Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schouwen-Duiveland

Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen-Duiveland 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchouwen-Duiveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDeelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen-Duiveland 2009
CiteertitelDeelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen-Duiveland 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149;
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2;
  3. Wet op de archeologische monumentenzorg, art. 39, 40, 41;
  4. Algemene subsidieverordening Schouwen-Duiveland 2006, art. 3, lid 2.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-02-2012art. 1, 2, 3, 4, 5, 7 en toelichting

26-01-2012

Wereldregio, 03-02-2012

26-02-2012/09
23-10-200904-02-2012Nieuwe regeling

24-09-2009

Ons Eiland, 22-10-2009

24-09-2009/9

Tekst van de regeling

Intitulé

Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen- Duiveland 2009

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 juli 2009;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 39, 40 en 41 van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz);

gelet op artikel 4, lid 2 van de Algemene Subsidieverordening Schouwen-Duiveland 2010;

overwegende dat van rijkswege gelden ter beschikking zijn gesteld voor excessieve opgravingskosten, die de gemeente in kan zetten voor subsidiëring van deze kosten;

overwegende dat de gemeenteraad excessieve opgravingskosten die voort kunnen vloeien uit de verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wil mitigeren door middel van het onder voorwaarde subsidiëren van deze onderzoeken;

 

besluit :

 

Vaststellen de onderstaande Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen Duiveland 2009;

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanvrager: de veroorzaker van een bodemverstorende activiteit die een aanvraag om tegemoetkoming in de excessieve kosten indient;

  • 2.

    archeologisch onderzoek: een onderzoek, bestaande uit

    • a.

      het verrichten van werkzaamheden met als doel het opsporen of onderzoeken van archeologische monumenten, waarbij verstoring van de bodem optreedt, inclusief het maken van proefsleuven, maar met uitzondering van het uitvoeren van boringen, in het kader van een inventariserend veldonderzoek,

    • b.

      het maken van een rapportage over de desbetreffende opgravingen;

    • c.

      het conserveren en deponeren van de vondsten van de desbetreffende opgraving;

  • 3.

    excessieve kosten: de kosten van archeologisch onderzoek, voor zover die kosten naar het oordeel van de gemeente voor een aanvrager van de subsidie als bedoeld in artikel 2 onevenredig hoog zijn in verhouding tot de financiële bijdrage die de aanvrager zelf ten behoeve van het desbetreffende archeologische onderzoek levert;

  • 4.

    archeologische monumenten: de monumenten bedoeld in artikel 1, sub c van de Monumentenwet 1988;

  • 5.

    algemene verordening: Algemenesubsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2010, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag vande subsidie.

Artikel 2 Subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan aanvragers, voor de bestrijding van excessieve kosten als gevolg van door de gemeente verplicht archeologisch onderzoek, met toepassing van deze deelverordening.

  • 2.

    De subsidie bedraagt nooit meer dan 50% van de kosten van het archeologische onderzoek.

  • 3.

    Voorafgaand aan subsidievaststelling vindt geen subsidieverlening plaats.

Artikel 3 De aanvraag

  • 1.
    • De aanvrager dient de volgende gegevens aan te leveren bij de aanvraag:

      • a.

        een motivering waarom de kosten van het archeologische onderzoek waarvoor subsidie wordt gevraagd, naar het oordeel van de aanvrager voor hem onevenredig hoog zijn;

      • b.

        een overzicht waaruit blijkt hoeveel de aanvrager financieel bijdraagt aan de kosten van het archeologische onderzoek;

      • c.

        een nota met daarin een overzicht van de kosten van het uitgevoerde archeologische onderzoek;

      • d.

        een programma van eisen met betrekking tot de desbetreffende opgraving.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd. Van deze verdaging stelt het college de aanvrager vóór afloop van de eerstgenoemde termijn van 12 weken in kennis.

  • 4.

    Het archeologisch onderzoek, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, sub b en c moet binnen een redelijke termijn worden uitgevoerd, maar in elk geval binnen 1 jaar nadat op de aanvraag is beslist. Het college kan een andere termijn stellen.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond is gelijk aan het gereserveerd budget op de begroting.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot het vaststellen van de wijze waarop de beschikbare bedragen worden verdeeld.

  • 3.

    Voor zover de te subsidiëren activiteiten op de begroting van de gemeente zijn vermeld, worden de subsidieplafonds vastgesteld op maximaal de bedragen die voor de betreffende activiteiten op de begroting zijn gereserveerd.

  • 4.

    Het college neemt besluiten op aanvragen om subsidie in volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 5.

    Het vastgestelde subsidieplafond mag niet worden overschreden.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie wordt geweigerd, indien:

    • a.

      op de aanvrager geen gemeentelijke verplichting rust tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek;

    • b.

      het archeologische onderzoek niet noodzakelijk is gelet op het door de gemeente vastgestelde selectiebeleid zoals opgenomen in het beleidsplan archeologie;

    • c.

      door verlening van de subsidie het subsidieplafond genoemd in artikel 4, eerste of tweede lid, zou worden overschreden;

    • d.

      de aanvrager naar het oordeel van de gemeente onvoldoende financieel bijdraagt aan de kosten van het archeologisch onderzoek;

    • e.

      het programma van eisen niet voldoet aan de binnen de archeologische vakgroep geldende normen;

    • f.

      de aanvrager een exploitatieovereenkomst voor het desbetreffende project met de gemeente heeft gesloten, tenzij in deze overeenkomst is overeengekomen dat aanvrager gebruik kan maken van deze subsidieregeling.

  • 2.

    Daarnaast kan de subsidie geweigerd worden op gronden als genoemd in artikel 9 van de algemene verordening.

Artikel 6 Verplichtingen subsidieontvanger

Binnen 1 jaar na afronding van het archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub a dient de aanvrager bij de gemeente een schriftelijke verantwoording in van de besteding van de ontvangen subsidie. De verantwoording bevat tevens een exemplaar van het opgravingsrapport.

Artikel 7 Algemene subsidieverordening

Voor zover deze verordening bepaalde onderwerpen niet regelt, is de algemene verordening van toepassing.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Deelverordening subsidie excessieve opgravingskosten Schouwen-Duiveland 2009”.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt op 1 januari 2009 in werking.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 24 september 2009,

griffier, voorzitter.

Nota-toelichting

Algemeen

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft in februari 2008 het beleidsplan archeologie vastgesteld. Op deze wijze geeft de gemeente Schouwen-Duiveland invulling aan de beleidsruimte welke voor gemeenten voortvloeit uit de artikelen 39, 40 en 41 van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).

Het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) van het Rijk stelt middelen beschikbaar aan de 30 grootste gemeenten van Nederland en daarnaast, via provincies, ook aan andere gemeenten. Doelstelling van het budget is meer elan te geven aan de noodzakelijke stedelijke vernieuwing in Nederland. In het kader van het ISV is het mogelijk middelen in te zetten ten behoeve van de noodzakelijke aandacht voor cultuurhistorie in die vernieuwing, en dus ook voor archeologie.

In het kader van deze subsidieregeling stelt de gemeente Schouwen-Duiveland een budget van € 170.000,-ter beschikking, om excessieve opgravingskosten te mitigeren teneinde de noodzakelijke stedelijke vernieuwing te realiseren. Hiermee beoogt de gemeente om (kleinschalige) ontwikkelingen die met relatief hoge archeologiekosten worden geconfronteerd, en die anders mogelijkerwijs niet tot uitvoering komen, mogelijk te maken.

Artikel 1

Aanvrager

De subsidieregeling is bedoeld voor aanvragers van een omgevingsvergunning die worden geconfronteerd met relatief hoge archeologiekosten. Het gaat dus niet om initiatiefnemers van bodemverstorende activiteiten die in het kader van een te ontwikkelen (bouw)project de mogelijkheid hebben hun archeologiekosten te verrekenen in het kader van de grondexploitatie.

Archeologisch onderzoekDe subsidieregeling is gericht op een bijdrage in de excessieve kosten van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onderdeel h, van de Monumentenwet 1988 en de onlosmakelijk daarmee verbonden kosten voor rapportage, conservering en deponering van het vondstmateriaal. Vanwege de hoge kosten van proefsleuven kunnen deze ook gesubsidieerd worden in het kader van deze verordening. Uitgezonderd zijn de kosten van inventariserend veldonderzoek (bureauonderzoek en boringen). Ook indirecte kosten, zoals voor civieltechnische werkzaamheden, externe archeologische advisering etc. komen niet voor subsidie in aanmerking. De vindplaatsen kunnen zich zowel op land als onder water bevinden.

Artikel 2

Het moet duidelijk zijn dat aanvragers de plicht hebben om archeologisch onderzoek te laten verrichten. Deze plicht blijkt uit de planregels en/of de plankaart behorende bij het vigerende bestemmingsplan op basis waarvan de aanvragers een vergunning aanvragen.In artikel 2, tweede lid, is bepaald dat de subsidie nooit meer bedraagt dan 50% van de kosten van het archeologische onderzoek. Dit betekent dat in alle gevallen tenminste de helft van het te verrichten onderzoek op andere wijze gefinancierd moet worden.

Artikel 3

Het is aan indiener van het subsidieverzoek om als aanvrager te motiveren welk gedeelte van de kosten van het archeologische onderzoek als excessief moet worden gezien (artikel 3, eerste lid,onder a). Per geval zal door de gemeente worden bezien of er sprake is van kosten die redelijkerwijs niet (geheel) ten laste dienen te komen van de indiener van het subsidieverzoek.

Bij de beoordeling van de excessiviteit speelt een rol hoe de kosten van de archeologie zich verhouden tot de totale projectkosten. Een groot (bouw)project met een hoge projectsom kan meer middelen genereren voor de archeologie dan een initiatief met een lage projectsom.

Een aanvraag kan worden gedaan door een particulier of een bedrijf welke een omgevingsvergunning aanvraagt bij de gemeente. De gemeente voert de subsidieregeling uit. Naast een motivering van het verzoek en de eigen bijdrage van de aanvrager aan het archeologisch onderzoek is het noodzakelijk als bij de aanvraag een programma van eisen voor het archeologisch onderzoek wordt ingediend. De gemeente wil daarmee in de gelegenheid worden gesteld te beoordelen of het om zinvol archeologisch onderzoek gaat. De kosten van het archeologisch onderzoek worden aangegeven op basis van een nota.

In lid 3 wordt het college 12 weken de tijd gegund te beslissen om een aanvraag. Deze termijn is ruim genomen, omdat het nodig kan zijn om extern advies te vragen over het plan. Dat kost tot 4 weken de tijd. Daarnaast duurt het nog 2 weken om een advies van de vakafdeling bij het college te krijgen. De tijd die over is om de stukken te bestuderen en een goede afweging te maken is dan al niet erg ruim. Vandaar dat ook een verdagingsmogelijkheid is opgenomen van 8 weken. Deze tijd kan benut worden voor een nadere afweging. Zeker omdat het college veel beleidsruimte heeft kan het noodzakelijk zijn extra aandacht te besteden aan een zorgvuldige afweging en motivering.

Artikel 4

Het bedrag van het subsidieplafond voor het tijdvak 2009-2014 wordt gevormd door het gedeelte van het ISV-budget dat de gemeente Schouwen-Duiveland in 2009 beschikbaar stelt voor deze subsidieregeling. Indien er geen geld meer beschikbaar is kan het subsidieplafond op € 0,- vastgesteld worden.

Artikel 5

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft eigen archeologiebeleid ontwikkeld. Dat beleid bepaalt dat de gemeente niet bij elke bodemverstoring voorschrijft dat archeologisch vooronderzoek verplicht is. Tevens bepaalt de gemeente Schouwen-Duiveland dat niet elk behoudenswaardig archeologisch monument behouden hoeft te blijven. Om dit te bepalen heeft de gemeente (archeologisch)selectiebeleid opgesteld.

Een weigeringsgrond voor een aanvraag is als de gemeente constateert dat de subsidieaanvraag zich richt op in principe behoudenswaardige archeologische monumenten die evenwel buiten het selectiebeleid vallen. Daarnaast is er een weigeringsgrond voor de gemeente als uit de aanvraag blijkt dat er geen archeologische onderzoeksplicht is blijkens het vigerende bestemmingsplan.

Onderdeel d van het eerste lid houdt verband met een belangrijk uitgangspunt van het verdrag van Malta, namelijk dat ‘de verstoorder betaalt’. De aanvrager die het bodemarchief verstoort draagt voor het behoud van het bodemarchief het ondernemersrisico. De gemeente draagt bij in de vorm van subsidie op basis van deze regeling als aan dat uitgangspunt wordt voldaan. De gemeente behoudt zich daarom de beleidsvrijheid voor om een subsidieverzoek te honoreren voor minder dan 50% van de archeologiekosten. Voor wat betreft beoordeling van het programma van eisen betrekt de gemeente de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA, zie www.sikb.nl) erbij en de standaard voor PvE’s die is opgesteld door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). In bijzondere omstandigheden kan het college afwijken van deze normen.

Artikel 6

Aan het besluit op de aanvraag kunnen verplichtingen worden verbonden die verband houden met de inhoud en het proces van het archeologisch onderzoek.

De gemeente ontvangt van de gesubsidieerde aanvrager een document waaruit de besteding blijkt alsmede een document waaruit blijkt tot welke resultaten de opgraving heeft geleid. Dit laatste kan eenvoudig worden gerealiseerd door het opsturen van een copie van het opgravingsrapport. De termijn van 1 jaar gaat in na de melding van de voltooiing van de opgraving aan de RCE. Dit betreft een wettelijk vereiste van de opgravende partij (zie: Monumentenwet 1988, artikel 46, lid 4).