AFDELING I. Algemene bepalingen.
Artikel 1 Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
- a.
Nationaal Park:Het Nationaal Park Loonse en Drunense
Duinen.
- b.
Het college:Het college van Waalwijk.
- c.
Rechthebbende:Eenieder die over enige zaak enige
zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk
recht.
- d.
Gebied:Het gebied van het Nationaal Park Loonse en
Drunense Duinen, zoals aangegeven op de bij deze verordening
behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
- e.
Openbare terreinen:Alle voor het publiek, al dan niet
met enige beperking toegankelijke terreinen.
- f.
Weg:
- 1.
De weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b,
van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan
liggende en als zodanig aangeduide
parkeerterreinen;
- 2.
De - al dan niet met enige beperking - voor het publiek
toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken,
plantsoenen, speelweiden, bossen en andere
natuurterreinen, ijsbanen en aanlegplaatsen voor
vaartuigen;
- g.
Voertuigen:Voertuigen: alle voertuigen, als bedoeld
in artikel 1, onder a en onder al, van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van
trams en kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine
voertuigen.
- h.
Bouwwerken:Elke constructie van hout, steen, metaal
of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij
direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
Artikel 2 Beslistermijng
- 1.
Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een
vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de
aanvraag ontvangen is.
- 2.
Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht
weken verdagen.
Artikel 3 Indiening aanvraag
- 1.
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt
ingediend minder dan zes weken vóór het tijdstip waarop de
aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het
bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
- 2.
Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen,
vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde
termijn worden verlengd tot ten hoogste dertien weken.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of
ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot
bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de
vergunning of ontheffing is vereist.
- 2.
Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of
ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden
voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden.
Artikel 6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
- 1.
Indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige
gegevens zijnverstrekt;
- 2.
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of
inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of
ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging
wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming
waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- 3.
indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden
voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- 4.
indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt
gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke
van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
- 5.
indien de houder dit verzoekt.
Artikel 7 Termijnen
Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald
door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op
een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen
erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op
de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende
feestdag is.
AFDELING II. Openbare orde en veiligheid en andere zaken van openbaar
belang.
Artikel 8 Werkingsgebied
Deze verordening geldt voor de openbare terreinen van het Nationaal
Park, voorzover liggende op het grondgebied van de gemeente
Waalwijk.
Artikel 9 Openbare orde op de openbare terreinen van het Nationaal Park
Het is verboden:
- 1.
In op de openbare terreinen staande bomen of bouwwerken te
klimmen, daaraan te hangen of zich daarin respectievelijk daarop
te bevinden, uitgezonderd voor zover het betreft daarvoor
aangewezen bomen of bouwwerken op speelplaatsen en trimbanen,
dan wel in gedeeltes van het park, aangewezen als speelbos;
- 2.
opstallen en bouwsels in het gebied te beschadigen of
bekladden;
voorwerpen of tekens, aangebracht door of ten behoeve van de
rechthebbende of openbare dienst te verplaatsen, te verwijderen,
te veranderen of op enige wijze onleesbaar, onduidelijk of
onzichtbaar te maken;
- 3.
wegen en paden te beschadigen of de begaanbaarheid te
verminderen door touwen, spandoeken of andere materialen aan te
brengen of takken en bomen over, op of boven de weg te leggen of
aan te brengen;
- 4.
tussen zonsondergang en zonsopgang op de openbare terreinen te
overnachten.
Artikel 10 Geluidsoverlast
- 1.
Behoudens wettelijk voorgeschreven geluidsseinen is het verboden
op de openbare terreinen door middel van een geluidsapparaat of
instrument, hetwelk is bestemd of mede is bestemd voor het
voortbrengen van geluid, of op enige andere wijze, geluid te
maken of te veroorzaken op een voor de omgeving hinderlijke
wijze.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet voorzover de op
de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet
geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het
Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement
verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Vuurwerkbesluit of de
Provinciale milieuverordening Noord-Brabant van toepassing zijn.
Artikel 11 Aanleggen en onderhouden van vuren, barbecuen en het verbod te
roken
- 1.
Het is verboden op de openbare terreinen te barbecuen, een vuur
aan te leggen, te voeden of te onderhouden of een fakkel dan wel
enige andere vorm van open vuur met zich mee te voeren.
- 2.
Het is verboden in het Nationaal Park te roken.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in
het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef
en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de
Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.
- 4.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet
voorzover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als
tuin ingerichte erven.
Artikel 12 Honden en verontreiniging door honden
- 1.
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond verboden
die hond te laten verblijven of te laten lopen in het Nationaal
Park:
- a.
Daar waar dit door de rechthebbende door middel van
borden of op een andere door de rechthebbende te bepalen
wijze, gedurende (een) door de rechthebbende
vastgesteld(e) tijdvak(ken) is aangegeven;
- b.
