Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004
CiteertitelMaatregelenverordening 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 8, eerste lid, Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-200401-01-2012Nieuwe regeling

16-09-2004

Soester Courant 29-9-2004

RV 04-37

Tekst van de regeling

Intitulé

GEMEENTEBLAD

De raad van de Gemeente Soest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 juni 2004, nr. RV 04-37 ;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de wet;

maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

voorziening: voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet: een instrument binnen een traject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

traject: een met de belangebbende overeengekomen, dan wel door het college aan hem opgelegd, geheel van activiteiten gericht op het (uiteindelijk) verkrijgen dan wel behouden van betaalde arbeid, dan wel het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt;

belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest;

alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Deze afstemming kan inhouden dat een lichtere maatregel of een zwaardere maatregel wordt opgelegd dan conform de maatregelbepalingen in deze verordening.

Artikel 3 Afzien van het opleggen van een maatregel

Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de bijstandsnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand die volgt op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

In afwijking van het eerste lid wordt de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

HOOFDSTUK 2: GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN OF BEHOUDEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID

Artikel 7 Indelingen in categorieen

Eerste categorie:

het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen, dan wel het niet tijdig verlengen van deze registratie;

het niet ondertekenen of het niet aan burgemeester en wethouders verstrekken van een trajectplan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces;

het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

het later terugkeren van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onder d, van de wet is toegestaan, terwijl men niet is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen;

Tweede categorie:

het in de periode voorafgaand aan de bijstandsverlening en/of periode gedurende de bijstandsverlening niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject of de voorziening.

Derde categorie:

gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige participatie, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of voortijdige beëindiging van het traject of de voorziening.

Vierde categorie:

het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

Artikel 8. De hoogte en duur van de maatregel

De maatregel wordt vastgesteld op:

10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de eerste categorie;

20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de tweede categorie;

50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de derde categorie;

100% van de bijstandsnorm gedurende 2 maanden bij gedragingen van de vierde categorie.

HOOFDSTUK 3: NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 9 Te laat verstrekken van inlichtingen, dan wel het niet (tijdig) verschijnen op oproepen

Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet nakomt door informatie, die van belang is voor de verlening van bijstand, niet tijdig te verstrekken, dan wel niet (tijdig) verschijnt op een oproep, kan, met toepassing van artikel 54 van de wet, ingaande de eerste dag van het verzuim het recht op bijstand worden opgeschort.

Indien een belanghebbende herhaaldelijk de in het eerste lid genoemde verplichting(en) niet tijdig nakomt wordt een maatregel toegepast van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand. Vervolgens is de recidiveregeling als bedoeld in artikel 16 van toepassing.

Artikel 10 Onverwijld

Bij de beoordeling of inlichtingen te laat worden verstrekt wordt voor de toepassing van artikel 17, eerste lid, van de wet als onverwijld te worden verstaan: bij/op het eerstvolgende in te leveren rechtmatigheidsformulier of, indien het inleveren van rechtmatigheidsformulieren niet aan de orde is vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid zich heeft voorgedaan.

Artikel 11 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen

Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand wordt, indien er sprake is van een eerste maal volstaan met een waarschuwing. Bij herhaling van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht wordt een maatregel toegepast van 10% indien de bijstand niet ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Vanaf de derde maal is de recidiveregeling als bedoeld in artikel 16 van toepassing.

Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet (wel) heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of langdurigheidstoeslag, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

De maatregel bedoeld in het tweede lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 500,-;

20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 500,- maar minder bedraagt dan € 2000,-;

50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 2000,- maar minder bedraagt dan € 4000,-;

100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 4000,-

Er wordt geen maatregel opgelegd ingevolge dit artikel in de gevallen dat er over wordt gegaan tot strafrechtelijke vervolging inzake het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

Indien door de beëindiging van de bijstand een maatregel (in de toekomst) niet mogelijk is zal de reeds verstrekte bijstand worden herzien over een periode die in het verleden ligt.

In een situatie als bedoeld in het vijfde lid zal wanneer het brutobedrag dat ten onrechte door de belanghebbende is ontvangen door het schenden van de informatieverplichting tezamen met het bedrag van de maatregel meer bedraagt dan het totaal bedrag dat aan uitkering is ontvangen slechts een maatregel kunnen worden opgelegd tot het bedrag dat maximaal aan uitkering is ontvangen na aftrek van de teveel ontvangen bijstand.

HOOFDSTUK 4: OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL

Artikel 12. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt, met uitzondering van hetgeen in het derde en vijfde lid van dit artikel staat vermeld, een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld:

20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een periode van 3 maanden of korter;

50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maanden; bij een periode van 3 tot 6 maanden;

100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maanden bij een periode van 6 maanden en langer.

