Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oosterhout

Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oosterhout
Officiële naam regelingAlgemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010
CiteertitelAlgemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Laatste wijziging vastgesteld 17 mei 2011, in werking getreden op 26 mei 2011

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-05-201101-05-2012Artt. 2.1, 2.10, 2.12, 2.28, 2.29, 2.47, 2.49, 2.50, 4.10, 4.15, 5.6, 5.15, 5.34a, 6.2

17-05-2011

Weekblad Oosterhout, 25-05-2011

APV
01-02-201026-05-2011nieuwe regeling

19-01-2010

Weekblad Oosterhout, 27-01-2010

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is, tenzij elders in deze verordening een andere termijn is opgenomen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. Van deze termijn kan in deze verordening of door het college/de burgemeester in een afzonderlijke beleidsregel worden afgeweken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 1:9 Lex silencio positivo

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:

Artikel 2.9 Ontheffing van het verbod op te treden als straatartiest

Artikel 5.23 Vergunning organisatie snuffelmarkt Hoofdstuk 2. Openbare orde

Hoofdstuk 2. Openbare orde

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5.

    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Artikel 2:1a Verblijfsontzegging
  • 1.

    De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, een verbod opleggen aan degene die de openbare orde of veiligheid heeft verstoord om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode die ten hoogste twaalf weken kan bedragen.

  • 2.

    De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing van gebieden waarvoor een verblijfsontzegging kan gelden, of tot omschrijving van overtredingen die tot een verblijfsontzegging kunnen leiden, dan na overleg met de Officier van Justitie, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993.

Artikel 2:1b Maskers, vermommingen e.d.

Het is verboden zich vermomd of onherkenbaar gemaakt op de weg of op een andere voor publiek toegankelijke plaats te bevinden, met het kennelijke doel herkenning te voorkomen.

Afdeling 2. Betoging

Artikel 2:2 Optochten

[vervallen]

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
  • 1.

    Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4.

    Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4 Afwijking termijn

(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)

Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
  • 1.

    Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen of ander (promotie)materiaal onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Aanwijzen plaatsen muziekverbod
  • 1.

    Het is verboden op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan.

  • 2.

    De burgemeester kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod

Artikel 2:8 Dienstverlening

[vervallen]

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of op andere openbare plaatsen in strijd met de publieke functie ervan
  • 1.

    Het is verboden de weg, een weggedeelte of een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

    • a.

      het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving algemene regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en bouwplaatsinrichtingen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:19.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.

  • 6.

    Het gebruik dient minimaal een maand vooraf bij het college te worden gemeld.

Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

[vervallen]

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilige en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente;

    • e.

      strijd met het geldend bestemmingplan.

  • 3.

    Tevens kan de vergunning worden geweigerd als de uitweg in strijd is met het bestemmingsplan.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant.

Afdeling 6. Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

[vervallen]

Artikel 2:14 Winkelwagentjes
  • 1.

    De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes onmiddellijk te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

[vervallen]

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
  • 1.

    Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
  • 1.

    Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan, van 1 maart tot 1 oktober.

  • 2.

    Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

[vervallen]

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
  • 1.

    De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

[vervallen]

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

    • b.

      bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening.

Afdeling 7. Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling
  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een uitzonderlijke sportwedstrijd, waarvan de externe invloed die van een normale competitiewedstrijd of toernooi overtreft.

Artikel 2:25 Evenement
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 bedraagt de termijn voor het indienen van de aanvraag om een evenementenvergunning 12 weken. Indien een vergunningaanvraag wordt ingediend minder dan twaalf weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, kan de burgemeester besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 3.

    Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

    • b.

      het evenement tussen 07:00 en 24:00 uur plaats vindt;

    • c.

      alleen achtergrondmuziek ten gehore wordt gebracht;

    • d.

      het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object (geen tent);

    • f.

      de contactpersoon binnen 4 weken voorafgaand aan het evenement daarvan schriftelijk melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 4.

    De burgemeester kan binnen 2 wekenna ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in dat onderwerp is geregeld in artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 6.

    De burgemeester kan andere regels stellen in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of het milieu.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was aan derden logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

  • b.

    terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5.

    De burgemeester en het college kunnen gebieden aanwijzen waar bij het verlenen van de horeca-exploitatievergunning de terrassen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 6.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

  • 7.

    Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vorige lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

Artikel 2:29 Sluitingstijd
  • 1.

    Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01:00 uur en 05:00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03:00 uur en 05:00 uur, de nacht waarin de zomertijd ingaat van 04:00 uur tot 05:00 uur.

  • 2.

    De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de bij of krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
  • 1.

    In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.

Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37 Nachtregister

[vervallen]

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

[vervallen]

Artikel 2:40 Speelautomaten

[vervallen]

Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

  • 4.

    De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Artikel 2:42 Plakken en kladden
  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

  • a.

    een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

  • b.

    met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4.

    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5.

    Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7.

    De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering ter inzage af te geven.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
  • 1.

    Het is verboden tussen 22:00 uur en 06:00 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

[vervallen]

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 3.

    Hij die zich schuldig maakt aan de in het voorgaande lid genoemde feiten, is verplicht zich op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor:

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.

  • 3.

    Hij die zich schuldig maakt aan de in het voorgaande lid genoemde feiten, is verplicht zich op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
  • 1.

    Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

  • 2.

    Hij die zich schuldig maakt aan de in het voorgaande lid genoemde feiten, is verplicht zich op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:

  • a.

    dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;

  • b.

    daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

[vervallen]

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

[vervallen]

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

[vervallen]

Artikel 2:56 Alarminstallaties

[vervallen]

Artikel 2:57 Het uitlaten van honden
  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten lopen of verblijven op een openbare plaats binnen de bebouwde kom, terwijl deze niet is aangelijnd. Dit verbod geldt niet in de door het college aangewezen losloopgebieden.

  • 2.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze toe te laten op een kinderspeelplaats, in een zandbak of op een speelweide, trapveld of sportveld (hondenverbodszones).

  • 3.

    Het college legt de in artikel 1 en 2 genoemde gebieden vast op een kaart. Ook kan het college andere hondenverbodszones vastleggen op een kaart.

  • 4.

    De verboden genoemd in voorgaande leden gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een daartoe gekwalificeerde geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze opleidt tot geleidehond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
  • 1.

    De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op een openbare plaats.

  • 2.

    Het college wijst plaatsen aan waar het verbod genoemd in het eerste lid niet geldt (hondenuitlaatplaatsen en losloopgebieden).

  • 3.

    De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

  • 4.

    De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien hij zich met de hond op de weg bevindt, een plastic - of papieren zakje bij zich te hebben dat geschikt is voor verwijdering van de uitwerpselen.

  • 5.

    Het is verplicht het in het voorgaande lid bedoelde hulpmiddel op verzoek van een toezichthoudende ambtenaar te laten zien.

  • 6.

    het vierde lid van artikel 2:57 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

    • a.

      anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

    • b.

      anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde hond moet bovendien voorzien zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

  • 3.

    In het eerste lid wordt verstaan onder:

  • a.

    muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;

  • b.

    kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

  • 4.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
  • 1.

    Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben, of

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

    • c.

      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 2.

    Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

  • 3.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Artikel 2:61 Wilde dieren

[vervallen]

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:63 Duiven
  • 1.

    De rechthebbende op duiven is verplicht ervoor te zorgen dat die duiven niet kunnen uitvliegen tussen 8.00 uur en 18.00 uur in een door het college te bepalen tijdvak dat ligt tussen 1 maart en 1 juni.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gesteld gebod.

  • 3.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale ophokverordening.

Artikel 2:64 Bijen
  • 1.

    Het is verboden bijen te houden:

    • a.

      binnen een afstand van dertig meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

    • b.

      binnen een afstand van dertig meter van de weg.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

  • 3.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

  • 4.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement.

  • 5.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    • van een verandering van de onder a, sub 1º , bedoelde adressen;

    • als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

  • b.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

[vervallen]

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

[vervallen; dit onderwerp is opgenomen in artikel 2:32].

Afdeling 13. Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
  • 1.

    Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2.

    Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3.

    Het afsteken van vuurwerk is slechts toegestaan van 31 december 10:00 uur tot 1 januari 02:00 uur.

  • 4.

    De in de voorgaande leden gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

Afdeling 14. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden om op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.

Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding en veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1., 2.2., 2.10, 2.11, 2.16, 2.47, 2.48, 2.49, 2.50, 2.73 en 5.34 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Afdeling 1. Begripsbepalingen

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • h.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • 1.

      de exploitant;

    • 2.

      de beheerder;

    • 3.

      de prostituee;

    • 4.

      het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • 5.

      toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    • 6.

      andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichtingen
  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder; en

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:6 Sluitingstijden
  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

    • a.

      op maandag tot en met vrijdag tussen 01:00 uur en 05:00 uur;

    • b.

      op zaterdag en zondag tussen 02:00 uur en 05:00 uur.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3.

    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.7, eerste lid, gesloten dient te zijn.

  • 4.

    Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
  • 1.

    Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

Artikel 3:9 Straatprostitutie
  • 1.

    Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

    • a.

      op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

    • b.

      gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

  • 2.

    Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3.

    Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 4.

    De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 6.

    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3:10 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn
  • 1.

    Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden
  • 1.

    De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

    • c.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • d.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • e.

      de verkeersvrijheid of – veiligheid;

    • f.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • g.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
  • 1.

    De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2.

    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer
  • 1.

    Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

  • b.

    inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: gemeentebrede festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
  • 1.

    De artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor het houden van festiviteiten in inrichtingen voor de nacht van 31 december op 1 januari, carnavalszaterdag, -zondag, -maandag en -dinsdag en koninginnenacht.

  • 2.

    Artikel 4.113, lid 1 (verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht) geldt niet voor het houden van festiviteiten in inrichtingen voor de nacht van 31 december op 1 januari, carnavalszaterdag, -zondag, -maandag en -dinsdag en koninginnenacht.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.