Zonder dat die hond is aangelijnd, anders dan op de
daartoe door de rechthebbende bestemde en als zodanig
aangegeven terreingedeelten binnen (een) door die
rechthebbende vastgesteld(e) tijdvak(ken).
- 2.
De eigenaar, houder of verzorger van een hond alsmede diegene,
die de hond onder zijn hoede heeft, is verplicht er zorg voor te
dragen, dat zijn hond geen overlast aan anderen bezorgt.
Artikel 13 Venten en standplaats innemen
- 1.
Het is verboden met goederen van welke aard dan ook te venten of
te colporteren behoudens ontheffing van het college.
- 2.
Onder venten wordt mede verstaan, goederen in het klein ten
verkoop mee te voeren dan wel afbeeldingen daarvan te tonen met
het kennelijke doel om voor die goederen kopers op de openbare
terreinen te zoeken.
- 3.
Het is verboden zonder ontheffing van het college op openbare
terreinen een standplaats in te nemen met een voertuig, een
kraam of een tent, ter uitoefening van de straathandel of om
anderszins in de open lucht goederen uit te stallen, aan het
publiek aan te bieden, te verkopen, te verstrekken of te
verhuren dan wel diensten aan te bieden, met uitzondering van
gedrukte stukken als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.
- 4.
Een ontheffing van het bepaalde in het eerste en derde lid kan
worden geweigerd:
- a.
In het belang van de openbare orde;
- b.
in het belang van het voorkomen en beperken van
overlast;
- c.
in het belang van de verkeersvrijheid of –
veiligheid.
- 5.
Een ontheffing van het bepaalde in het derde lid kan bovendien
worden geweigerd in het belang van het uiterlijk aanzien van het
gebied en de natuurwaarden.
- 6.
a. Het verbod in het derde lid geldt niet voorzover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer
rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement
Noord-Brabant.
b. De weigeringsgrond van het vierde lid onder b. geldt niet
voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door
de Wet milieubeheer.
Artikel 14 Veroorzaken hinder en benadeling van flora en fauna
- 1.
Het is eenieder die zich ophoudt in het park, dan wel anderszins
in het park een sport, hobby of andere activiteit uitoefent,
verboden zich zodanig te gedragen, dat andere personen of
groepen van personen daarvan hinder of schade kunnen
ondervinden.
- 2.
Het is een ieder verboden bloemen, planten, varens, mossen,
korstmossen, struiken, bomen, takken, paddestoelen of delen
hiervan te beschadigen, uit te steken, af te snijden, te
vervoeren of onder zich te houden, dan wel in het gebied in het
wild voorkomende dieren opzettelijk te verontrusten, doden,
vangen of vervoeren.
- 3.
Het in het tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in dit
onderwerp wordt voorzien door de Natuurbeschermingswet of de
Flora- en Faunawet.
AFDELING III. Verontreiniging, openbare gezondheid en zedelijkheid.
Artikel 15 Verontreiniging, openbare gezondheid en zedelijkheid
- 1.
Het is verboden voorwerpen, resten van levensmiddelen, papier,
niet verwijderde tijdelijke routemarkeringen, blikken, flessen
of andere, vergelijkbare soorten afval, weg te werpen, neer te
leggen of achter te laten anders dan in de kennelijk daartoe
bestemde inrichtingen;
- 2.
Het is verboden zonder daartoe bevoegd te zijn een op de
openbare terreinen geplaatste afvalbak, afvalcontainer of
soortgelijk voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan voor
het daarin deponeren van klein afval, zoals verpakkingen van
versnaperingen, eetwaren en rookartikelen en de in het eerste
lid vermelde overige afvalstoffen.
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voorzover
in dit onderwerp wordt voorzien in de Wet milieubeheer, de Wet
bodembescherming of de Wet verontreiniging
oppervlaktewateren.
Artikel 16 Openbare zedelijkheid
- 1.
Het is verboden in het Nationaal Park seksuele handelingen te
verrichten.
- 2.
Naaktrecreatie is in het park verboden, behoudens op de daartoe
door de rechthebbende aangewezen terreingedeelten.
AFDELING IV. Wedstrijden, evenementen, bijeenkomsten, manifestaties en andere
recreatie-activiteiten
Artikel 17 Wedstrijden/evenementen
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester,
wedstrijden, evenementen, bijeenkomsten of andere manifestaties
anders dan bedoeld voor het uiten van meningen of gevoelens, te
organiseren of te doen houden.
- 2.
Het is verboden de op de wijze van het eerste lid toegestane
wedstrijden, evenementen, bijeenkomsten of andere manifestaties
op enigerlei wijze te verstoren of te hinderen.
- 3.
