Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB
CiteertitelGemeentelijk Besluit Bijzondere Bijstand WWB
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is van rechtswege vervallen door het intrekken van de wet wwb.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-12-200630-06-2011Wijziging art. 29 en 30

29-11-2006

Breeduit, 7-12-2006

29/11/2006 nr. 12
01-07-200408-12-2006Nieuwe regeling

06-05-2004

Onbekend

06-05-2004, nr. 7

Tekst van de regeling

Intitulé

GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB

Burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland besluiten; gelet op het bepaalde in de Wet werk en bijstand;

 

vast te stellen het volgende: GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand

  • b.

    alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB).

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland.

Artikel 2

Met inachtneming van artikel 35 lid1 van de wet wordt bijzondere bijstand verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige financiële draagkracht te boven gaan.

Artikel 3

Financiële draagkracht

De financiële draagkracht wordt gevormd door:

  • a.

    het met inachtneming van artikel 34 van de wet vast te stellen deel van het vermogen en

  • b.

    het met inachtneming van artikelen 31, 32 en 33 van de wet vast te stellen deel van het inkomen voor in beginsel een periode van 12 maanden beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten zijn gemaakt.

Artikel 4

Datum aanvraag

Bijzondere bijstand dient in beginsel te worden aangevraagd vóórdat de kosten zijn gemaakt.

Hoofdstuk II

De vaststelling van de financiële draagkracht

Paragraaf 1

Het vermogen

Artikel 5
  • 1. Het vermogen, dat het ingevolge artikel 34 lid 2, 3 en 4 van de wet buiten beschouwing te laten vermogen overtreft wordt, met uitzondering van het vermogen dat een bestemming heeft als bedoeld in lid 3 van dit artikel en als bedoeld in artikel 6 van dit besluit, ten volle als financiële draagkracht aangemerkt en dient

    derhalve te worden aangewend ter bekostiging van de bijzondere kosten.

    • 2.

      Wanneer de aanvraag om bijstand betreft de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wordt het vermogen ten volle als draagkracht aangemerkt met uitzondering van het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf dat op grond van artikel 34 lid 2 onder d van de wet buiten beschouwing blijft, de vermogensbestanddelen genoemd in artikel 34 lid 2 onder a en e van de wet, de vermogensbestanddelen genoemd in artikel 7 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) alsmede het vermogen dat een bestemming heeft als bedoeld in lid 3 van dit artikel en als bedoeld in artikel 6 van dit besluit.

    • 3.

      Indien het vermogen een auto, motor, caravan of boot omvat dan worden deze vermogensbestanddelen voor zover de gezamenlijke waarde niet meer bedraagt dan € 4.600,= als algemeen gebruikelijk aangemerkt en worden derhalve niet als vermogen in aanmerking genomen.

Artikel 6

Vermogensreservering voor uitvaart

Tot het in artikel 5 genoemde vermogen worden niet gerekend die vermogensbestanddelen die uitsluitend aangewend kunnen worden voor de kosten van uitvaart tot een bedrag van maximaal € 4.820,= voor een alleenstaande, onderscheidenlijk maximaal € 9.640,= voor gehuwden. Het in de eerste volzin bepaalde is slechts van toepassing voor belanghebbenden van 65 jaar of ouder voor zover voor de kosten van uitvaart geen dekkende verzekering is afgesloten en voor de overige aanvragers op voorwaarde en voor zover dit vermogen wordt aangewend voor een nog af te sluiten begrafenisverzeke-ring.

Paragraaf 2 Het inkomen

Artikel 7
  • 1.

    Het inkomen dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over een periode van 12 maanden vastgesteld beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten – zowel incidentele als periodieke - zijn gemaakt.

  • 2.

    Het inkomen zoals bedoeld in het eerste lid dient betrekking te hebben op een periode waarin beroep op bijstand wordt gedaan.

  • 3.

    Bij de vaststelling van het inkomen over de periode zoals bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van regelmatig genoten inkomsten uitgegaan van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaand aan de maand waarin de bijzondere kosten zijn gemaakt.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het inkomen over de periode zoals bedoeld in het eerste lid worden niet regelmatig genoten inkomsten bepaald op de som van deze inkomsten over een periode van 12 maanden voorafgaand aan de maand waarin de bijzondere kosten zijn gemaakt.

  • 5.

    Middelen die het karakter hebben van uitgesteld inkomen worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze zijn verworven. Middelen die het karakter hebben van doorbetaling van inkomen over een periode worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze te gelde kunnen worden gemaakt.

     

    6. In afwijking van het tweede lid wordt bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige alsmede de kunstenaar die een uitkering ontvangt ingevolge de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) rekening gehouden met het inkomen over het boekjaar, zoals dat aan de hand van zijn administratie wordt vastgesteld. Een teruggave van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen wordt bij een zelfstandige niet als inkomen aangemerkt.

     

    7. Bij de toepassing van het tweede en derde lid kan reeds rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de periode zoals bedoeld in het eerste lid zal optreden.

     

Artikel 8 Draagkracht

  • 1.

    Op het (overeenkomstig artikel 7) vastgestelde inkomen wordt in mindering gebracht:

    • a.

      de verplichte inhoudingen ten laste van de belanghebbende genoemd in artikel 31 lid 3 van de wet;

    • b.

      het normbedrag, dat wil zeggen het totaal van het voor de draagkrachtperiode in aanmerking te nemen van toepassing zijnde bijstandsnorm bedoeld in de paragrafen 3.2 en 3.3 van de wet;

    • c.

      blijvende buitengewone uitgaven;

    • d.

      10% van het normbedrag voor zover er inkomen resteert na toepassing van de onderdelen a, b en c van dit lid.

  • 2.

    Na toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt 50% van het resterende netto inkomen als draagkracht in mindering gebracht op de kosten waar belanghebbende bijzondere bijstand voor heeft aangevraagd. Bij periodieke bijstandsverlening vindt in beginsel de eerste uitbetaling plaats nadat de vastgestelde draagkracht volledig verrekend is met de gemaakte kosten.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt geen toepassing gegeven aan onderdeel d indien de aanvraag betrekking heeft op kosten die feitelijk tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan worden gerekend, zoals woonkosten, premie particuliere ziektekostenverzekering, leges alsmede op de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen als gevolg van een aangegane lening als bedoeld in artikel 15 van dit besluit.

  • 4.

    In afwijking van lid 2 wordt 100% van het resterende netto inkomen als draagkracht in mindering gebracht op de kosten als bedoeld in lid 3.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder b worden op het (overeenkomstig artikel 7) vastgestelde inkomen van de persoon die een uitkering ontvangt ingevolge de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars in plaats van het in lid 1 onder b genoemde normbedrag de in artikel 10 lid 2 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars genoemde bedragen in mindering gebracht.

Artikel 9

Buitengewone uitgaven

Voor de toepassing van artikel 8 eerste lid, onder c, worden onder meer als buitengewone uitgaven aangemerkt:

  • a.

    ten behoeve van de belanghebbende blijvende woonkosten, voor zover deze in ver- houding tot het inkomen en de ingevolge deze bepalingen in aanmerking te nemen draagkracht een te zware last vormen.

  • b.

    ten laste van de belanghebbende blijvende noodzakelijke extra uitgaven in verband met de uitoefening van het beroep of bedrijf;

  • c.

    betalingen van levensonderhoud ten behoeve van de niet in het gezinsverband van belanghebbende levende echtgenoot en kinderen tot 21 jaar, alsmede ten behoeve van de gewezen echtgenoot

Artikel 10 Drempelbedrag

  • 1.

    Er wordt bij het bepalen van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand geen drempelbedrag gehanteerd als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de wet.

  • 2.

    Bijstand voor kosten lager dan € 50,= wordt toegekend en uitbetaald 12 maanden later dan dat de (eerste) kosten zijn gemaakt.

Artikel 11

Herzien draagkracht

  • 1.

    De draagkracht wordt herzien, indien wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 2.

    De draagkracht wordt bij periodieke verstrekkingen voor een periode langer dan 12 maanden, tenminste na elk tijdvak van 12 maanden herzien.

Hoofdstuk III

Bepalingen inzake bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

Artikel 12

De kosten van duurzame gebruiksgoederen dienen door middel van reservering vooraf, of door gespreide betaling achteraf, uit het beschikbare inkomen te worden voldaan.

Artikel 13

Bijstand in de vorm van borgtocht

Bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen in de vorm van borgtocht kan worden verleend indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van de geldlening door de Gemeenschappelijke Kredietbank (GKB) is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling. De borgtocht is noodzakelijk om de geldlening alsnog doorgang te doen vinden.

Artikel 14

Bijstand voor de rente- en aflossingskosten lening

  • 1.

    Indien en voor zover voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen een lening is verstrekt door de Gemeentelijke kredietbank (GKB), kan indien dit noodzakelijk is, bijstand worden verleend voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel.

  • 2.

    Bijstand voor periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden verleend, indien en voor zover deze bedragen berekend naar een looptijd van de lening van drie jaar, uitgaan boven het desbetreffende bedrag bedoeld in artikel 16, eerste, tweede en derde lid. 3. De bijstand voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen bedoeld in het eerste lid, wordt herzien:

    • a.

      met ingang van de dag waarop in artikel 16, eerste lid bedoelde bedrag wordt herzien;

    • b.

      indien wijziging in de financiële omstandigheden van persoon en gezin daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15

Bijstand in de vorm van een geldlening

Bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening, behoudens het bepaalde in artikel 14.

Artikel 16

Aflossing geldlening

  • 1.

    Een geldlening als bedoeld in artikel 15, wordt afgelost met een bedrag van tenminste 6% van de som van de op grond van de artikelen 20 tot en met 30 van de wet toegepaste bijstandsnormen.

  • 2.

    Indien het ingevolge het vorige lid vastgestelde aflossingsbedrag zodanig is dat de betrokkene niet meer de beschikking heeft over een inkomen dat tenminste 90% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, wordt het aflossingsbedrag in afwijking van het vorige lid lager vastgesteld, zodat wel over het hiervoor bedoelde inkomen kan worden beschikt.

  • 3.

    De aflossingsbedragen worden hoger vastgesteld dan het ingevolge het eerste lid vastgestelde bedragen, indien ingevolge artikel 8 van dit besluit is vastgesteld dat er sprake is van ruimte in het inkomen.

Artikel 17

Herziening aflossingsbedrag

Bij een herziening van de bijstandsnormen zoals bedoeld in de artikelen 20 tot en met 30 van de wet wordt de aflossing van de geldlening als bedoeld in artikel 16, eerste en derde lid met ingang van de datum van die herziening voortgezet met ten minste het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, en wordt het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid evenredig verhoogd.

Artikel 18

Saldo lening omzetten in bijstand om niet

  • 1.

    Indien gedurende drie jaar volledig aan de aflossingsverplichtingen ingevolge de artikelen 16 en 17 is voldaan, wordt het resterende bedrag van de lening geacht als bijstand om niet te zijn verstrekt.

  • 2.

    Indien na drie jaar niet volledig aan de aflossingsverplichtingen ingevolge de artikelen 16 en 17 is voldaan, is het bepaalde in het eerste lid van toepassing op het tijdstip waarop het achterstallige bedrag alsnog is afgelost.

Hoofdstuk IV

Toeslag voormalige alleenstaande ouders Artikel 19

  • 1.

    Aan een alleenstaande ouder wordt een toeslag verstrekt als bedoeld in lid 2 en lid 3 van dit artikel indien het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, als gevolg waarvan op de ouder het normbedrag voor een alleenstaande van toepassing is, mits dit kind tot het huishouden blijft behoren en de som van de inkomens van de alleenstaande en dit kind lager is dan het alleenstaande ouder inkomen met inbegrip van de ontvangen kinderbijslag.

  • 2.

    Vanaf de datum waarop het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt als gevolg van het bereiken van de leeftijd van 18 jaar wordt tot de eerste dag van het kwartaal volgend op kwartaal waarin het kind 18 jaar wordt aan de alleenstaande ouder een toeslag verstrekt van 20% van het minimumloon. Hierop dienen middelen ten behoeve van hiervoor genoemde kind in mindering te worden gebracht voor zover deze ook in mindering werden of zouden zijn gebracht op de uitkering van de ouder voordat dit kind de leeftijd van 18 jaar bereikte.

  • 3.

    Daarna wordt aansluitend op de periode als bedoeld in het voorgaande lid een toeslag verstrekt ter hoogte van het verschil tussen enerzijds het inkomen van de alleenstaande ouder in de situatie dat het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind nog ten laste van de ouder kwam met inbegrip van de ontvangen kinderbijslag en anderzijds de som van de inkomens van de alleenstaande ouder en het hiervoor genoemde kind op het moment dat dit kind niet meer ten laste van de ouder komt. Deze toeslag wordt na drie maanden verminderd met de helft en vervolgens na drie maanden ingetrokken.

  • 4.

    Indien het kind inkomen heeft op grond van de Wet studiefinanciering (Wsf) of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) wordt de hoogte van het inkomen vastgesteld overeenkomstig artikel 33 lid 2 onder a respectievelijk lid 3 van de wet.

Hoofdstuk V

Bepalingen inzake bijstand voor woonkosten.

Artikel 20

Begrip woonkosten

  • 1.

    In het kader van dit besluit wordt verstaan onder woonkosten:

    • a.

      indien een woning in huur wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende rekenhuur als omschreven in de Huursubsidiewet;

    • b.

      indien een woning in eigendom, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 21

Woonkosten tot de maximumhuurgrens

Er wordt een woonkostentoeslag verleend voor woonkosten die niet hoger zijn dan de maximumhuurgrens op grond van de Huursubsidiewet indien:

  • 1.

    Een woning in huur wordt bewoond en nog geen aanspraak op huursubsidie bestaat of geen aanspraak bestaat op de "vangnetregeling huursubsidie".

  • 2.

    Een woning in huur wordt bewoond en aanspraak bestaat op huursubsidie gebaseerd op een rekeninkomen dat voor de aanvang van de bijstands-verlening hoger was dan het huidige rekeninkomen en geen aanspraak bestaat op de "vangnetregeling huursubsidie".

  • 3.

    Een woning in eigendom wordt bewoond.

Artikel 22

Woonkostentoeslag bij woonkosten tot maximumhuurgrens

  • 1.

    De woonkostentoeslag als bedoeld artikel 21 is gelijk aan het bedrag van de huursubsidie die volgens de Huursubsidiewet voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen waarop vervolgens de ingevolge artikel 8 vastgestelde ruimte in het inkomen volledig in mindering wordt gebracht.

  • 2.

    Op de woonkostentoeslag als bedoeld in het tweede lid van artikel 21 wordt tevens de aanspraak op de huursubsidie in mindering gebracht.

  • 3.

    Op de woonkostentoeslag als bedoeld in het derde lid van artikel 21 wordt tevens de Voorlopige teruggaaf van belasting inzake de door belanghebbende zelf te dragen kosten van de eigen woning in mindering gebracht.

Artikel 23

Woonkosten hoger dan de maximumhuurgrens

Er wordt een woonkostentoeslag verleend voor woonkosten die hoger zijn dan de maximumhuurgrens op grond van de Huursubsidiewet indien:

  • 1.

    Een woning in huur wordt bewoond.

  • 2.

    Een woning in eigendom wordt bewoond.

Artikel 24

Woonkostentoeslag bij woonkosten boven de maximumhuurgrens

  • 1.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in artikel 23 is gelijk aan de woonkosten onder aftrek van het bedrag dat bij de maximale huur voor eigen rekening blijft. Hierop wordt de ingevolge artikel 8 vastgestel-de ruimte in het inkomen volledig in mindering wordt gebracht.

  • 2.

