Organisatie | Onderbanken |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wachtdienstregeling gemeente Onderbanken in kader van de uitbreiding van de servicelijn naar een 24-uurs bereikbaarheid en inzetbaarheid |
Citeertitel | Wachtdienstregeling gemeente Onderbanken in kader van de uitbreiding van de servicelijn naar een 24-uurs bereikbaarheid en inzetbaarheid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding bij benadering
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-11-2006 | 01-01-2021 | Onbekend | 01-11-2006 Onbekend | Onbekend |
De permanente verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte en het uitspreken van de wens voor een verdere professionalisering van de dienstverlening, zijn respectievelijk een wettelijk opgelegde eis en een verlangen die de doelstellingen van de wachtdienst verwoorden. De verantwoordelijkheid voor de openbare ruimte ligt vast in het Burgerlijk wetboek en de wens is een regelrecht gevolg van de matige rapportcijfers die de organisatie krijgt in het burgeronderzoek 2005 en voorgaande jaren. Het instellen van een wachtdienst is een belangrijke stap in de tegemoetkoming aan de eis en de wens.
De grondslag die het verplicht opleggen van een wachtdienst mogelijk maakt is gelegen in de CAR/UWO. Daarbij dienen de kaders van de arbeidstijdenwet als wettelijke bescherming voor de medewerker. Los van wettelijke rechten en plichten mag niet worden onderschat welke impact de beschikbaarheid van menskracht buiten de reguliere werktijden, heeft op de persoonlijke vrijheid van betrokkenen. Bij de totstandkoming van de voorliggende nota is daarom veel aandacht geschonken aan het betrokken krijgen van de toekomstige wachtdienstmedewerker alsook het verkrijgen van zijn commitment in een wachtdienstregeling. Alle onduidelijkheden, rechten en plichten zijn hierin transparant vastgelegd. Opmerkelijk daarbij is dat de inhoudelijke aspecten uit deze regeling vrijwel allemaal tijdens besprekingen met betrokkenen in vragende vorm door betrokkenen zelf zijn aangedragen. De meeste zaken hadden betrekking op de taken, beperkingen en de vergoeding van de wachtdienst. De antwoorden op de vragen alsook de gemaakte afspraken zijn vastgelegd in dit document en kennen veelal een achterliggende regeling dan wel een praktische inslag.
Om de implementatie van de wachtdienst voor betrokkenen op een “veilige” wijze te laten plaatsvinden, is een lijst met mogelijke vragen en bijbehorende antwoorden opgenomen in deze nota. Voorop staat dat de medewerker altijd zijn gezonde verstand moet gebruiken en dat fouten horen bij het leerproces. Om eventuele resterende angst weg te nemen kan een wachtdienstmedewerker tot 3 maanden na de implementatie van de regeling bij lastige vraagstukken een beroep op de coördinator van de buitendienst als achterwacht.
De technische implementatie is in handen van de afdeling facilitaire zaken. Daarbij wordt het huidige telefoonnummer van de servicelijn ook buiten reguliere werktijd de ingang voor de burger. Bij spoedeisende klachten buiten de reguliere werktijd wordt de beller met de wachtdienstmedewerker doorverbonden. Zodra de beller zijn gegevens heeft verstrekt, bepalen beller en wachtdienstmedewerker in goed onderling overleg óf en wanneer de klacht kan c.q. moet worden verholpen. Het contact en de afspraken worden nauwgezet door de wachtdienstmedewerker vastgelegd op een serviceformulier. Niet spoedeisende klachten kan de beller inspreken op een antwoordapparaat en worden de volgende (werk)dag verder in behandeling genomen.
Als de benodigde instemming en goedkeuring volgens het in deze nota opgenomen tijdpad worden verkregen, kan de wachtdienst maandag 4 december in werking treden. Na een periode van 6 maanden worden de bevindingen geëvalueerd en gerapporteerd aan het directieteam en het college.
De wachtdienst ten behoeve van de gladheidbestrijding is in deze regeling buiten beschouwing gehouden omdat die regeling haar eigen specifieke eisen en voorwaarden kent die niet van toepassing zijn op de medewerkers van de buitendienst maar op de gladheidcoördinatoren.
