worden gevraagd over de instant te houden rieten daken, die zich niet op gemeentelijke of rijksmonumenten bevinden. De bedoeling is deze aan te wijzen als beschermde beeldbepalende zaak en te registeren op de gemeentelijk lijst beeldbepalende zaken.

Lid 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

Om de verordening te kunnen toepassen zijn financiële middelen noodzakelijk, die de gemeenteraad jaarlijks beschikbaar kan stellen. Bij het besluit tot verdeling van de financiële middelen is het noodzakelijk dat de ervaringen van het afgelopen jaar worden ingebracht en knelpunten ten aanzien van de subsidiebehoefte versus de beschikbare gestelde of gevraagde financiële middelen wordt aangegeven.

Artikel 3

De z.g. hardheidsclausule (artikel 3, lid 3: afwijken van de bepalingen van deze verordening) kan worden toegepast in het belang van de monumentenzorg. De monumentencommissie is de adviseur van burgemeester en wethouders als het gaat om de belangen van de monumentenzorg. De monumentencommissie als onafhankelijk deskundige heeft een rol gekregen in de advisering over de toepassing van deze verordening.

In “Hoofdstuk 2: Restauratie” is opgenomen, dat een monumenten vergunning wordt geëist als de restauratiewerkzaamheden daartoe aanleiding geven. Dit kan het geval zijn als er gelijktijdig met het opheffen van (monumentale) technische gebreken, wijzigingen aan het monument worden uitgevoerd.

“Terugrestaureren” (van onderdelen) van monumenten wordt in beginsel niet gesubsidieerd. Als een eigenaar dat op eigen initiatief wil doen, is dat toegestaan, mits daarvoor een monumentenvergunning wordt verleend. Als uit een bouwhistorisch of architectuurhistorisch onderzoek blijkt dat het essentieel is voor het behoud of de herkenbaarheid van een monument om een deel van het bouwwerk te reconstrueren, en dit door burgemeester en wethouders in het belang van de monumentenzorg noodzakelijk wordt geacht, kan dit subsidiabel worden gesteld, mits is voldaan aan artikel 3 lid 1 van deze verordening.

Artikel 4

Dit artikel regelt de procedures, die moeten worden gevolgd. Hierbij is aangesloten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de duidelijkheid naar eigenaren is opgenomen dat als de gemeenteraar onvoldoende financiële middelen beschikbaar stelt, kunnen aanvragen op grond hiervan worden afgewezen. De eigenaar ontvangt van een afwijzing bericht.

Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij enerzijds de monumentencommissie dient te adviseren en anderzijds de aanvraag moet worden getoetst aan het gemeentelijk monumentenbeleid, de monumentale waarde van het object, de bouwtechnische en uiterlijke staat en het gebruik van het beschermde gemeentelijk monument.

Gekozen is om de begrippen uit de Awb aan te houden. Nadrukkelijk zijn voorwaarden opgenomen om prioriteiten te kunnen stellen. Hiermee kan de kwaliteit van de uit te voeren restauratie- en onderhoudswerkzaamheden worden gecontroleerd en worden beïnvloed.

Omdat eigenaren veelal grote investeringen moeten doen is de mogelijkheid in de verordening aanwezig om indien de uitgevoerde werkzaamheden dat rechtvaardigen, een voorschot uit te betalen tot ten hoogste 60 % van de subsidietoezegging.

Ingeval zich een calamiteit voordoet, waarbij gedacht kan worden aan schade die aan een monument of een belangrijk monumentaal onderdeel van het monument wordt veroorzaakt, die niet door een verzekering wordt gedekt kan met behulp van een subsidietoezegging herstel plaatshebben. Nadrukkelijk zal hierbij moeten worden afgewogen of de monumentale waarde in het geding is en deze zonder subsidie niet zal worden hersteld.

Artikel 5

Nadat de subsidieverordening is vastgesteld kunnen eigenaren met behulp van een formulier een aanvraag indienen. Het formulier is een leidraad voor zowel de gemeente als de eigenaar voor de bescheiden die moeten worden ingediend om de aanvraag te kunnen behandelen. De eigenaar stemt door ondertekening van dit formulier in met de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de subsidieverordening.