Een vergunning kan worden geweigerd:
- a.
in het belang van de openbare orde;
- b.
in het belang van het voorkomen en beperken van
overlast;
- c.
in het belang van de verkeersvrijheid of -
veiligheid;
- d.
in het belang van het uiterlijk aanzien van het gebied
en van de natuurwaarden.
- 4.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto
artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 18 Apparatuur en andere voorwerpen bestemd voor recreatieve
toepassingen
- 1.
Het is binnen het gebied van het Nationaal Park verboden:
- a.
Motorisch aangedreven en radiografisch bestuurbare
schaalmodellen van vliegtuigen, bootjes of auto’s in
werking te hebben;
- b.
motorisch aangedreven voertuigen, bestemd voor
recreatieve doeleinden te gebruiken;
- c.
modellen van vliegtuigen of andere objecten af te
schieten of met hulpmiddelen te lanceren, die een
landing maken na een vrije val, zweef- of
glijvlucht.
- 2.
Het is verboden zich met door windkracht aangedreven wagens,
installaties of constructies op te houden in het Nationaal Park
dan wel zich boven de wegen, terreinen of wateren in het
Nationaal Park te bevinden met valschermen, vliegers of andere
niet motorisch aangedreven hulpmiddelen om zich gedurende enige
tijd zwevende te houden.
- 3.
Het is de bestuurder van een motorvoertuig voor zover die zich
in het Nationaal Park daarmee mag ophouden, verboden zijn
motorvoertuig te gebruiken voor het voorttrekken van één of meer
personen die zich, direct of indirect verbonden met het
motorvoertuig, voortbewegen door de lucht aan een parachute, een
vlieger of een soortgelijk voorwerp.
- 4.
Het is verboden in het Nationaal Park te vliegeren.
- 5.
Het in het vierde lid gestelde vliegerverbod geldt niet indien
het een vlieger betreft met een hoogte en breedte van maximaal
één meter aan een enkelvoudige lijn, bestemd om statisch mee te
vliegeren, zonder dat daardoor de veiligheid van personen of
dieren gevaar loopt.
- 6.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voorzover in de
daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de Wet
milieubeheer of de Luchtvaartwet.
Artikel 19 Kanoën, nachtvissen, droppings, vossenjachten en vormen van
survivalrecreatie
Het is verboden binnen het gebied van het Nationaal Park zonder
schriftelijke toestemming van de rechthebbende, te kanoën, te
nachtvissen en droppings, vossenjachten, vormen van survival en
georganiseerde spellen te houden.
Artikel 20 Ruitersport
- 1.
Het is ruiters verboden zich buiten de voor de ruitersport
bestemde en als zodanig aangegeven paden en terreingedeelten en
buiten de voor hen toegankelijk gestelde wegen te begeven.
- 2.
Het is bestuurders van aangespannen wagens of paard en wagen
verboden zich op andere wegen te bevinden dan de als zodanig
aangegeven menroutes.
- 3.
Het in de voorgaande leden bepaalde is niet van toepassing
voorzover in de daar geregelde onderwerpen wordt voorzien in het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Artikel 21 Parcorus voor mountainbike of all terrain bike (ATB)
Het is verboden met een fiets, een mountainbike of ATB daaronder
begrepen, buiten de aangegeven fietspaden, door de openbare terreinen te
rijden, behalve op het door de rechthebbende daartoe uitgezette
parcours.
AFDELING V. Aanwijzingen, toestemming, handhaving, straf- overgangs- en
slotbepalingen.
Artikel 22 Overtreding en strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op
grond van artikel 4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de
tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van
de rechterlijke uitspraak.
Artikel 23 Toezichthouders
- 1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of
krachtens deze verordening zijn belast de buitengewone
opsporingsambtenaren in dienst van Natuurmonumenten of andere
organisaties met rechtspersoonlijkheid die beheer en toezicht
hebben op natuurterreinen waarvan zij rechthebbende zijn.
- 2.
Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij
of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het
college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 24 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van
een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven
voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of
veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen,
zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van
de bewoner.
Artikel 25 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 november 2005.
Artikel 26 Overgangsbepaling
- 1.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend
krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven - indien
en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of
ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening -
van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is
verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
- 2.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Algemene
Plaatselijke Verordening, blijven - indien en voorzover de
bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd,
ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn
waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden
ingetrokken.
- 3.
Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en
verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht
vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze
verordening te zijn.
- 4.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op
grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, is ingediend en
voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog
niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige
bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
- 5.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een
vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat
onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens
een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod
vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten
minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde
termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
- 6.
Nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten,
vastgesteld krachtens de Algemeen Plaatselijke Verordening
worden geacht nadere regels, beleidsregels en
aanwijzingsbesluiten te zijn in de zin van deze verordening
indien en voorzover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd
ook vervat is in deze verordening.
Artikel 27 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als “Duinverordening gemeente
Waalwijk.”