In de vergadering van 22 februari 2005 heeft het college van de gemeente Onderbanken zich gebogen over de principiële vraag of een geregelde bereikbaarheid en inzetbaarheid van de buitendienst buiten de reguliere werktijden noodzakelijk wordt geacht. Aanleiding voor de opdracht is een ambtelijk voorstel van het hoofd Werken voor het instellen van een bereikbaarheid- en inzetbaarheiddienst en daarmee het adequaat aanpakken en verhelpen van calamiteiten buiten de reguliere werktijden alsook het voorkomen van erger. Daarmee wordt dan tevens gehoor gegeven aan de wens voor uitbreiding en verdere professionalisering van de dienstverlening. Hoewel een antwoord op de vraag destijds is uitgebleven, was de start voor de wachtdienst gemaakt.
Het managementteam heeft zich eveneens gebogen over deze vraag en heeft het hoofd Werken opgedragen een regeling op te stellen waarin de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie moet worden gelegd. De regeling moet er dus op geënt zijn dat de wachtdienstmedewerker zelf beslist óf en hoe te handelen.
De voorliggende regeling is tot stand gekomen door veel desk- en fieldresearch. Daarnaast hebben diverse besprekingen plaatsgehad met de afdeling Personeel en Algemene Zaken en de medewerkers van de buitendienst. Laatstgenoemden zijn immers degenen die straks de dienst moeten invullen. Zij werden in de gelegenheid gesteld om zelf mee te denken in de opzet van de regeling. Juridische aangelegenheden en praktische vragen zijn zo onderwerp van de regeling geworden. De sessies hebben duidelijk geleid tot involvement en commitment bij de buitendienst.
In deze notitie is de totstandkoming en de feitelijke wachtdienstregeling opgenomen. Achtereenvolgens wordt in hoofdstuk 2 het nut en de noodzaak van een wachtdienst weergegeven. Wanneer die eenmaal bekend zijn, behandelt hoofdstuk 3 het juridische kader dat enerzijds de grondslag vormt voor het kunnen hebben van een wachtdienst en anderzijds de speelruimte is waarbinnen de wachtdienstregeling gestalte kan krijgen. Zijn de kaders bekend, dan behandelt hoofdstuk 4 de onderzoeken en gesprekken die plaats hebben gehad (de meespraak van de betrokkenen die de dienst straks moeten uitvoeren) en de vervolgprocedure. In hoofdstuk 5 wordt de feitelijke wachtdienstregeling opgenomen. Hoofdstuk 6 ten slotte behandelt de conclusie en de aanbevelingen.
De wachtdienst ten behoeve van de gladheidbestrijding is in deze regeling buiten beschouwing gehouden omdat die regeling haar eigen specifieke eisen en voorwaarden kent die niet van toepassing zijn op de medewerkers van de buitendienst maar op de gladheidcoördinatoren.
2. Nut en noodzaak van een wachtdienst(regeling)
De gemeentelijke organisatie is zich er van bewust dat zij ook aan het einde van de reguliere werktijd haar verantwoordelijkheden heeft voor de openbare ruimte. Daarmee groeide ook het besef dat een wachtdienst geen luxemiddel is maar noodzaak. In dit hoofdstuk zijn de definitie en doelstellingen van de wachtdienst en de wachtdienstregeling opgenomen.
2.2 Definitie wachtdienst en wachtdienstregeling
2.3 Doelstelling van de wachtdienst
Het doel van de wachtdienst is:
De feitelijke grondslag voor een wachtdienst is gelegen in het Burgerlijk wetboek Artikel 174 | BW6, Boek 6, Titel 3, Afdeling 2. inzake de aansprakelijkheid van de wegbeheerder. De uit dit artikel relevante wetteksten zijn hieronder weergegeven:
De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.
Bij openbare wegen rust zij (de aansprakelijkheid) op het overheidslichaam dat moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder openbare weg mede begrepen het weglichaam, alsmede de weguitrusting.
De gemeente Onderbanken moet in geval van een calamiteit in de openbare ruimte, zowel tijdens als buiten reguliere werktijd een beroep kunnen doen op een adequate dienst die de situatie minimaal veilig kan stellen en daarmee erger kan voorkomen. Binnen de kantooruren wordt die garantie geleverd, daarbuiten zal een wachtdienst de verantwoordelijkheid moeten waarborgen. Voldoet de wegbeheerder niet aan haar verplichting, dan wordt dit de organisatie aangerekend.
