Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening Haarlem |
Citeertitel | Bomenverordening Haarlem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | boom, herplant, houtopstand, iepenziekte, instandhouding, kapverbod, monumentale boom, vergunning, waardevolle boom |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2012 | art. 1a | 08-03-2012 Stadskrant, 15-03-2012 | 2011/442326 | ||
07-03-2008 | 23-03-2012 | Nieuwe regeling | 07-02-2008 Stadskrant, 28-02-2008 | 011/2008 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
monumentale boom: bijzondere beschermwaardige boom of houtopstand van 80 jaar of ouder met een levensverwachting van minimaal 10 jaar en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving, welke is opgenomen in de lijst van monumentale bomen zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening.
waardevolle boom: bijzondere beschermwaardige boom of houtopstand van 50 - 80 jaar welke beeldbepalend is en met bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde of een bijzondere historische functie voor de omgeving, dan wel een bijzondere beschermwaardige boom of houtopstand welke is opgenomen in de lijst van waardevolle bomen zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening.
kappen: rooien; vellen; verplanten; het snoeien van meer dan 30procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben; het geheel of grotendeels verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand.
Artikel 1a Positieve fictieve beschikking
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op alle aanvragen voor vergunning of ontheffing ingevolge deze verordening.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen in een particuliere achtertuin met een oppervlakte van maximaal 100 m2, niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Onder openbare weg wordt verstaan: de openbare weg als omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening, met uitzondering van brandgangen en besloten garagepleinen.
De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.Indien de aanvraag de kap van meer dan twee bomen betreft, dient bij de aanvraag een herinrichtingsplan inclusief herplant te worden gevoegd. Indien de aanvraag van de kap gedaan wordt in het kader van de uitvoering van een fysiek project, dient tevens een groentoets overgelegd te worden.
Artikel 4 Verlenings-, weigerings- en opschortingsgronden
Een vergunning tot kappen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot kappen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft aangemeld aan het college.
Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
In afwijking van het voorgaande lid, wordt een vergunning welke is verleend met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht onder het standaardvoorschrift van feitelijk niet-gebruik gedurende veertien dagen, met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt.
Artikel 9 vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning tot kappen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot kappen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
Artikel 10 Herplant- en instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot kappen van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien de houtopstand waarop het verbod tot kappen als bedoeld in dit artikel van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot kappen op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
Artikel 12 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 13 Bestrijding van iepenziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 14 Bescherming gemeentelijke houtopstand
Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden, te snoeien, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.
Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, vijfde en zesde lid, artikel 5 vierde lid, artikel 7, artikel 8 eerste en tweede lid, artikel 9 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste lid, artikel 10 eerste, tweede, derde en vijfde lid, artikel 13 tweede, derde en vierde lid en artikel 14 is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.
Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste of tweede lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
De Verordening op de houtopstanden van 11 maart 1992 zoals laatstelijk gewijzigd op 23 november 2000, blijft van toepassing voor de afhandeling van kapvergunningaanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van de Bomenverordening Haarlem.
Toelichting Bomenverordening Haarlem
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de
vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.
Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Dode bomen. Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het kappen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of dat hij `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Voor bomen in een particulier in gebruik zijnde achtertuin van meer dan 100 m2 is er voor gekozen de dwarsdoorsnedenmaat van minimaal 20 centimeter te behouden (zie artikel 2 lid 3). De oppervlakte van de tuin wordt gemeten exclusief de oppervlakte van de op het perceel staande opstallen: het onbebouwde oppervlak.
Ook voor alle andere bomen blijft de maat van 20 centimeter gehandhaafd. Dit geldt tevens voor onder andere verenigingen van eigenaren, woningbouwverenigingen, projectontwikkelaars e.d.. Enerzijds vanwege het algemeen belang van bomen in openbaar gebied en anderzijds vanwege het waarborgen van inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. De betrokkenheid van burgers bij bomen in hun straat is immers groot en indien de gemeente deze gemeentelijke bomen eveneens kapvergunningvrij maakt, kan dit op veel onbegrip stuiten.
Kappen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 30 procent van het kroonvolume, vallen onder kappen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip kappen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.
Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Groentoets. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Groentoets is gebaseerd op de bomeneffectanalyse (BEA) van de Bomenstichting. De bomeneffectanalyse is een landelijke richtlijn voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een Groentoets dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot kappen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en die niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht- of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt niet het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.
Een duidelijke situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.
Met ‘fysiek project’ wordt bedoeld: de bouw en aanleg van werken. De groentoets wordt opgenomen in de nota Richtlijnen Fysieke Projecten.
Artikel 4 Verlenings-, weigerings- en opschortingsgronden
Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot kappen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.
In sommige gevallen zal de gebruikelijke kapvergunningsprocedure niet kunnen worden afgewacht. Het gaat dan om gevallen waarin de procedure voor het aanvragen/verlenen van een kapvergunning niet kan worden afgewacht, omdat er sprake is van grote gevaarzetting. Bijvoorbeeld een boom die dreigt om te vallen of andere vergelijkbare spoedeisende belangen van openbare orde of veiligheid. Hiermee wordt aangesloten bij de bevoegdheden van de Burgemeester op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet. Van de noodkap zal achteraf – met redenen omkleed – in ieder geval mededeling worden gedaan in een lokaal huis-aan-huisblad.
Een boom of houtopstand welke is aangemerkt als monumentale boom kan in beginsel niet gekapt worden. Uitzonderingen zijn slechts mogelijk na toestemming van het college.
Een boom of houtopstand welke is aangemerkt als waardevolle boom kan in beginsel niet gekapt worden. Uitzonderingen zijn slechts mogelijk na toestemming van het college.
