Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB |
Citeertitel | Gemeentelijk Besluit Bijzondere Bijstand WWB |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is van rechtswege vervallen door het intrekken van de wet wwb.
Wet Werk en Bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2006 | 30-06-2011 | Wijziging art. 29 en 30 | 29-11-2006 Breeduit, 7-12-2006 | 29/11/2006 nr. 12 | |
01-07-2004 | 08-12-2006 | Nieuwe regeling | 06-05-2004 Onbekend | 06-05-2004, nr. 7 |
Met inachtneming van artikel 35 lid1 van de wet wordt bijzondere bijstand verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige financiële draagkracht te boven gaan.
1. Het vermogen, dat het ingevolge artikel 34 lid 2, 3 en 4 van de wet buiten beschouwing te laten vermogen overtreft wordt, met uitzondering van het vermogen dat een bestemming heeft als bedoeld in lid 3 van dit artikel en als bedoeld in artikel 6 van dit besluit, ten volle als financiële draagkracht aangemerkt en dient
derhalve te worden aangewend ter bekostiging van de bijzondere kosten.
Wanneer de aanvraag om bijstand betreft de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wordt het vermogen ten volle als draagkracht aangemerkt met uitzondering van het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf dat op grond van artikel 34 lid 2 onder d van de wet buiten beschouwing blijft, de vermogensbestanddelen genoemd in artikel 34 lid 2 onder a en e van de wet, de vermogensbestanddelen genoemd in artikel 7 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) alsmede het vermogen dat een bestemming heeft als bedoeld in lid 3 van dit artikel en als bedoeld in artikel 6 van dit besluit.
Vermogensreservering voor uitvaart
Tot het in artikel 5 genoemde vermogen worden niet gerekend die vermogensbestanddelen die uitsluitend aangewend kunnen worden voor de kosten van uitvaart tot een bedrag van maximaal € 4.820,= voor een alleenstaande, onderscheidenlijk maximaal € 9.640,= voor gehuwden. Het in de eerste volzin bepaalde is slechts van toepassing voor belanghebbenden van 65 jaar of ouder voor zover voor de kosten van uitvaart geen dekkende verzekering is afgesloten en voor de overige aanvragers op voorwaarde en voor zover dit vermogen wordt aangewend voor een nog af te sluiten begrafenisverzeke-ring.
Middelen die het karakter hebben van uitgesteld inkomen worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze zijn verworven. Middelen die het karakter hebben van doorbetaling van inkomen over een periode worden in aanmerking genomen naar de periode waarin deze te gelde kunnen worden gemaakt.
6. In afwijking van het tweede lid wordt bij de bijstandsverlening aan een zelfstandige alsmede de kunstenaar die een uitkering ontvangt ingevolge de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) rekening gehouden met het inkomen over het boekjaar, zoals dat aan de hand van zijn administratie wordt vastgesteld. Een teruggave van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen wordt bij een zelfstandige niet als inkomen aangemerkt.
7. Bij de toepassing van het tweede en derde lid kan reeds rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de periode zoals bedoeld in het eerste lid zal optreden.
Na toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt 50% van het resterende netto inkomen als draagkracht in mindering gebracht op de kosten waar belanghebbende bijzondere bijstand voor heeft aangevraagd. Bij periodieke bijstandsverlening vindt in beginsel de eerste uitbetaling plaats nadat de vastgestelde draagkracht volledig verrekend is met de gemaakte kosten.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt geen toepassing gegeven aan onderdeel d indien de aanvraag betrekking heeft op kosten die feitelijk tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan worden gerekend, zoals woonkosten, premie particuliere ziektekostenverzekering, leges alsmede op de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen als gevolg van een aangegane lening als bedoeld in artikel 15 van dit besluit.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder b worden op het (overeenkomstig artikel 7) vastgestelde inkomen van de persoon die een uitkering ontvangt ingevolge de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars in plaats van het in lid 1 onder b genoemde normbedrag de in artikel 10 lid 2 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars genoemde bedragen in mindering gebracht.
Voor de toepassing van artikel 8 eerste lid, onder c, worden onder meer als buitengewone uitgaven aangemerkt:
De kosten van duurzame gebruiksgoederen dienen door middel van reservering vooraf, of door gespreide betaling achteraf, uit het beschikbare inkomen te worden voldaan.
Bijstand in de vorm van borgtocht
Bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen in de vorm van borgtocht kan worden verleend indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van de geldlening door de Gemeenschappelijke Kredietbank (GKB) is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling. De borgtocht is noodzakelijk om de geldlening alsnog doorgang te doen vinden.
