Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Smallingerland

Verordening langdurigheidstoeslag Smallingerland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Smallingerland
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Smallingerland
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1 en art. 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2015Nieuwe regeling

06-04-2010

Onbekend

06-04-2010, volgnr. 10

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG SMALLINGERLAND

De Raad van de gemeente Smallingerland,

gezien het advies van de Commissie Samenleving en zorg,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Smallingerland d.d. 15 december 2009,

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen

van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende: Verordening langdurigheidstoeslag Smallingerland

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet werk en bijstand

  • b.

    Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    Peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

  • d.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

  • e.

    Gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet.

  • f.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • g.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering

Artikel 2 – Uitvoering en onvoorziene gevallen

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

II. Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven 110 procent van de bijstandsnorm.

  • 2. Indien een belanghebbende in de referteperiode een periode is uitgesloten van het recht op bijstand wordt de referteperiode met eenzelfde periode verlengd. Bij het berekenen van het gemiddelde inkomen wordt de periode van uitsluiting vervolgens buiten beschouwing gelaten.

  • 3. Er is sprake van uitzicht op inkomensverbetering indien één van de belanghebbenden gedurende de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt of heeft gevolgd als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit Bijzondere Bijstand WWB.

  • 2.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

III. Slotbepalingen

Artikel 5 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag

Artikel 6 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 april 2010.

De secretaris, De voorzitter,

Toelichting Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Smallingerland

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt.

In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo regelarm mogelijk kan worden uitgevoerd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als

in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf

staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 3

Een referteperiode van 5 jaar (60 maanden), zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt ingekort tot 36 maanden. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm.

De methode van het kijken naar het gemiddelde loon maakt dat iemand die wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad niet zonder meer zijn recht op langdurigheidstoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk. Het is evenwel niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitingsgrond,

zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had (lid 2).

In de nieuwe regeling heeft de wetgever gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid geboden om ook aan werkenden een langdurigheidstoeslag te verstrekken (zie TK 2007-2008, 31 441, nr. 3, p. 6). In deze verordening wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Van personen die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen kan gezegd worden dat zij geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Daarbij maakt het niet uit, uit welke bron dit inkomen is: personen die al jaren moeten rondkomen van een laag salaris of uitkering hebben door dit gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen spoedig uitzicht op inkomensverbetering.

In het derde lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten). De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, sprake is van uitzicht op inkomensverbetering.

Artikel 4

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte van de langdurigheidstoeslag vast te laten stellen door het college.

In het tweede lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

NB: Dit tweede lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.