  • 4.

    Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5.

    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. In afwijking van het vorenstaande geldt dat de horeca-inrichtingen, gelegen aan de Klappeijstraat, Leijsenhoek, Mathildastraat en Markt, gezamenlijk zes incidentele festiviteiten kunnen houden. Zij kunnen slechts gebruik maken van de regeling wanneer twee of meer inrichtingen gezamenlijk een kennisgeving doet.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 4.113, lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder(s) van een (de) inrichting(en) een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat

Artikel 4:4 Gedragsvoorschriften
  • 1.

    Indien een festiviteit plaatsvindt op een buitenterrein behorende bij een inrichting dient de muziek om 0:00 uur te worden gestaakt.

  • 2.

    Tijdens het ten gehore brengen van muziek binnen een inrichting moeten na 0:00 uur ramen en deuren gesloten worden gehouden behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen.

Artikel 4:5 Verboden festiviteiten
  • 1.

    Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

  • 2.

    Voorts kan het houden van een festiviteit worden verboden indien ten aanzien van de inrichting waarvoor de kennisgeving wordt ingediend een procedure loopt tot het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang vanwege overschrijding van de geluidsnormen uit het Besluit.

  • 3.

    Indien tijdens een festiviteit wordt geconstateerd dat niet aan voorstaande bepalingen wordt voldaan dan wel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed kan gedurende een termijn van twee maanden na het houden van de betreffende festiviteit aan de exploitant het houden van een andere festiviteit worden verboden.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder
  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door een hogere regeling.

Artikel 4.6a Geluidhinder door dieren

Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende, of overigens voor de omgeving, geluidhinder veroorzaakt.

Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4.10 Algemeen
  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen met een doorsnede van meer dan 20 centimeter of een omtrek van meer dan 65 centimeter op 1,3 meter hoogte van het maaiveld; in geval van meerstammige bomen geldt de omtrek van de dikste stam;

    • b.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • c.

      dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;

    • d.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben, waaronder de eerste keer knotten of kandelaberen.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van het college ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 4.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;

    • b.

      het bedrijfsmatig exploiteren van vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      sparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • f.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    • ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

    • ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

    • g.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet, krachtens een aanschrijving of last van het college of omdat deze acuut gevaar oplevert, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.11, lid 7.

Artikel 4.11 Velvergunning
  • 1.

    De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2.

    Wanneer het bureau LASER aan het college een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • f.

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

  • 4.

    De vergunning kan verder worden geweigerd op de enkele grond, dat de betrokken boom of bomen op de lijst van monumentale bomen staan.

  • 5.

    De vergunning wordt geacht te zijn verleend, wanneer niet binnen de in artikel 1.2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning.

  • 6.

    Bijzondere vergunningsvoorschriften

    • a.

      Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

    • b.

      Wordt een voorschrift als bedoeld onder a gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

    • c.

      Van de vergunning mag geen gebruik worden gemaakt binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de vergunning. Indien binnen deze termijn door één of meer belanghebbenden een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is ingediend, mag van de vergunning geen gebruik worden gemaakt totdat op dat verzoek is beslist.

    • d.

      In geval van samenloop met een bouw- of aanlegvergunning kan worden bepaald dat van de vergunning geen gebruik mag worden gemaakt totdat de bouw- of aanlegvergunning van kracht is.

    • e.

      Indien de houtopstand waarvoor vergunning is verleend overgaat op een andere rechthebbende als bedoeld in lid 1 gaat de vergunning, met de daaraan verbonden voorschriften, van rechtswege mee over op die rechthebbende.

    • f.

      Een vergunning vervalt één jaar na het onherroepelijk worden daarvan, tenzij in de vergunning een andere termijn is opgenomen.

  • 7.

    Herplant-/instandhoudingsplicht

    • a.

      Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door zijn te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

    • b.

      Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

    • c.

      Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

    • d.

      Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 8.

    De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 1,0 meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters.

Artikel 4.12 overige bepalingen
  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van de velvergunningplicht of de aan de velvergunning verbonden voorschriften of door herplant/instandhoudingsplicht, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

    • c.

      of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
  • 1.

    Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:22 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    • d.

      mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

  • 3.

    Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

  • 4.

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door een hogere regeling.

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

[vervallen]

Artikel 4:15 Vergunningsplicht reclame
  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;

    • c.

      opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:

      • §

        - een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

      • §

        - het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;

    • d.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • e.

      opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:

    • a.

      van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college;

    • b.

      het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;

    • c.

      deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.

  • 4.

    Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.

  • 5.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de welstands- en gebiedscriteria voor reclametekens in de welstandsnota;

    • b.

      in het belang van de verkeersveiligheid;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 6.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening.

  • De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

  • De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclame

[gereserveerd]

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bescherming van natuur en landschap;

    • b.

      de bescherming van een stadsgezicht.

  • 5.

    Een ontheffing als bedoeld in het derde lid is niet vereist indien ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen en/of het overnachten voorschriften zijn gesteld in een evenementenvergunning.

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
  • 1.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:18, eerste lid niet geldt.