Bijstand voor de rente- en aflossingskosten lening
Indien en voor zover voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen een lening is verstrekt door de Gemeentelijke kredietbank (GKB), kan indien dit noodzakelijk is, bijstand worden verleend voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel.
Bijstand voor periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden verleend, indien en voor zover deze bedragen berekend naar een looptijd van de lening van drie jaar, uitgaan boven het desbetreffende bedrag bedoeld in artikel 16, eerste, tweede en derde lid. 3. De bijstand voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen bedoeld in het eerste lid, wordt herzien:
Bijstand in de vorm van een geldlening
Bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening, behoudens het bepaalde in artikel 14.
Indien het ingevolge het vorige lid vastgestelde aflossingsbedrag zodanig is dat de betrokkene niet meer de beschikking heeft over een inkomen dat tenminste 90% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, wordt het aflossingsbedrag in afwijking van het vorige lid lager vastgesteld, zodat wel over het hiervoor bedoelde inkomen kan worden beschikt.
Bij een herziening van de bijstandsnormen zoals bedoeld in de artikelen 20 tot en met 30 van de wet wordt de aflossing van de geldlening als bedoeld in artikel 16, eerste en derde lid met ingang van de datum van die herziening voortgezet met ten minste het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, en wordt het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid evenredig verhoogd.
Toeslag voormalige alleenstaande ouders Artikel 19
Aan een alleenstaande ouder wordt een toeslag verstrekt als bedoeld in lid 2 en lid 3 van dit artikel indien het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, als gevolg waarvan op de ouder het normbedrag voor een alleenstaande van toepassing is, mits dit kind tot het huishouden blijft behoren en de som van de inkomens van de alleenstaande en dit kind lager is dan het alleenstaande ouder inkomen met inbegrip van de ontvangen kinderbijslag.
Vanaf de datum waarop het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt als gevolg van het bereiken van de leeftijd van 18 jaar wordt tot de eerste dag van het kwartaal volgend op kwartaal waarin het kind 18 jaar wordt aan de alleenstaande ouder een toeslag verstrekt van 20% van het minimumloon. Hierop dienen middelen ten behoeve van hiervoor genoemde kind in mindering te worden gebracht voor zover deze ook in mindering werden of zouden zijn gebracht op de uitkering van de ouder voordat dit kind de leeftijd van 18 jaar bereikte.
Daarna wordt aansluitend op de periode als bedoeld in het voorgaande lid een toeslag verstrekt ter hoogte van het verschil tussen enerzijds het inkomen van de alleenstaande ouder in de situatie dat het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind nog ten laste van de ouder kwam met inbegrip van de ontvangen kinderbijslag en anderzijds de som van de inkomens van de alleenstaande ouder en het hiervoor genoemde kind op het moment dat dit kind niet meer ten laste van de ouder komt. Deze toeslag wordt na drie maanden verminderd met de helft en vervolgens na drie maanden ingetrokken.
Woonkosten tot de maximumhuurgrens
Er wordt een woonkostentoeslag verleend voor woonkosten die niet hoger zijn dan de maximumhuurgrens op grond van de Huursubsidiewet indien:
Woonkosten hoger dan de maximumhuurgrens
Er wordt een woonkostentoeslag verleend voor woonkosten die hoger zijn dan de maximumhuurgrens op grond van de Huursubsidiewet indien:
Woonkostentoeslag bij woonkosten boven de maximumhuurgrens
Op de woonkostentoeslag als bedoeld in het tweede lid van artikel 23 wordt tevens de Voorlopige teruggaaf van belasting inzake de door belanghebbende zelf te dragen kosten van de eigen woning in mindering gebracht. 3. De woonkostentoeslag als bedoeld in artikel 23 wordt in beginsel voor de periode van één jaar verstrekt. 4. Aan het verstrekken van de woonkostentoeslag als bedoeld in artikel 23 wordt de voorwaarde verbonden naar een zodanige woonruimte te verhuizen dat de woonlasten beneden de maximumhuurgrens voor huursubsidie blijven.
Voor een alleenstaande ouder van 18,19 en 20 jaar wordt de maximale hoogte van de toeslag als bedoeld in het tweede lid bepaald op een bedrag overeenkomstig het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm en de bijstandsnorm van een alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder exclusief vakantiegeld.
Voor degene voor wie de draagkracht en de draagkrachtperiode zijn vastgesteld overeenkomstig het Gemeentelijk Besluit Bijzondere Bijstand ingaande 1 januari 2003 vinden de bepalingen van dit besluit eerst na afloop daarvan plaats.
Gewijzigde vaststelling bedragen
Het college kan jaarlijks de bedragen in dit Besluit gewijzigd vaststellen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere beleidsregels vaststellen.