    Op de woonkostentoeslag als bedoeld in het tweede lid van artikel 23 wordt tevens de Voorlopige teruggaaf van belasting inzake de door belanghebbende zelf te dragen kosten van de eigen woning in mindering gebracht. 3. De woonkostentoeslag als bedoeld in artikel 23 wordt in beginsel voor de periode van één jaar verstrekt. 4. Aan het verstrekken van de woonkostentoeslag als bedoeld in artikel 23 wordt de voorwaarde verbonden naar een zodanige woonruimte te verhuizen dat de woonlasten beneden de maximumhuurgrens voor huursubsidie blijven.

Hoofdstuk VI

Bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar

Artikel 25
  • 1.

    Een persoon van 18, 19 en 20 jaar heeft gelet op artikel 12 van de wet slechts recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn;

    • b.

      hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet geldend kan maken.

  • 2.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het vorige lid wordt als een toeslag verstrekt.

  • 3.

    Voor een alleenstaande persoon van 18,19 en 20 jaar wordt de hoogte van de toeslag als bedoeld in het vorige lid bepaald op een bedrag overeenkomstig het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm en de bijstandsnorm voor een 21 jarige alleenstaande exclusief vakantiegeld.

  • 4.

    Voor een alleenstaande ouder van 18,19 en 20 jaar wordt de maximale hoogte van de toeslag als bedoeld in het tweede lid bepaald op een bedrag overeenkomstig het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm en de bijstandsnorm van een alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder exclusief vakantiegeld.

  • 5.

    Voor gehuwden beide jonger dan 21 jaar wordt de maximale hoogte van de toeslag als bedoeld in het tweede lid bepaald op een bedrag overeenkomstig het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm en de bijstandsnorm voor gehuwden waarvan beiden ouder zijn dan 21 jaar exclusief vakantiegeld.

Hoofdstuk VII

Categoriale bijstand

Artikel 26

Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Inwoners van de gemeente met een ziekenfondsverzekering bij De Friesland Zorgverzekeraar worden als deelnemer aan de collectieve verzekering AV-Frieso geaccepteerd, indien de verzekeringsnemer en de eventuele medeverzekerde aan de onderstaande voorwaarden voldoet:

    • a.

      het (gezamenlijk) inkomen is niet hoger dan 110% van het toepasselijk bijstandsniveau;

    • b.

      het vermogen is beneden de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • c.

      de maandelijkse betaling van de premie gaat op automatische wijze; dit geldt zowel voor de nominale premie als voor de premie voor de AV-Frieso.

  • 2.

    De hoogte van de premie voor de AV-Frieso is gelijk aan de premie voor de AV-Basis.

Artikel 26a (uitsluitend voor inwoners gemeente Opsterland!)

Telefoonkosten

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de kosten van telefoneren wordt verstrekt, indien belanghebbende voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de belanghebbende is bij aanvang van het kalenderjaar 70 jaar of ouder;

    • b.

      de belanghebbende is een alleenstaande, zelfstandig wonende die het hoofdverblijf niet met een ander deelt; c. het inkomen is niet hoger dan 110% van het bijstandsniveau als bedoeld in artikel 22 onder a van de wet; d. belanghebbende is in het bezit van een telefoon;

    • e.

      de aanvraag is vóór 1 december van het kalenderjaar waarover de belanghebbende de bijstand vraagt, ingediend.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt eenmalig per kalenderjaar verstrekt en bedraagt € 173,=.

Hoofdstuk VIII

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 27

Overgangsbepaling

Voor degene voor wie de draagkracht en de draagkrachtperiode zijn vastgesteld overeenkomstig het Gemeentelijk Besluit Bijzondere Bijstand ingaande 1 januari 2003 vinden de bepalingen van dit besluit eerst na afloop daarvan plaats.

Artikel 28

Niet voorzien in dit besluit

In alle gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 29

Gewijzigde vaststelling bedragen

Het college kan jaarlijks de bedragen in dit Besluit gewijzigd vaststellen.

 

Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 31

Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als het Gemeentelijk Besluit Bijzondere Bijstand Wet werk en bijstand

Artikel 32

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2004. Drachten,

Burgemeester en wethouders van Smallingerland,

P. van der Zaag, burgemeester L. Maarleveld, secretaris.