In het kader van een in 2005 uitgevoerde DRETS-analyse, staat in het onderdeel “Sociaal psychologisch ontwikkelingen” aangegeven dat de burger alsmaar hogere eisen stelt aan de dienstverlening. Met name in zijn rol als klant verwacht hij dat de gemeente goede service verleent. Anno nu beperkt zich die serviceverlening niet meer tot reguliere kantooruren, maar tot een 24-uurs service en dat 365 dagen per jaar.
De alsmaar stijgende verwachting van de burger is overigens niet geheel vreemd. De lokale en landelijke overheid dragen hier zelf aan bij door hun rol van dienstverlener over te belichten. Te verwachten is echter dat de ontwikkeling van stijgende verwachting, ook bij een intensivering en verbetering van de dienstverlening slechts tot een beperkte toename in de tevredenheid van de burgers zal leiden. In specifieke gevallen zal een burger dankbaar gebruik maken van de wachtdienst, maar in grote lijnen wordt de burger steeds individueler en gaat hij zich meer en meer als consument gedragen, terwijl het burgerschap steeds meer op de achtergrond raakt. In dit opzicht dekt de wachtdienst evenwel het gevoel van een maatschappelijke verplichting dat leeft onder de dienstverlener.
2.4 Doelstelling van de wachtdienstregeling
De wachtdienstregeling dient om twee redenen te worden vastgelegd in een document.
Op de eerste plaats wordt hierin de opzet en uitvoering van de wachtdienst vermeld. Vragen als “Hoe moet de wachtdienstmedewerker handelen bij door derden gemelde calamiteiten”, “wat zijn calamiteiten”, “welke eisen en verplichting gaan gepaard met de wachtdienst” enzovoorts zijn hierin opgenomen.
Op de tweede plaats is het vergoedingensysteem opgenomen in de regeling. Belangrijk onderdeel daarin is de afbouwregeling. De wachtdienstregeling is verwoord onder hoofdstuk 5.
In hoofdstuk 2 zijn nut en noodzaak van een wachtdienst weergegeven. Die noodzaak wordt bestuurlijk onderschreven. Voor het opleggen van een wachtdienst is evenwel een juridische grondslag nodig. Ook de frequentie van een wachtdienst is gebonden aan wetten. In dit hoofdstuk zijn uitsneden van relevante wet- en regelgeving opgenomen.
3.2 Ambtelijke plicht (CAR/UWO)
De Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling / Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) is van toepassing op medewerkers die in dienst zijn bij de gemeente. Hiervoor maakt het niet uit of iemand een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft. De grondslag voor het verplicht opleggen van een wachtdienst is gelegen in artikel 15:1:10 van de CAR/UWO. Relevante leden uit dit artikel zijn hieronder weergegeven:
De ambtenaar is verplicht - nadat hij is gehoord - een andere betrekking te aanvaarden voor de vervulling waarvan hij in het belang van de dienst is aangewezen, indien deze betrekking hem redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.
Indien het college dit in het dienstbelang nodig acht is de ambtenaar verplicht om:
zich buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden ter beschikking te houden. Voor het gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van deze beschikbaarheiddiensten wordt de ambtenaar schriftelijk aangewezen, indien deze diensten ten minste op gemiddeld zestig kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten worden verricht, hetgeen uit de schriftelijke aanwijzing moet blijken.
Wanneer de ambtenaar meent, dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij - onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen - daarvan door tussenkomst van het hoofd van dienst terstond kennis aan het college, dat zo spoedig mogelijk een beslissing ter zake neemt.
3.3 Werkgeversplicht (arbeidstijdenwet)
De Arbeidstijdenwet dateert van 23 november 1995 en is in 1996 in werking getreden. Met een tweetal doelstellingen is de Arbeidstijdenwet (ATW) in het leven geroepen. De eerste betreft het bevorderen van gezondheid, welzijn en veiligheid. De tweede gaat over de combineerbaarheid van arbeid, zorgtaken en andere verantwoordelijkheden buiten de arbeid. Het devies is dat arbeids- en zorgtaken zodanig vormgegeven moeten worden dat het combineren van taken voor werknemers een reëel perspectief is. Eén van de aandachtpunten bij de totstandkoming van de wet is het thema flexibilisering. De Arbeidstijdenwet zal deze maatschappelijke behoefte moeten faciliteren.