In afwijking van het eerste en tweede lid van dit artikel bedraagt de verlaging bij het onverantwoord interen van vermogen:

0% bij een benadelingsbedrag tussen € 0,- en € 1000,-;

20 % van de bijstandsnorm gedurende 3 maanden indien het benadelingsbedrag meer bedraagt dan € 1000,- maar minder dan € 2000,-;

50% van de bijstandsnorm gedurende 3 maanden indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan € 2000,- maar minder dan € 4000,-;

bij benadelingsbedragen vanaf € 4000,- wordt de maatregel afgestemd op de individuele situatie.

Onder onverantwoord interen van het eigen vermogen als bedoeld in het derde lid wordt verstaan een besteding aan algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan, welke omgerekend per maand meer bedraagt dan anderhalf maal de relevante bijstandsnorm, zonodig aangevuld met een bedrag voor de ziektekostenverzekering.

Het niet gebruik maken door de belanghebbende van een passende en toereikende voorziening ten aanzien van (bijzondere)bestaanskosten wordt gezien als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. In dergelijke gevallen wordt een maatregel toegepast in de vorm van het afwijzen van de aanvraag om bijstand.

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, dan wel goederen in gebruik bij de gemeente Soest of uitvoeringsorganisatie BBS te Soest onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet wordt een maatregel opgelegd.

Het in het eerste lid bepaalde is tevens van toepassing in geval van een uiting of gedraging gericht tegen medewerkers werkzaam bij of goederen in gebruik bij het CWI te Soest, dan wel een derde door wie ten behoeve van het college werkzaamheden als bedoeld in artikel 7, vierde lid van de wet wordt verricht.

De maatregel als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt in voorkomende situaties individueel vastgesteld door het college en is afhankelijk van de ernst van het wangedrag, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. De maatregel kan zowel inhouden een verlaging van de uitkering gedurende een bepaalde tijd als bijvoorbeeld een (tijdelijk) toegangsverbod. Wangedrag wordt op geen enkele wijze getolereerd en door geen algemene maatregelnormering vast te stellen kan bij het onverhoopt voorkomen van wangedrag een adequate maatregel worden opgelegd.

Artikel 14 Niet voldoen aan nadere verplichtingen

Naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk II van de wet in elk geval aan de bijstand verbonden zijn kunnen er aanvullende verplichtingen worden opgelegd. Indien aan deze aanvullende verplichtingen niet wordt voldaan, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand.

HOOFDSTUK 5: SAMENLOOP, RECIDIVE, VOLHARDING EN HEROVERWEGING

Artikel 15 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijk schuldig maakt aan verschillende gedragingen waarop een maatregel ingevolge deze verordening staat wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld als de gedragingen op hetzelfde terrein liggen en worden de afzonderlijke maatregelen opgeteld als de gedragingen op verschillend terrein liggen.

Artikel 16 Recidive

De periode van een maatregel genoemd in artikel 8 wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 7 uit dezelfde of een hogere categorie.

In de overige situaties van deze verordening, met uitzondering van de situaties als bedoeld in artikel 12, vijfde lid en artikel 13, derde lid, wordt de periode van een maatregel verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een gedraging op hetzelfde terrein. Bij herhaling van gedragingen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid en artikel 13, derde lid moet worden bezien welke maatregel passend geacht wordt in die nieuwe situatie.

Artikel 17 Volharding

Indien de belanghebbende na de recidive genoemd in artikel 16 van deze verordening, volhardt in de gedraging(en), kunnen burgemeester en wethouders een maatregel voor onbepaalde tijd opleggen, waarbij de hoogte van de maatregel wordt afgestemd op de ernst van het feit de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 18 Heroverweging

Wanneer er ingevolge deze verordening een maatregel op de bijstand plaatsvindt gedurende een langere periode dan 3 maanden, dient elke 3 maanden te worden nagegaan of de hoogte en de duur van de maatregel op grond van de omstandigheden van de belanghebbende dienen te worden aangepast.

HOOFDSTUK 6: SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen, waaronder het opnemen van verwijtbare gedragingen. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Maatregelenverordening 2004.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2004.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Soest, gehouden op 16 september 2004

de griffier, de voorzitter,

M.van Vliet MPM AA drs. J.J.L.M. Janssen

Bijgewerkt t/m raadsbesluit

(RB + datum)

:

RB 04-37

16-9-04

Goedgekeurd door GS

 

 

Publicatie of anderszins bekend gemaakt d.d.

:

29-9-04

Opmerkingen

 

 

Inwerking treding

:

1 november 2004

Intrekking

: