Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlagtwedde

Woonschepenverordening Vlagtwedde 1997

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlagtwedde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWoonschepenverordening Vlagtwedde 1997
CiteertitelWoonschepenverordening Vlagtwedde 1997
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding is bij benadering vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-05-199723-07-2014nieuwe regeling

13-05-1997

-

970500016

Tekst van de regeling

Intitulé

Woonschepenverordening Vlagtwedde 1997

De raad der gemeente Vlagtwedde;

op het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 april 1997, no. 970500016, sector RZ;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de "Woonschepenverordening Vlagtwedde 1997";

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen.

  • A.

    Woonvaartuig:

  • hiertoe behoren woonschepen en woonarken.

  • B.

    Woonschip:

  • een vaartuig dat aan romp en opbouw herkenbaar is als schip en dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt, dan wel tot woning is bestemd.

  • C.

    Woonark:

  • een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt, dan wel tot woning is bestemd.

  • D.

    Rechthebbende:

  • degene die de beschikking heeft over het woonvaartuig krachtens een zakelijk- of persoonlijk recht, of daarover de feitelijke macht uitoefent.

  • E.

    Toekomstig rechthebbende:

  • een gegadigde voor een woonvaartuigenligplaats, die niet de beschikking heeft over een woonvaartuig.

  • F.

    Inspectie:

  • onderzoek aan een woonvaartuig naar de eisen van artikel 6 van deze verordening.

  • G.

    Woonvaartuigenlocatie:

  • een door de gemeenteraad aangewezen gedeelte van het openbaar water, bestemd tot ligplaats voor een met name genoemd aantal bewoonde woonvaartuigen.

  • H.

    Ligplaatsenkaart:

  • een door de gemeenteraad aan deze verordening gehechte kaart, waarop is aangegeven waar de woonvaartuigenlocatie is gesitueerd en waarop tevens is aangegeven hoeveel woonvaartuigen ter plaatse maximaal ligplaats mogen innemen of hebben.

  • I.

    College:

  • het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 - Wijze van meten.

De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten, daar waar zij het grootst zijn, met dien verstande dat masten, ra's en schoorsteenpijpen bij een meting buiten beschouwing blijven.

Artikel 3 - Verbodsbepalingen.

  • 1.

    Het is verboden met een bewoond woonvaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in strijd met, dan wel op andere plaatsen dan is aangegeven op de ligplaatsenkaart.

  • 2.

    Het is een vaartuig, niet zijnde een woonvaartuig, verboden ligplaats in te nemen of te hebben op een woonvaartuigenlocatie, met uitzondering van een open bootje in gebruik bij een ligplaatsvergunninghouder, tenzij dit bootje het vaarverkeer hindert of in gevaar brengt.

  • 3.

    Het is verboden ligplaats in te nemen of te hebben op een woonvaartuigenlocatie met een woonvaartuig dat niet voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen.

  • 4.

    Het is verboden ligplaats te hebben op een woonvaartuigenlocatie met een woonvaartuig dat niet wordt bewoond door een rechthebbende.

  • 5.

    Het is verboden met een woonvaartuig ligplaats in te nemen of te hebben op een woonvaartuigenlocatie zonder of in afwijking van een ligplaatsvergunning.

  • 6.

    In bijzondere gevallen kan het college ontheffing verlenen van de leden twee tot en met vijf van dit artikel. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. De ontheffing kan voor een bepaalde termijn worden verleend.

Artikel 4 - Ligplaatsvergunning.

  • 1.

    De aanvraag van een ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, wordt door een meerderjarige rechthebbende of toekomstig rechthebbende schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag dient door de rechthebbende te worden overgelegd:

    • a.

      twee recente kleurenfoto's van het woonvaartuig: één schuin vanaf de voorkant van de stuur- of bakboordzijde, één schuin vanaf de achterkant van de andere zijde;

    • b.

      een bewijs van verzekering van het woonvaartuig met betrekking tot risicodekking voor minimaal wrak- en opruimingswerk;

    • c.

      een uittreksel van de inschrijving van het woonvaartuig in de Openbare Registers bij het Kadaster, indien het betreft een teboekgesteld woonvaartuig;

    • d.

      een bewijs van het recht op het woonvaartuig, indien aanwezig.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden.

  • 4.

    Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden. De vergunning kan tijdelijk worden verleend, doch tenminste voor een periode van twaalf weken.

  • 5.

    De vergunning is persoonlijk, niet overdraagbaar, gebonden aan het woonvaartuig en aan de toegewezen ligplaats.

  • 6.

    De vergunning wordt ten name van de aanvrager gesteld, dan wel op aanvraag mede ten name van de op het woonvaartuig duurzaam met de aanvrager samenwonende meerderjarige personen; de vergunning vermeldt het ligplaatsnummer, alsook het eventuele registratienummer van het woonvaartuig.

  • 7.

    In bijzondere gevallen kan het college vrijstelling verlenen van het bij of krachtens de leden één, twee en drie van dit artikel bepaalde.

Artikel 5 - Beoordeling van de aanvraag.

  • 1.

    Op de aanvraag van een ligplaatsvergunning wordt negatief beslist indien:

    • a.

      op de woonvaartuiglocatie geen ligplaats beschikbaar is, dan wel een ligplaats beschikbaar is, doch gegadigden zijn geplaatst op een door het college aan te houden wachtlijst;

    • b.

      de verzoeker geen rechthebbende is;

    • c.

      het woonvaartuig niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 6;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het woonvaartuig niet uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt zal worden voor bewoning;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat niet voldaan zal worden aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

  • 2.

    Indien op de aanvraag op grond van het vorige lid, onder a. negatief wordt beslist, wordt de naam van de aanvrager op diens verzoek door het college op de wachtlijst geplaatst.

  • 3.

    Indien op de aanvraag op grond van het eerste lid, onder b. negatief wordt beslist, stelt het college de aanvrager alvorens te beslissen op de aanvraag, een redelijke termijn, waarbinnen de beschikking over een woonvaartuig kan worden verkregen.

  • 4.

    Indien de aanvraag op grond van het eerste lid, onder c. zal worden afgewezen, stelt het college de verzoeker in staat binnen redelijke termijn het woonvaartuig in overeenstemming te brengen met de eisen, alvorens te beslissen op de aanvraag.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kan het college beslissen in afwijking van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 6 - Eisen.

  • 1.

    Het woonvaartuig dient te voldoen aan de volgende afmetingseisen:

    • a.

      in de lengte minimaal 15 meter en maximaal 23 meter;

    • b.

      in de breedte vanaf de beschoeiing maximaal 5 meter;

    • c.

      in de hoogte maximaal 4 meter boven de waterlijn, tenzij het aanzien van de gemeente of andere omstandigheden plaatselijk een geringe maat noodzakelijk maken.

  • 2.

    In het kader van de veiligheid en de volksgezondheid dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      het woonvaartuig dient op een deugdelijke wijze te zijn afgemeerd;

    • b.

      de afstand van een woonvaartuig ten opzichte van een belendend vaartuig, bouwwerk, of ander werk dient minimaal 2 meter te bedragen;

    • c.

      het woonvaartuig dient op een deugdelijke wijze vanaf de wal bereikbaar te zijn. Indien het woonvaartuig slechts door middel van een loopplank kan worden bereikt, dient deze minimaal 55 centimeter breed te zijn, en te zijn voorzien van een (gesloten) leuning;

    • d.

      het woonvaartuig dient lekvrij en waterdicht te zijn;

    • e.

      de constructie van het woonvaartuig dient voldoende sterkte, stabiliteit en stijfheid te hebben;

    • f.

      het woonvaartuig dient te voldoen aan de voorschriften bij of krachtens de Brandbeveiligingsverordening gegeven;

  • 3.

    Het woonvaartuig dient geschikt te zijn voor bewoning.

  • 4.

    Het woonvaartuig dient zowel op zichzelf, als in relatie tot de directe omgeving waarin het zich bevindt, te voldoen een redelijke eisen van welstand.

Artikel 7 - Wachtlijst.

  • 1.

    Indien het aantal gegadigden voor een ligplaats het aantal vrije ligplaatsen overtreft, stelt het college een lijst op van gegadigden voor een ligplaats.

  • 2.

    De rangorde op de wachtlijst wordt bepaald door de datum van de ontvangst van de in artikel 5, eerste lid, onder a. bedoelde aanvraag met dien verstande dat:

    • a.

      een in sociaal en/of economisch opzicht aan de gemeente gebonden gegadigde voorrang heeft;

    • b.

      het college in bijzondere gevallen en met redenen omkleed kan afwijken van de rangorderegels als hierboven bepaald.

  • 3.

    Een ligplaatsvergunninghouder kan op diens aanvraag worden geplaatst op de in het eerste lid genoemde wachtlijst.

  • 4.

    Een gegadigde kan, indien kennelijk geen prijs meer wordt gesteld op toekenning van een ligplaats, door het college van de wachtlijst worden afgevoerd.

  • 5.

    Indien een ligplaats op de woonvaartuigenlocatie vrij komt, stelt het college de hoogst geplaatste gegadigde per brief in de gelegenheid tot het bij hem indienen van een hernieuwde aanvraag om een ligplaatsvergunning.

Artikel 8 - Hernieuwd verzoek.

  • 1.

    Op een hernieuwd verzoek als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, zijn de bepalingen van artikel 4, leden twee en drie, en artikel 5, overeenkomstig van toepassing.

  • 2.

    De hernieuwde aanvraag kan niet worden afgewezen op grond van artikel 5, eerste lid, onder a.

  • 3.

    Indien de hernieuwde aanvraag niet binnen drie weken na datum van verzending van de in artikel 7, lid 5, bedoelde brief is ingediend, wordt aangenomen dat kennelijk geen prijs meer wordt gesteld op de ligplaatsvergunning.

  • 4.

    Met het indienen van een hernieuwde aanvraag vervalt de plaats van de aanvrager op de wachtlijst.

Artikel 9 - Gebruik bermen.

  • 1.

    Het is verboden de tot de woonvaartuigenlocatie behorende oeverstroken en taluds te gebruiken of in gebruik te nemen, anders dan een doelmatig gebruik van de ligplaatsvergunning vereist.

  • 2.

    Het is verboden de tot de woonvaartuigenlocatie behorende oeverstroken en taluds te gebruiken of in gebruik te nemen op een wijze die het verkeer op de openbare vaar- of rijweg in gevaar brengt of hindert.

  • 3.

    Het college kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

Artikel 10 - Gebruik generator.

  • 1.

    Het is verboden op de woonvaartuigenlocatie elektriciteit op te wekken met gebruikmaking van generatoren.

  • 2.

    Het college kan bij uitzondering een tijdelijke ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 11 - Riolering.

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijk afvalwater en/of fecaliën in het openbaar water te lozen.

  • 2.

    De ligplaatsvergunninghouder is verplicht het woonvaartuig aan te (doen) sluiten op de gemeentelijke riolering.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent het (doen) aansluiten van het woonvaartuig op de gemeentelijke riolering.

Artikel 12 - Drinkwater.

De ligplaatsvergunninghouder is verplicht het woonvaartuig aan te (doen) sluiten aan het distributienet van de openbare waterleiding.

Artikel 13 - Afmeren.

  • 1.

    De door of namens het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het afmeren van een woonvaartuig op de woonvaartuigenlocatie dienen in acht te worden genomen.

  • 2.

    Het is verboden een woonvaartuig op de woonvaartuigenlocatie af te meren aan één of meer bomen.

Artikel 14 - Inspectie.

  • 1.

    De inspectie wordt door, namens of in opdracht van het college uitgevoerd.

  • 2.

    Rechthebbenden zijn verplicht medewerking te verlenen aan de inspectie van een woonvaartuig.

  • 3.

    De kosten, voortvloeiende uit de inspectie uitgevoerd door derden, komen ten laste van de rechthebbende.

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen bepalen, dat een deel van de kosten genoemd in het vorige lid voor zijn rekening zal komen.

Artikel 15 - Bouwen en verbouwen.

  • 1.

    Het is verboden op de woonvaartuigenlocatie zonder vergunning van het college een woonvaartuig te verbouwen of te doen verbouwen, dan wel te vergroten of te doen vergroten.

  • 2.

    Het verbod in het vorige lid is niet van toepassing indien sprake is van kleine reparaties tot het normale onderhoud behorende, of verbouwingen van ondergeschikte betekenis.

  • 3.

    Het college kan aan de vergunning, genoemd in het eerste lid, voorschriften verbinden.

Artikel 16 - Wijziging ligplaatsvergunning.

  • 1.

    Indien een ligplaatsvergunninghouder het in de vergunning vermelde woonvaartuig vervangt door een ander woonvaartuig, of indien de overige gegevens vermeld in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie, dient de vergunninghouder bij het college vooraf een aanvraag in om de vergunning te wijzigen.

  • 2.

    Op de aanvraag tot wijziging van de vergunning bij vervanging van het woonvaartuig is het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder c, van toepassing.

Artikel 17 - Intrekking ligplaatsvergunning.

Het college is bevoegd een ligplaatsvergunning in te trekken, indien blijkt dat:

  • a.

    de vergunning is verleend ten gevolge van een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken;

  • b.

    het woonvaartuig niet meer voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen;

  • c.

    het woonvaartuig niet meer wordt bewoond door de vergunninghouder;

  • d.

    de vergunninghouder de bepalingen van deze verordening schendt;

Artikel 18 - Vervallen ligplaatsvergunning.

  • 1.

    De ligplaatsvergunning vervalt van rechtswege zodra het gebruik van de ligplaats door ontruiming wordt beëindigd.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet in het geval, dat er sprake is van een tijdelijke beëindiging van het gebruik, mits:

    • a.

      de vergunninghouder voorafgaand aan de ontruiming de krachtens artikel 21 aangewezen ambtenaren van de tijdelijke beëindiging van het gebruik op de hoogte heeft gesteld, en

    • b.

      de ligplaats binnen twaalf weken na de dag van ontruiming weer in gebruik zal worden genomen.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen de in het tweede lid, onder b genoemd termijn verlengen.

Artikel 19 - Strafbepaling.

Overtreding van de artikelen in deze verordening en de krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20 - Opsporing.

Met de opsporing van de in artikel 19 strafbaar gestelde feiten en gedragingen zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 21 - Toezicht naleving.

Het toezicht op de naleving van deze verordening wordt opgedragen aan de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 22 - Binnentreding.

Zij die belast zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening of daaraan moeten medewerken zijn bevoegd alle woonvaartuigen alsmede alle erven en terreinen die toegang verschaffen tot een woonvaartuig, desnoods tegen de wil van de eigenaar of gebruiker, te allen tijde binnen te treden of te betreden.

Artikel 23 - Overgangsbepalingen.

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de volgende leden kunnen de bepalingen van artikel 3, leden een, drie en vijf niet worden tegengeworpen aan diegenen, die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening een ligplaats in gebruik hebben op grond van een (stilzwijgende) toestemming van het college, indien en voorzover die bepalingen in strijd zijn met hun rechten uit die toestemming voortvloeiend.

  • 2.

    Woonvaartuigen van de in het vorige lid genoemde rechthebbenden dienen binnen anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de eisen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, te voldoen.

  • 3.

    Aan de in het eerste lid genoemde rechthebbenden dient binnen anderhalf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling en met inachtneming van de voorgaande leden een ligplaatsvergunning in de zin van artikel 3, vijfde lid, te worden verleend.

  • 4.

    Artikel 11 treedt in werking op een nader door het college te bepalen tijdstip.

Artikel 24 - Inwerkingtreding en citeerartikel.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Woonschepenverordening Vlagtwedde 1997".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 mei 1997.

De raad voornoemd,

, voorzitter.

, secretaris.