Wat betreft werk- en rusttijden gelden naast de Arbeidstijdenwet ook de CAR/UWO en het Arbeidstijdenbesluit.
Artikel 5:11 van de ATW is relevant met betrekking tot de wachtdienstregeling. Hieronder treft u de weergave van het betreffende artikel.
Onder consignatie wordt in dit artikel verstaan: een tijdruimte tussen twee elkaar opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de consignatie uitsluitend een werknemer van 18 jaar of ouder wordt opgelegd.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:
ten minste gedurende 2 maal een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren in elke aaneengesloten periode van 28 maal 24 uren geen consignatie wordt opgelegd; De bedoelde periode vangt aan op het eerste tijdstip waarop de werknemer consignatie krijgt opgelegd
tijdens de bij deze wet en de daarop berustende bepalingen voorgeschreven onafgebroken rusttijd direct voorafgaand aan een nachtdienst en direct volgend op een nachtdienst geen consignatie wordt opgelegd;
ten hoogste 13 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren en 60 uren per week arbeid verricht;
ten hoogste gemiddeld 45 uren per week in elke periode van 13 achtereenvolgende weken arbeid verricht.
Indien de consignatie geheel of gedeeltelijk de periode van 00.00 uur tot 06.00 uur bestrijkt, organiseert de werkgever in afwijking van het derde lid, onderdeel d, de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste gemiddeld 40 uren per week in elke periode van 13 achtereenvolgende weken arbeid verricht.
Voor de toepassing van het derde en vierde lid vangt de arbeidstijd aan op het moment van oproep als bedoeld in het eerste lid. Indien binnen een half uur na beëindiging van de arbeidstijd die voortvloeit uit een oproep als bedoeld in het eerste lid, opnieuw een dergelijke oproep wordt gedaan, is de tussenliggende tijd arbeidstijd. Indien binnen een half uur één of meer keren arbeid voortvloeiend uit een oproep als bedoeld in het eerste lid wordt verricht, wordt de arbeidstijd geacht ten minste een half uur te bedragen.
De arbeid die voortvloeit uit een oproep als bedoeld in het eerste lid wordt voor de toepassing van de artikelen 5:3, tweede lid, 5:5, tweede lid, 5:8, eerste lid, onderdelen c en d, en derde lid, onderdelen c en d , en 5:10, tweede en zevende lid, alsmede van de voorschriften krachtens artikel 5:12 ten aanzien van de rusttijd en de pauze, buiten beschouwing gelaten.
Op de arbeid die voortvloeit uit een oproep als bedoeld in het eerste lid, is artikel 5:8, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b en de bij of krachtens artikel 5:12, gestelde regels ten aanzien van het aantal malen dat arbeid in nachtdienst wordt verricht, niet van toepassing.
4. Totstandkoming van de regeling en vervolgprocedure
Inmiddels is in hoofdstuk 2 de noodzaak voor de wachtdienst onderbouwd en is in hoofdstuk 3 de juridische grondslag voor de dienst opgenomen. In dit hoofdstuk wordt kort weergegeven hoe de feitelijke regeling tot stand is gekomen en welke stappen er nog moeten worden genomen.
Om draagkracht te krijgen voor de wachtdienst en ter voldoening aan de “hoorplicht” zoals bepaald in artikel 15:1:10 lid 1. van de CAR/UWO (zie ook paragraaf 3.2.1. van deze nota) is de in hoofdstuk 5 van deze nota opgenomen wachtdienstregeling opgezet in nauw overleg met de buitendienst van de afdeling Werken. Daartoe hebben de afgelopen maanden op diverse momenten besprekingen plaatsgevonden in de kantine van de buitendienst. De vragen die hierin naar voren zijn gekomen, zijn terug te vinden in paragraaf 5.2. van deze nota. In week 41 is de conceptregeling bespreken met de medewerkers van de buitendienst (“horen” in kader van artikel 15:1:10 “CAR/UWO”). Dit heeft niet geleid tot een inhoudelijke aanpassing van de regeling.
Verder is de voorliggende conceptregeling tot stand gekomen in goed overleg tussen de afdelingen Werken en PAZ (Personeel en Algemene Zaken).
Na gereedkoming van deze nota moet de volgende procedure worden doorlopen alvorens de wachtdienst ook daadwerkelijk kan worden geïmplementeerd:
4.4 Verantwoordelijkheid, feedback en tijdelijke ruggespraak
Bij de opzet van de wachtdienstregeling is door het directieteam aangegeven dat in de regeling de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen. Verantwoordelijkheid betekent hierin dat de wachtdienstmedewerker zelf – dus zonder ruggespraak met zijn leidinggevende – moet kunnen handelen. Dat impliceert dat hij zelf moet inschatten of een klacht past binnen de twee doelstelling van de wachtdienst. Ten eerste: Is de klacht spoedeisend en moet de wachtdienstmedewerker handelen om erger te voorkomen. Ten tweede: Wordt dienstverlening gevraagd die niet kan worden uitgesteld tot de eerstvolgende (werk)dag.
In één van de sessies met de medewerkers van de buitendienst is aangegeven dat een ambtenaar niet hoofdelijk verantwoordelijk is voor zijn handelen. Van de medewerkers van de buitendienst wordt in de regeling gevraagd om zelf te overwegen of handelen noodzakelijk is of kan uitblijven. Hij is vervolgens wel verplicht om verantwoording af te leggen aan zijn direct-leidinggevende, te weten de coördinator van de buitendienst dan wel diens plaatsvervanger. Om de wachtdienstmedewerkers te begeleiden in verantwoord handelen en daarmee eventuele drempelvrees weg te nemen, zijn een aantal afspraken gemaakt:
Tot slot is afgesproken dat de wachtdienstmedewerker klachtenmeldingsformulieren invult van elk ontvangen telefoontje. Hij geeft de volledig ingevulde formulieren aan het begin van de eerstvolgende werkdag aan de coördinator die op zijn beurt de klacht en de afhandeling in de groep zal bespreken zodat iedereen hiervan kan leren.
In het vorige hoofdstuk is de verdere procedure geschetst en de verantwoordelijkheid nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt de wachtdienstregeling weergegeven. Daarbij worden achtereenvolgens de inhoudelijke aspecten nader toegelicht aan de hand van de door de medewerkers van de buitendienst gestelde vragen. Het vergoedingensysteem, de afbouwregeling en de werkprocedure zijn eveneens in dit hoofdstuk opgenomen
Alle afspraken in deze regeling gelden onder voorbehoud van wijzigingen in de CAR/UWO of in de algemene wetgeving. Daar waar deze regeling niet voorziet in antwoorden, beslist het afdelingshoofd Werken voor zover dit binnen zijn bevoegdheid ligt. In alle andere gevallen beslist de algemeen directeur.
5.3 Inhoudelijke aspecten en vragen van de medewerkers buitendienst
Hieronder zijn de vragen opgenomen zoals die zijn gesteld door de medewerkers van de buitendienst in diverse besprekingen:
Behoort de gladheidbestrijding ook tot de wachtdienst?
Neen, voor de gladheidbestrijding geldt een afzonderlijke regeling, die van toepassing is op de gladheidcoördinatoren. Zij hebben hiervoor een cursus gevolgd en indien nodig sturen zij derden aan. Dat laat overigens onverlet dat de wachtdienstmedewerker – evenals de rest van de buitendienst – in calamiteiten kan worden opgeroepen om werkzaamheden te verrichten.
De wachtdienstmedewerker ontvangt per wachtdienstperiode van 1 week een vergoeding van € 190,- bruto. In dit bedrag zijn feestdagen en (bijzondere) verlofdagen gelijk gesteld aan niet-feestdagen. Als de wachtdienst zich in genoemde situatie niet over een week uitstrekt dan wel langer dan een week duurt, wordt de toelage berekend door het bedrag per dag vast te stellen en dit te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat de ambtenaar beschikbaar is geweest om zonodig arbeid te verrichten. Voor elke werkelijk verrichte dienst door de wachtdienstambtenaar, wordt een vergoeding verleend conform de overwerkpercentages van de CAR-UWO.
Ontvangt de wachtdienstmedewerker een vergoeding voor het verrichten van arbeid?
Ja. Het aanvangstijdstip van arbeid wegens oproep tijdens wachtdienst is het moment van vertrek van het huisadres c.q. het verblijfadres bij oproep. De arbeid eindigt op het moment van terugkomst op dit adres. De wachtdienstmedewerker noteert deze tijdstippen zelf op het hiervoor bestemde formulier dat hij aantreft in het wachtdienstkoffer (zie verder paragraaf 5.6). De hoogte van de overwerkvergoeding is conform de CAR/UWO.
Ontvangt de wachtdienstmedewerker een vergoeding voor het gebruik van zijn auto?
Ja. De wachtdienstmedewerker krijgt conform de regeling “werken buiten reguliere werktijd” een kilometervergoeding voor het gebruik van zijn voertuig gerekend vanaf zijn thuisadres tot aan de werf en terug. Tijdens de feitelijke werkzaamheden om de klacht te verhelpen, maakt de medewerker gebruik van een dienstvoertuig.
Welke werkzaamheden moet de wachtdienstmedewerker uitvoeren?
De wachtdienstmedewerker voert alle voorkomende werkzaamheden uit. Indien hij de werkzaamheden niet zelfstandig kan uitvoeren (bijvoorbeeld bij een rioolverstopping) roept hij de hulp in van een collega. In het uiterste geval schakelt hij een extern bedrijf in uit de aan deze nota toegevoegde lijst (bijlage 2).
Moet de wachtdienstmedewerker zorgdragen voor begravingen buiten reguliere werktijd?
Neen. Om tweeërlei redenen is hier niet voor gekozen. Op de eerste plaats moet de wachtdienstmedewerker binnen 30 minuten op de werf zijn. Aan deze voorwaarde kan hij mogelijk niet voldoen als hij ook een graf moet delven en/of dichten. Daarnaast zijn begravingen nooit spoedeisend en zijn de werkzaamheden vooraf in te plannen.
Wat als de wachtdienstmedewerker een dag verlof wil?
De wachtdienstmedewerker is verantwoordelijk voor de invulling van de wachtdienst. Indien hij verlof wil tijdens zijn wachtdienst, moet hij zelf een collega bereid vinden zijn dienst over te nemen. De wachtdienstmedewerker stelt de coördinator onverwijld in kennis van de verandering. Expliciet wordt hier vermeld dat het wisselen van diensten - om administratieve redenen - niet kan noch zal leiden tot een wijziging in de uitbetaling. Dat betekent dat in geval van een ruiling van dienst, de uitbetaling van de wachtdienstvergoeding plaatsvindt conform het vastgestelde wachtdienstrooster. Wanneer de vervanger feitelijke werkzaamheden moet verrichten die kunnen worden toegerekend aan “overwerk”, dan vindt de overwerkvergoeding aan hem plaats.
Wie stelt het dienstrooster vast?
Het dienstrooster wordt opgesteld door de coördinator van de buitendienst en vastgesteld door het afdelingshoofd Werken. Het rooster geldt normaliter voor de periode van 1 jaar. Rekening houdende met de ingangsdatum van de wachtdienst (zie paragraaf 4.3) zal het eerste rooster worden opgesteld voor de periode tot 1 maart. De coördinator kan – indien daartoe redenen zijn en met goedkeuring van zijn direct-leidinggevende - het wachtdienstrooster wijzigen. Daarbij zal hij zo veel mogelijk rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de medewerkers van de buitendienst. Het rooster wordt minimaal 1 maand voor de inwerkingtreding schriftelijk uitgereikt aan de betrokkenen.
Wat is de duur van de wachtdienst?
De wachtdienst gaat in op maandag 16.30 uur en eindigt de week daarop op maandag 07.45 uur. Indien de maandag een feestdag is, voorziet het rooster hierin. In geval van zomerrooster dan wel tropenrooster wijzigen de begin- en eindtijden conform de bij deze regeling behorende vastgestelde reguliere werktijden.
Wordt er in het dienstrooster rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer?