  • 2.

    Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in de artikelen 1.8 en 4:18, vierde lid.

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
  • 1.

    Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 2.

    Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3.

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4.

    Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
  • 1.

    Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5:5 Voertuigwrakken
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg binnen de bebouwde kom, inclusief de kerkdorpen;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • 2.

    Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen daar te parkeren waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op de weg;

    • b.

      op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    • c.

      op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2.

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4.

    Het college kan onder door hem te stellen voorschriften vrijstelling verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor inzamelingen die gehouden worden door daarbij aangewezen instellingen.

Afdeling 3. Venten

Artikel 5:14 Begripsbepaling
  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • a.

      het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

    • c.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15 Ventverbod
  • 1.

    Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 21:00 uur en 08:00 uur.

  • 3.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Het verbod als bedoeld in het tweede lid geldt niet voor het venten met ijs, frites en andere snacks.

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
  • 1.

    Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

  • 2.

    Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:

    • a.

      op door het college aangewezen openbare plaatsen, of

    • b.

      voor bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling
  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4.

    Een vergunning wordt verleend voor 5 jaar.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
  • 1.

    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

  • 2.

    De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Begripsbepaling
  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • 2.

    Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

Afdeling 6. Openbaar water

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
  • 1.

    Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven gemeentelijke openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 2.

    Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven gemeentelijk openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

  • 3.

    De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
  • 1.

    Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2.

    Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant of de Provinciale landschapsverordening Noord-Brabant.

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
  • 1.

    Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Vaarwegenverordening Noord-Brabant of de Provinciale landschapsverordening Noord-Brabant.

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
  • 1.

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant.

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5:30 Veiligheid op het water
  • 1.

    Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant.

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
  • 1.

    Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2.

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd- en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32 Crossterreinen
  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
  • 1.

    Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.

  • 2.

    Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen van overlast;

    • b.

      in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

    • a.

      ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • b.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • c.

      die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • d.

      van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • e.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken; carbid

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover het betreft de hierna genoemde activiteiten mits dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

  • 3.

    Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5.

    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 5:34a carbid
  • 1.Het

    is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen, op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.Het

    college kan onder voorwaarden ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.Het

    in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor locaties buiten de bebouwde kom indien:

    • a.gebruik

      wordt gemaakt van vaten met een inhoud van maximaal 50 liter, en

    • b.de

      vaten zijn afgesloten met zacht materiaal (plastic bal of zak), en

    • c.het

      vrije schootsveld minimaal 75 meter is en hierin geen openbare wegen of paden liggen, en

    • d.het

      gebruik plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar, en

    • e.geschoten

      wordt in een richting die is afgewend van woonbebouwing, en

    • f.de

      betreffende locatie is gelegen op een afstand van tenminste:

      • •75

        meter van woonbebouwing, en

      • •300

        meter van inrichtingen voor intramurale zorg, en

      • •300

        meter van inrichtingen waar dieren worden gehouden;

    • g.het

      schietterrein duidelijk wordt afgezet met linten of ander vergelijkbaar materiaal.

  • 4.

    Het college kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast of in het belang van de natuurbescherming plaatsen aanwijzen waar het gestelde in het tweede en derde lid niet van toepassing is.

  • 5.Het

    verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wet van Strafrecht.

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen
  • 1.

    Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    • a.

      verharde delen van de weg;

    • b.

      gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

  • 2.

    Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

  • 3.

    Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de as op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

Artikel 5:37 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: artikel 2:1 t/m 2:44, 2:51 t/m 2:62, 2:64 t/m 2:68, 2:72, 2:74, 3:4 t/m 5:37.

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikel 2:42 t/m 2:50, 2:63, 2:73.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de toezichthouders van de afdeling Informatie- en Servicecentrum van de gemeente Oosterhout, voor zover dat uit hun taakomschrijving blijkt.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college en/of de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1.

    De sinds 1 januari 2007 geldende Algemene plaatselijke verordening Oosterhout wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2010.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening als bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, of eerdere versies daarvan, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 januari 2010

de griffier, de burgemeester,

Transponeringstabellen

De nummering van dit model wijkt op enkele plaatsen sterk af van de nummering van de vorige versie. Om de aansluiting tussen de versies gemakkelijker te maken, zijn hieronder transponeringstabellen opgenomen.

