Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heumen

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Heumen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeumen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Heumen
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Heumen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1 en onder d, en art. 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200925-12-2013Onbekend

19-02-2009

De verbinding, 24-02-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Heumen

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG

De Raad van de gemeente Heumen, d.d. 19 februari 2009

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Heumen d.d. 20 januari 2009,

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet Werk en Bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Heumen

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders

    • b.

      De wet: de Wet Werk en Bijstand

    • c.

      Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

    • d.

      Peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

    • e.

      Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

    • f.

      Gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt, niet nader worden omschreven en in de WWB voorkomen, hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 2 – Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het College.

II. Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 101 procent van de bijstandsnorm.

Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    Bij een inkomen tot 101 procent van de bijstandsnorm bedraagt de langdurigheidstoeslag per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 498,00,

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 447,00 en

    • c.

      voor een alleenstaande € 349,00.

    [De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2009 en indexering vindt jaarlijks plaats voor het eerst per 1 januari 2010]

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op

    langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een

    percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per

    1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande jaar.

     

III. Slotbepalingen

Artikel 5 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Heumen

Artikel 6 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 februari 2009.

JP

Malden, 19 februari 2009

DE RAAD VOORNOEMD;

De raadsgriffier,

L.Bosland.

De burgemeester,

drs. J. van Zomeren.

Nota-toelichting:

 

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen.

In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk

ongewenste armoedeval-effecten voorkomt.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren.

Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

 

Artikel 3

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 101% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van de 100%-grens worden daarmee genegeerd, conform uitspraak Centrale Raad van Beroep d.d. 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a..

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt.

De langdurigheidstoeslag is bedoeld voor mensen die langere tijd van een beperkt inkomen moeten leven.

Een reden om af te zien van een hogere inkomensgrens is het feit dat dit ongewenste armoedeval-effecten in zich heeft. Weliswaar doen de armoedeval-effecten zich ook voor bij de grens van 101% van de bijstandsnorm, maar belanghebbenden die uitstromen zullen doorgaans een dermate hoger inkomen ontvangen, dat het verlies van de langdurigheidstoeslag feitelijk minder wordt gevoeld.

 

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen.

Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de

bijstandsnormen van per 1 januari.

De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt afgerond naar boven op hele euro’s.

 

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB.

De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB.

Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

In een afzonderlijke beleidsregel heeft het college invulling gegeven aan het begrip “geen uitzicht op inkomensverbetering”. Deze beleidsregel dient eveneens te worden betrokken bij de beoordeling van het recht op een langdurigheidstoeslag.