Bij het opstellen van het rooster zal de coördinator zo veel mogelijk rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de medewerker. Daarbij kan worden gedacht aan werkrooster van de partner of vakanties. Expliciet wordt hier opgemerkt dat een en ander niet inhoudt dat ten alle tijden de wensen van de medewerkers rekening kan worden gehouden. Het afdelingshoofd beslist uiteindelijk.
Hoe vaak krijgt een medewerker wachtdienst per jaar?
Voor wie de regeling geldt is hiervoor reeds aangegeven. Het antwoord op de vraag is afhankelijk van de samenstelling van de buitendienst op het betreffende moment. Bij het opstellen van de regeling bestaat de buitendienst uit 8 medewerkers (exclusief de coördinator) waarvan 1 medewerker buiten de straal van 30 km woont. Onder de resterende 7 medewerkers wordt de dienst verdeeld. Dit houdt in dat een medewerker gemiddeld 52/7= afgerond 8 keer wachtdienst per jaar heeft.
Indien als gevolg van omstandigheden, buiten eigen schuld en toedoen van de ambtenaar, de wachtdienst, die een regelmatig karakter had en ten minste 24 maanden heeft geduurd, wordt beëindigd, is volgens artikel 23 Afbouwtoelage van de Bezoldigingsverordening Gemeente Onderbanken, een afbouwregeling voor wachtdienstvergoedingen van kracht. Kortheidshalve wordt verder inhoudelijk verwezen naar dit artikel.
5.5 Werking van de wachtdienst in het kort
Spoedeisend of niet (beoordeling door beller)
tijdens de bereikbaarheidsuren van het gemeentehuis neemt het afdelingssecretariaat WWW de melding aan en in behandeling. Als zij de telefoon niet (kunnen) aannemen valt de lijn terug naar de centrale. De beller wordt vervolgens door de centrale doorverbonden met Mark. In het uiterste geval neemt de centralist zelf de melding aan
buiten de bereikbaarheidsuren van het gemeentehuis, wordt de beller doorverbonden met een antwoordapparaat. Om een schifting in de klachten mogelijk te maken komt de beller in een menu.
Toets 2 voor het doorgeven van een spoedeisende melding. Extra wordt vermeld dat de servicelijn alleen bedoeld is voor spoedeisende klachten die betrekking hebben op de openbare ruimte. Alle andere klachten worden niet in behandeling genomen.
Bij 1: de beller wordt in de gelegenheid gesteld een melding in te spreken op het antwoordapparaat en wordt tevens gewezen op de mogelijkheid om de melding te mailen via www.onderbanken.nl Deze melding wordt de eerstvolgende werkdag verder in behandeling genomen door de medewerker van de servicelijn Openbare Ruimte
Bij 2: verdere behandeling is afhankelijk van de datum waarop de beller belt:
gedurende de periode 1-11 t/m 31-3 krijgt de beller 2 keuzemogelijkheden: 1= melding betreffende gladheid, 2= overige meldingen die betrekking hebben op de openbare ruimte.
bij 1 krijgt de beller het bericht dat alleen maatregelen worden genomen indien zijn melding de strooiroute betreft. Deze route is na te lezen op de site of in het Onderbankenjournaal. Vervolgens wordt de beller doorgeschakeld naar de mobiele telefoon van de gladheidcoördinator. De gladheidcoördinator beoordeelt de melding en onderneemt zonodig actie.
Spoedeisend of niet (beoordeling door wachtdienstmedewerker)
Indien de beller van mening is dat zijn melding spoedeisend is, krijgt hij telefonisch contact met de wachtdienstmedewerker. Deze maakt van elke melding een korte notitie op het serviceformulier (zie bijlage 1). Hiermee ligt de melding officieel vast en op grond hiervan kan de wachtdienstambtenaar het spoedeisende karakter van de melding beoordelen. De beller krijgt een referentienummer ter bevestiging van de melding en als hulpmiddel bij eventuele navraag naar de verdere afhandeling.
Wanneer de wachtdienstambtenaar concludeert dat de melding spoedeisend is, deelt hij dit de beller mede. Vervolgens zal hij zo spoedig mogelijk:
Indien de situatie spoedeisend is maar deze niet door de wachtdienstmedewerker alleen kan worden verholpen, zoekt hij contact met een collega. Zo nodig neemt hij contact op met de coördinator van de buitendienst. Samen bepalen zij welke nadere stappen er kunnen worden genomen om de situatie veilig te stellen c.q. te verhelpen.