Van deze versie naar vorige versie

Artikel 1:1 Begripsbepalingen1.1
Artikel 1:2 Beslistermijn1.2
Artikel 1:3 Indiening aanvraag1.3
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen1.4
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing1.5
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing1.6
Artikel 1:7 Termijnen1.7
Artikel 1:8 Weigeringsgronden1.8
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden2.1.1.1
Artikel 2:2 Optochten2.1.2.1
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen2.1.2.2
Artikel 2:4 Afwijking termijn2.1.2.3
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens2.1.2.4
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen2.1.3.1
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.2.1.4.1
Artikel 2:8 Dienstverlening2.1.4.2
Artikel 2:9 Straatartiest2.1.4.3
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan2.1.5.1
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg2.1.5.2
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg2.1.5.3
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid2.1.6.1
Artikel 2:14 Winkelwagentjes2.1.6.2
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp2.1.6.3
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.2.1.6.4
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.2.1.6.5
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen2.1.6.6
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp2.1.6.7
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen2.1.6.8
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting2.1.6.9
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn2.1.6.10
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs2.1.6.11
Artikel 2:24 Begripsbepaling2.2.1
Artikel 2:25 Evenement2.2.2
Artikel 2:26 Ordeverstoring2.2.3
Artikel 2:27 Begripsbepalingen2.3.1.1
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf2.3.1.2
Artikel 2:29 Sluitingstijd2.3.1.4
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting2.3.1.5
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf2.3.1.6
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven2.5.5
Artikel 2:33 Ordeverstoring2.3.1.7
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan2.3.1.8
Artikel 2:35 Begripsbepaling2.3.2.1
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie2.3.2.2
Artikel 2:37 Nachtregister2.3.2.3
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister2.3.2.4
Artikel 2:39 Speelgelegenheden2.3.3.1
Artikel 2:40 Speelautomaten2.3.3.2
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal2.4.1
Artikel 2:42 Plakken en kladden2.4.2
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.2.4.3
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen2.4.4
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.2.4.5
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.2.4.6
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen2.4.7
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik2.4.8
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen2.4.9
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten2.4.10
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.2.4.11
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.2.4.12
Artikel 2:53 Bespieden van personen2.4.13
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur2.4.14
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren2.4.15
Artikel 2:56 Alarminstallaties2.4.16
Artikel 2:57 Loslopende honden2.4.17
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden2.4.18
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden2.4.19
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren2.4.20
Artikel 2:61 Wilde dieren2.4.21
Artikel 2:62 Loslopend vee2.4.22
Artikel 2:63 Duiven2.4.23
Artikel 2:64 Bijen2.4.24
Artikel 2:65 Bedelarij2.4.25
Artikel 2:66 Begripsbepaling2.5.1
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister2.5.2
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht2.5.3
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen2.5.4
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven2.5.5
Artikel 2:71 Begripsbepalingen2.6.1
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen2.6.2
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling2.6.3
Artikel 2:74 Drugshandel op straat2.7.1
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding2.8.1
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden2.9.1
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen2.10.1
Artikel 3:1 Begripsbepalingen3.1.1
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan3.1.2
Artikel 3:3 Nadere regels3.1.3
Artikel 3:4 Seksinrichtingen3.2.1
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder3.2.2
Artikel 3:6 Sluitingstijden3.2.3
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting3.2.4
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder3.2.5
Artikel 3:9 Straatprostitutie3.2.6
Artikel 3:10 Sekswinkels3.2.7
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke3.2.8
Artikel 3:12 Beslissingstermijn3.3.1
Artikel 3:13 Weigeringsgronden3.3.2
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie3.4.1
Artikel 3:15 Wijziging beheer3.4.2
Artikel 3:16 Overgangsbepaling3.5.1
Artikel 4:1 Begripsbepalingen4.1.1
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten4.1.2
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten4.1.3
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten4.1.4
Artikel 4:5 Onversterkte muziek 
Artikel 4:6 Overige geluidhinder [4.1.5]4.1.5
Artikel 4:7 Straatvegen [4.2.1]4.2.1
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen [4.2.2]4.2.2
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen [4.2.3]4.2.3
Artikel 4:10 Begripsbepalingen4.3.1
Artikel 4:11 Kapvergunning4.3.2
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege4.3.3
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.4.4.1
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen4.4.1a
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame4.4.2
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame4.4.3
Artikel 4:17 Begripsbepaling4.5.1
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen4.5.2
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen4.5.3
Artikel 5:1 Begripsbepalingen5.1.1
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.5.1.2
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen5.1.2a
Artikel 5:4 Defecte voertuigen5.1.3
Artikel 5:5 Voertuigwrakken5.1.4
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.5.1.5
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen5.1.6
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen5.1.7
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen5.1.8
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen5.1.9
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen5.1.10
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets5.1.11
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen5.2.1
Artikel 5:14 Begripsbepaling 
Artikel 5:15 Ventverbod5.2.2.2
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting5.2.2.3
Artikel 5:17 Begripsbepaling5.2.3.1
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden5.2.3.2
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende5.2.3.3
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen5.2.3.4
Artikel 5:22 Begripsbepaling5.2.4
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt5.2.5
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water5.3.1
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen5.3.2
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats5.3.3
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats5.3.4
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken5.3.5
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen5.3.6
Artikel 5:30 Veiligheid op het water5.3.7
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen5.3.8
Artikel 5:32 Crossterreinen5.4.1
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden5.4.2
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken5.5.1
Artikel 5:35 Begripsbepaling5.6.1
Artikel 5:36 Verboden plaatsen5.6.2
Artikel 5:37 Hinder of overlast5.6.3
Artikel 6:1 Strafbepaling6.1
Artikel 6:2 Toezichthouders6.2
Artikel 6:3 Binnentreden woningen6.3
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening6.4
Artikel 6:5 Overgangsbepaling6.5
Artikel 6:6 Citeertitel6.6

Van vorige versie naar huidige versie

 Artikel 4:5 Onversterkte muziek
 Artikel 5:14 Begripsbepaling
1.1Artikel 1:1 Begripsbepalingen
1.2Artikel 1:2 Beslistermijn
1.3Artikel 1:3 Indiening aanvraag
1.4Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1.5Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
1.6Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
1.7Artikel 1:7 Termijnen
1.8Artikel 1:8 Weigeringsgronden
2.1.1.1Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
2.1.2.1Artikel 2:2 Optochten
2.1.2.2Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
2.1.2.3Artikel 2:4 Afwijking termijn
2.1.2.4Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
2.1.3.1Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
2.1.4.1Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
2.1.4.2Artikel 2:8 Dienstverlening
2.1.4.3Artikel 2:9 Straatartiest
2.1.5.1Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
2.1.5.2Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
2.1.5.3Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
2.1.6.1Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
2.1.6.2Artikel 2:14 Winkelwagentjes
2.1.6.3Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
2.1.6.4Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
2.1.6.5Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
2.1.6.6Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
2.1.6.7Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
2.1.6.8Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
2.1.6.9Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
2.1.6.10Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
2.1.6.11Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
2.2.1Artikel 2:24 Begripsbepaling
2.2.2Artikel 2:25 Evenement
2.2.3Artikel 2:26 Ordeverstoring
2.3.1.1Artikel 2:27 Begripsbepalingen
2.3.1.2Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
2.3.1.4Artikel 2:29 Sluitingstijd
2.3.1.5Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
2.3.1.6Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
2.3.1.7Artikel 2:33 Ordeverstoring
2.3.1.8Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
2.3.2.1Artikel 2:35 Begripsbepaling
2.3.2.2Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
2.3.2.3Artikel 2:37 Nachtregister
2.3.2.4Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
2.3.3.1Artikel 2:39 Speelgelegenheden
2.3.3.2Artikel 2:40 Speelautomaten
2.4.1Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
2.4.2Artikel 2:42 Plakken en kladden
2.4.3Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
2.4.4Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
2.4.5Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
2.4.6Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
2.4.7Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
2.4.8Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
2.4.9Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
2.4.10Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
2.4.11Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
2.4.12Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
2.4.13Artikel 2:53 Bespieden van personen
2.4.14Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
2.4.15Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
2.4.16Artikel 2:56 vervallen
2.4.17Artikel 2:57 Loslopende honden
2.4.18Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
2.4.19Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
2.4.20Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
2.4.21Artikel 2:61 Wilde dieren
2.4.22Artikel 2:62 Loslopend vee
2.4.23Artikel 2:63 Duiven
2.4.24Artikel 2:64 Bijen
2.4.25Artikel 2:65 Bedelarij
2.5.1Artikel 2:66 Begripsbepaling
2.5.2Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
2.5.3Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
2.5.4Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
2.5.5Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
2.5.5Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
2.6.1Artikel 2:71 Begripsbepalingen
2.6.2Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
2.6.3Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
2.7.1Artikel 2:74 Drugshandel op straat
2.8.1Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
2.9.1Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
2.10.1Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
3.1.1Artikel 3:1 Begripsbepalingen
3.1.2Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
3.1.3Artikel 3:3 Nadere regels
3.2.1Artikel 3:4 Seksinrichtingen
3.2.2Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
3.2.3Artikel 3:6 Sluitingstijden
3.2.4Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
3.2.5Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
3.2.6Artikel 3:9 Straatprostitutie
3.2.7Artikel 3:10 Sekswinkels
3.2.8Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
3.3.1Artikel 3:12 Beslissingstermijn
3.3.2Artikel 3:13 Weigeringsgronden
3.4.1Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
3.4.2Artikel 3:15 Wijziging beheer
3.5.1Artikel 3:16 Overgangsbepaling
4.1.1Artikel 4:1 Begripsbepalingen
4.1.2Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
4.1.3Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
4.1.4Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
4.1.5Artikel 4:6 Overige geluidhinder [4.1.5]
4.2.1Artikel 4:7 Straatvegen [4.2.1]
4.2.2Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen [4.2.2]
4.2.3Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen [4.2.3]
4.3.1Artikel 4:10 Begripsbepalingen
4.3.2Artikel 4:11 Kapvergunning
4.3.3Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
4.4.1Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
4.4.1aArtikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
4.4.2Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
4.4.3Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
4.5.1Artikel 4:17 Begripsbepaling
4.5.2Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
4.5.3Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
5.1.1Artikel 5:1 Begripsbepalingen
5.1.2Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
5.1.2aArtikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
5.1.3Artikel 5:4 Defecte voertuigen
5.1.4Artikel 5:5 Voertuigwrakken
5.1.5Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
5.1.6Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
5.1.7Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
5.1.8Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
5.1.9Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
5.1.10Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
5.1.11Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
5.2.1Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
5.2.2.2Artikel 5:15 Ventverbod
5.2.2.3Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
5.2.3.1Artikel 5:17 Begripsbepaling
5.2.3.2Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
5.2.3.3Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
5.2.3.4Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
5.2.4Artikel 5:22 Begripsbepaling
5.2.4Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
5.3.1Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
5.3.2Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
5.3.3Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
5.3.4Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
5.3.5Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
5.3.6Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
5.3.7Artikel 5:30 Veiligheid op het water
5.3.8Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
5.4.1Artikel 5:32 Crossterreinen
5.4.2Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
5.5.1Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
5.6.1Artikel 5:35 Begripsbepaling
5.6.2Artikel 5:36 Verboden plaatsen
5.6.3Artikel 5:37 Hinder of overlast
6.1Artikel 6:1 Strafbepaling
6.2Artikel 6:2 Toezichthouders
6.3Artikel 6:3 Binnentreden woningen
6.4Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
6.5Artikel 6:5 Overgangsbepaling
6.6Artikel 6:6 Citeertitel