Artikel 6

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7

Dit artikel regelt de uitbetaling en de voorwaarden waaronder de uitbetaling plaatsheeft.

Artikel 8

Op grond van dit artikel kan een aanvraag om subsidie worden geweigerd, indien een eigenaar verzuimd heeft een monument of een beeldbepalende zaak te verzekeren tegen brand- of stormschade. Het eigen risico, dat een eigenaar loopt bij een verzekering, wordt zoals bij andere gebouwen ten laste van het eigenaarrisico gebracht en wordt niet betrokken bij de subsidieverlening.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10

Dit artikel regelt de voorwaarden, waaronder een subsidietoezegging wordt gedaan.

Gebleken is dat het om financiële reden wenselijk kan zijn, dat een eigenaar de restauratie van een monument in twee fasen uitvoert (dus twee maal de maximale subsidie kan krijgen). De verordening maakt dit mogelijk. In de eerste fase dient bij een maximale subsidieverlening in ieder geval het casco in een goede bouwtechnische en/ of constructieve staat te worden gebracht.

Dit is dan ook als voorwaarde gesteld. In een tweede fase zouden dan andere belangrijke monumentale onderdelen zoals plafonds, schouwen, wanden, deuren e.d. kunnen worden gerestaureerd.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12 en 13

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.

Artikel 14

Volgens dit artikel kan 1x per vijf jaar in de kosten, zoals genoemd in artikel 16 een beperkte bijdrage in de onderhoudskosten worden toegekend. Vooralsnog wordt uitgegaan van het plegen van onderhoud aan de buiten zijde van een monument, omdat in de omschrijvingen van de monumenten in de meeste gevallen geen inwendige monumentale waarden zijn beschreven. Indien zich gevallen voordoen, zoals beschilderde plafonds of wandbespanningen, schouwen, trappen e.d. kan nadat over de monumentale waarden de Monumentencommissie positief heeft geadviseerd een bijdrage worden toegekend. De omschrijving van het monument dient te worden aangevuld met de nader bepaalde monumentale waarden.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 16

In hoofdstuk 5 van de Awb is de afdeling 5.2 een aparte regeling opgenomen over het toezicht op de naleving. Aangezien de aangewezen toezichthouders voor de uitoefening van hun taken niet over alle in de Awb genoemde bevoegdheden behoeve te beschikken, zijn deze in lid 2 beperkt tot de strikt noodzakelijke (inzage van gegevens en bescheiden, vorderen van inlichtingen, betreden van plaatsen anders dan woningen) zijn in die afdeling opgenomen.

De strafrechtelijke handhaving van subsidiebesluiten ligt niet voor de hand zodat een opsporingsbepaling niet noodzakelijk is.

Voorts zijn er binnen het subsidiëringproces voldoende handhavingmiddelen aanwezig (intrekking, lagere vaststelling) om het geen medewerking verlenen aan de toezichthouders te sanctioneren. Daarom is ook afgezien van een afzonderlijke op artikel 149a Gemeentewet gebaseerde binnentredingsbepaling.

Artikel 17

Nadat enige tijd met deze verordening is gewerkt is een evaluatie hiervan noodzakelijk. In de eerste plaats gaat het daarbij om de ervaringen van de eigenaren en het gemeentelijk apparaat. In de tweede plaats gaat het om de effecten en de resultaten van de verordening en het gereserveerde budget. Op basis van globale uitgangspunten wordt nu een subsidieplafond voor de toepassing van deze verordening vastgesteld. Gekozen is voor het eerste kwartaal 2002, omdat bij het opstellen en de behandeling van de gemeentebegroting 2003 met de ervaringen rekening kan worden gehouden.

Artikel 18

Dit artikel regelt dat de behandeling van aanvragen die zijn ingediend voordat deze verordening door de gemeenteraad is vastgesteld.

Artikel 19

Dit artikel regelt de naam van de verordening en de inwerkingtreding.