De acties die de wachtdienstmedewerker heeft ondernomen vermeldt hij op het serviceformulier. De wachtdienstmedewerker levert het volledig ingevulde serviceformulier de eerstvolgende werkdag aan bij de coördinator van de buitendienst. Beiden bespreken de ingekomen meldingen, de beoordeling door de wachtdienstmedewerker en de ondernomen actie.
Bij aanvang van de dienst krijgt de wachtdienstambtenaar van de coördinator van de buitendienst een wachtdienstkoffer. Daarin bevindt zich:
Zowel bestuurlijk als ambtelijk is er de afgelopen maanden meer draagkracht ontstaan voor het instellen van een wachtdienst en dito wachtdienstregeling. Als gevolg van de CAR/UWO en het Burgerlijk wetboek is een wachtdienst respectievelijk onvermijdbaar en gerechtvaardigd. Bij de totstandkoming van de regeling zijn de belangen van de toekomstige wachtdienstambtenaar zeer nadrukkelijk meegenomen. Zij zijn in diverse overlegsessies in de gelegenheid geweest om mede invulling te geven aan de totstandkoming van de voorliggende nota. Alvorens deze nota wordt vastgesteld zijn de betrokkenen nogmaals gehoord en hebben zij een laatste keer hun inbreng kunnen leveren.
Na vaststelling van de wachtdienst en de wachtdienstregeling is het belangrijk dat de betrokken ambtenaar getraind wordt in het zelfstandig en vaardig verhelpen van klachten en calamiteiten. Dat moet mogelijk zijn binnen een veilige omgeving waarin het maken van fouten tot het leerproces behoort. De coördinator speelt hierin een belangrijke rol.
De feedback van de wachtdienstambtenaar is van wezenlijk belang, zowel uit juridisch oogpunt als vanuit de leeromgeving. Daartoe moeten de wachtdienstformulieren goed en volledig worden ingevuld en moet de coördinator hier de nodige aandacht aan (blijven) schenken.
De bereikbaarheid van de wachtdienstmedewerker moet soepel verlopen. De afdeling FBA (Facilitaire zaken, bevolking en Administratie) heeft de taak om vóór 4 december de benodigde technische aanpassingen te leveren om goed contact tussen de beller en de wachtdienstmedewerker mogelijk te maken.
De wachtdienst(regeling) is opgezet vanuit een bepaalde filosofie en denkwijze. De burger moet geïnformeerd worden over de aanwezigheid van de wachtdienst. Zij moet weten wanneer en waarvoor de wachtdienst kan worden ingeschakeld. Deze communicatie zal verzorgd moeten worden vanuit de afdeling PAZ.
Het functioneren van de wachtdienst alsook de bevindingen van de betrokkenen, zal na een periode van 6 maanden worden geëvalueerd en gerapporteerd aan het directieteam en het college van burgemeester en wethouders.
Centrale regeling Wachtdienstvergoeding in de regio Parkstad (1e concept)
Bijlage 2: Screeningslijst ter beoordeling van spoedeisend karakter
Voor een goede invulling van de wachtdienst moeten de betrokkenen leren te handelen. Daarbij staat het gebruik van het gezond verstand voorop. Om een goed beeld te krijgen van de klacht, is het vaak noodzakelijk om door te vragen. De onderstaande screeningslijst is dan ook alleen bedoeld ter ondersteuning van de wachtdienstambtenaar bij de bepaling van het spoedeisende karakter van de klacht.
In de tabellen op de volgende pagina’s onderscheiden we:
Urgentie 1 = klacht registreren en direct zelf actie ondernemen dan wel direct derden inschakelen
Urgentie 2 = klacht registreren en eerstvolgende dag verdere actie ondernemen
Urgentie 3 = klacht registreren en eerstvolgende werkdag verdere actie ondernemen
Urgentie 4 = beller mededelen dat klacht niet bestemd is voor de servicelijn, eventueel doorverwijzen
Belangrijk: Mobiele nummers worden nooit (!) doorgegeven aan derden.
Noot: lijst is nog onvolledig! Ontbrekende nummers worden nog aangevuld