Toelichting Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010

Inleiding

Door ontwikkelingen in landelijke regelgeving, ontwikkelingen in de praktijk en voortschrijdende inzichten moet de APV van tijd tot tijd worden aangepast. De laatste wijziging is op 1 januari 2007 in werking getreden.

Deze nieuwe APV gaat uit van het nieuwe model van de VNG, dat op 26 mei 2008 bekend is gemaakt. In het model is een geheel nieuwe nummering doorgevoerd. Voor de rest is het gebaseerd op het oude model. Voor de duidelijkheid zijn transponeringstabellen opgenomen aan het einde van het document. De VNG heeft in haar nieuwe model vereenvoudigingen doorgevoerd (het afschaffen en vereenvoudigen van vergunningen). Van het VNG voorstel is niet alles overgenomen. Wijzigingen en afwijkingen zijn in het hiernavolgende toegelicht. Behalve vereenvoudigingen heeft de VNG het model aangepast aan de Europese Dienstenrichtlijn. Het doel van deze richtlijn is het bevorderen dat vergunningenstelsels transparant en toegankelijk zijn.

Daarnaast heeft het college van burgemeester en wethouders op 11 februari 2008 besloten om in navolging van het advies van de Stuurgroep van het regionale West-Brabantse project ‘Administratieve Lastenverlichting’ een aantal vereenvoudigingen in de regelgeving door te voeren. Deze zijn zoveel mogelijk meegenomen.

In de nabije toekomst zal nog een wijziging worden doorgevoerd in verband met de inwerkingtreding van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO).

Naar aanleiding van ervaringen in de praktijk zijn enkele wijzigingen doorgevoerd om de regels beter handhaafbaar te maken.

Ten slotte is in de praktijk gebleken dat daar waar de uitwerking van de in de APV opgenomen regels is overgelaten aan het college of de burgemeester, deze uitwerkingsbesluiten veelal niet goed toegankelijk zijn. In deze toelichting wordt daarop ingegaan. De uitvoeringsbesluiten zullen voor de toegankelijkheid bij de APV op het intranet worden geplaatst.

In het hierna volgende wordt een toelichting gegeven op artikelen die zijn gewijzigd of waarover anderszins vragen zijn gerezen die om een uitleg vragen. Voor het overige wordt verwezen naar de zeer uitgebreide toelichting met achtergrondinformatie van de VNG bij de model-APV.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Voorheen waren verschillende algemene bepalingen, zoals toetsingscriteria, weigeringsgronden, termijnen e.d., verspreid opgenomen door de gehele APV. Daardoor werd niet op alle plekken dezelfde beschrijving gehanteerd, terwijl het toetsingskader, openbare orde, geldt voor alle APV-bepalingen. Om hier meer eenduidigheid te creëren zijn alle algemeen geldende bepalingen opgenomen in hoofdstuk 1.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Omdat de APV meestal betrekking heeft op openbare plaatsen in de ruime zin van het woord is het begrip ‘openbare plaats’ apart omschreven in de begripsomschrijving en is in alle bepalingen het begrip ‘weg’ vervangen door openbare plaats, behalve wanneer uitsluitend de weg in de zin van de Wegenverkeerswet wordt bedoeld.

De begrippen voertuigen, vaartuigen en woonschepen zijn verplaatst naar de afdelingen waarin deze onderwerpen zijn geregeld.

Artikel 1.2 Beslistermijn

In navolging van het standpunt in het Regionaal College is voor de evenementenvergunning een andere termijn opgenomen (zie artikel 2.25).

Artikel 1.3 Indiening aanvraag

In artikel 2.25 is voor de evenementenvergunning van deze termijn afgeweken.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

ongewijzigd

Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

inhoudelijk ongewijzigd

Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

ongewijzigd

Artikel 1.7 Termijnen

Omwille van de lastenverlichting worden de vergunningen zoveel mogelijk voor onbepaalde tijd afgegeven, zodat niet steeds om een verlenging hoeft te worden gevraagd. Dit geldt uiteraard alleen als de aard van de vergunning zich daartoe leent. Vergunningen die betrekking hebben op een éénmalige activiteit, zoals bijvoorbeeld velvergunningen of evenementenvergunningen worden éénmalig verleend. Voor evenementen die jaarlijks terugkeren wordt de vereenvoudiging gezocht in het versimpelen van de te overleggen gegevens.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

Omdat het doel van de meeste APV-vergunningen hetzelfde is, nl. het beschermen van de openbare orde en het voorkomen van overlast zijn de toetsingscriteria meestel dezelfde. Daarom zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk. Daar waar (tevens) andere criteria meespelen, is dat in de desbetreffende artikelen opgenomen.