Bloedingsziekte paardekastanje
Zolang nieuwe onderzoeksresultaten hiertoe geen aanleiding geven, hoeven bomen die zijn aangetast door de kastanjeziekte niet direct te worden gekapt, tenzij deze een gevaar opleveren voor de omgeving. Het aangetast zijn door deze ziekte, brengt op dit moment dan ook niet automatisch met zich mee dat een kapvergunning verleend zal worden. In geval wegens aantasting wel een kapvergunning verleend wordt, zal in ieder geval als vergunningsvoorschrift worden opgelegd dat het aangetaste kastanjehout in afgesloten containers moet worden vervoerd en vernietigd door een ter zake kundig bedrijf.
Artikel 5 Monumentale en waardevolle bomen en bijzondere houtopstand
De lijst met monumentale bomen en de lijst met waardevolle bomen bevatten bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan (landschappelijk) waardevolle houtopstand, zoals beeldbepalende Rhododendrons, magnolia´s of klimplanten of een nieuw aangeplante herdenkingsboom met een kleinere diktemaat, toch bescherming genieten.
Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale bomen heeft een hoge prioriteit. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een kapvergunning wordt verleend. Verder is het sterk aan te bevelen de monumentale bomen op te nemen in het bestemmingsplan op voorwaarde dat de opname precies uitgewerkt wordt in de bestemmingsplanvoorschriften en de (toekomstige) kroonprojectie zorgvuldig ingetekend wordt op de plankaart. Door het dwingend karakter van het bestemmingsplan zijn deze bomen direct in beeld bij iedere herbestemming. Er kunnen dus geen bouw- en aanlegactiviteiten plaatsvinden zonder dat dit aan de boombestemming getoetst wordt.
Het college kan besluiten dat op de aanvraag van een kapvergunning de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Van deze procedure zal in elk geval gebruik worden gemaakt wanneer het gaat om fysieke projecten of bouwprojecten. Dit betekent dat de procedure dan begint met een openbare kennisgeving van het bestuursorgaan in een huis-aan-huisblad en ter inzage legging. In de kennisgeving wordt mededeling gedaan van het feit dat een ontwerpbesluit en daarop betrekking hebbende stukken ter inzage zullen worden gelegd. In die kennisgeving wordt de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit gemeld. Verder blijkt uit de kennisgeving waar en wanneer de stukken ter inzage liggen, wie er zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen en op welke wijze dit kan gebeuren. Belanghebbenden hebben ingevolge artikel 3:16 Awb zes weken de tijd om hun zienswijzen in te dienen. Indien belanghebbenden het niet eens zijn met het daarna genomen besluit, volgt niet de mogelijkheid van bezwaar maar kunnen belanghebbenden rechtstreeks in beroep gaan bij de rechter.
In geval van zogeheten noodkap is dit artikel niet van toepassing; zie de toelichting bij artikel 4 lid 7.
Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
1.Dit lid is bedoeld om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Ter voorkoming van directe kap na de bekendmaking van het besluit, is een termijn van twee weken vastgesteld waarin niet gekapt mag worden en belanghebbenden de mogelijkheid hebben een beroepschrift en een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen. Als datum voor bekendmaking van het besluit geldt de datum van publicatie van het besluit in een lokaal huis-aan-huisblad. Deze datum zal over het algemeen dezelfde datum zijn als de datum van verzending van het besluit aan de aanvrager.
1.In geval van zogeheten noodkap is dit artikel niet van toepassing; zie de toelichting bij artikel 4 lid 7.
Artikel 8 Vervaltermijn vergunning
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan. Wel is de geldigheidsduur van de vergunning ten opzichte van de oude verordening gewijzigd van maximaal één jaar naar maximaal anderhalf jaar. Dit vanwege het feit dat de termijn van één jaar in de praktijk nogal eens tot ongewenste situaties kan leiden. Het college kan hierop een uitzondering maken in geval van langdurige bouwprojecten en de termijn stellen op maximaal 3 jaar.
In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts 18 maanden resp. 3 jaar geldig, ook als in fasen gekapt wordt of één of enkele bomen al gekapt zijn.
Artikel 9 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
Andere werken. Lid 5 verwoordt de bevoegdheid van het college om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan.
Natuurbescherming. Lid 6 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402) en Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet kappen zolang er vogels broeden in de bomen of niet kappen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddenstoelen vernield worden. Het niet mogen kappen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte aan concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van kappen. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht
Voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven, mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.
Financiële herplant. Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij mogelijk uitgevoerd worden.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schadeuitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te kappen geweigerd wordt.
Artikel 12 Afstand van de erfgrenslijn
De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd worden.
Artikel 13 Bestrijding iepenziekte
Belangrijk is dat na velling ter plaatse wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen. De bast is het levende weefsel onder de schors en het is noodzakelijk de gehele bast te verwijderen.
Artikel 14 Bescherming gemeentelijke houtopstand
Artikel 14 kan gezien worden als een lex specialis ten opzichte van artikel 122 Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Tegen het toebrengen van schade aan, het beplakken of bekladden van, of het aanbrengen of anderszins bevestigen van één of meerdere voorwerpen aan de gemeentelijke houtopstand kan op grond van diverse artikelen in de APV worden opgetreden (zie o.a. artikel 75, 122 en 123 e.v. APV)
De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.
Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (dat wil zeggen dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).
Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.
De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid
tot het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.
Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.
In Algemene wet bestuursrecht staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders, waaronder het betreden van gebouwen, niet zijnde woningen, en het betreden van terreinen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Met de Technisch beheerder openbaar groen (boomspecialist) wordt bedoeld de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de technische beoordeling van de bomen en eventuele herplant.
Alleen voor de toezichthouders is een bepaling opgenomen in deze verordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.