Artiken 1.9 Lex silencio positivo

Op 1 januari 2010 treedt de Dienstenwet in werking, als uitwerking van de Europese Dienstenrichtlijn. Volgens de richtlijn en de wet is op vergunningenstelsels de lex silencio positivo zoveel mogelijk van toepassing. Dat betekent dat als de beslistermijn wordt overschreden, deze vergunningen van rechtswege wordt verleend.

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden

ongewijzigd

Artikel 2.1a en 2.1b Verblijfsontzegging, maskers en vermommingen

In afwijking van de model-APV zijn bepalingen opgenomen omtrent de verblijfsontzegging en het tegengaan van het dragen van maskers en vermommingen. Hiervoor is in het verleden een weloverwogen keuze gemaakt. In de tussentijd hebben zich geen omstandigheden voorgedaan die tot een andere afweging moeten leiden.

Voor de verblijfsontzegging heeft de burgemeester in april 2006 een protocol opgesteld, waarin is vastgelegd voor welk gebied het geldt (het zgn. KLM-gebied: Klappeijstraat tot kruising Mathildastraat, Leijsenhoek tot Waterloostraat, Markt, neergelegd op een plattegrond), voor welke feiten het geldt en welke termijn eraan wordt verbonden. Dit protocol is nog steeds van kracht en is volgens het overgangsrecht nu gebaseerd op artikel 2.1a.

Afdeling 2 Betoging

Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

Inhoudelijk is de regeling rondom betogingen ongewijzigd.

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Op 16 april 1989 heeft het college plaatsen aangewezen waar het verboden is folders uit te delen. Deze plaatsen zijn Arendsplein, Schapendriesplein, parkeerterrein Kleine Braak, Markt, Bouwlingplein, parkeerterrein achter Albert Heijn aan de Mathildastraat, parkeerterrein “De Vijzel”, parkeerterrein Zuiderhout, parkeerterrein rond winkelcentrum Arkendonk.

Deze aanwijzing komt neer op alle openbare parkeerplaatsen rondom de winkelcentra. De achterliggende gedachte hiervan is dat het achterlaten van folders onder ruitenwissers van auto’s te veel zwerfafval geeft.

Op andere openbare plaatsen, zoals het winkelcentrum, is de overlast beperkt omdat na de activiteit het afval doorgaans wordt opgeruimd door de daarvoor verantwoordelijke personen.

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Aanwijzen plaatsen muziekverbod

In de model-APV is artikel 2.7 (voorheen 2.1.4.3a) geschrapt. Vroeger waren daar feesten, muziek en wedstrijden in opgenomen, die in de evenementenbepaling zijn opgenomen. Het muziekverbod is eveneens uit de model-APV verdwenen. Uit de praktijk is gebleken dat in Oosterhout behoefte bestaat aan de mogelijkheid muziek op straat te verbieden. In het verleden zijn de Markt, de Basiliekstraat, het Basiliekplein, het Waterlooplein en de Torenstraat tussen de markt en de Bosstraat sinds 29 april 1993 aangewezen als plaats waar een muziekverbod geldt om overlast nabij de basiliek te voorkomen. Deze aanwijzing blijft volgens het overgangsrecht bestaan en komt te vallen onder artikel 2.7.

Artikel 2.8 Dienstverlening

In de vorige APV bestond er een vergunningplicht voor het verlenen van diensten op of aan de weg. Deze vergunningplicht is vervallen. Omdat het risico van het verstoren van de openbare orde en de zedelijkheid door deze activiteiten niet groot is, heeft de VNG dit artikel uit de modelverordening verwijderd.

Artikel 2.9 Straatartiest e.d.

Dit artikel is ongewijzigd.

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2.10 (voorheen 2.1.5.1.) Het plaatsen van voorwerpen op de weg

Zowel de VNG als de stuurgroep van het project Administratieve Lastenverlichting stellen voor de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Het college heeft ingestemd met het voorstel van de stuurgroep en heeft daarbij de opmerking geplaatst dat er aandacht moet zijn voor het in gebruik nemen van parkeerplaatsen, voor het inrichten van bouwplaatsen in de openbare ruimte en voor het geval er in verband met de afmetingen van het object bijzondere voorschriften moeten worden gesteld. In de praktijk wordt voor het in gebruik nemen van gemeentegrond precariorecht geheven voor zover bij dat gebruik beslag wordt gelegd op een openbare parkeerplaats of wanneer het gaat om het inrichten van een bouwplaats of een terras.

Om te kunnen nagaan of er eventueel veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen en voor het heffen van precariorechten is het van belang dat het gebruik van het openbaar domein van te voren wordt gemeld. Omdat een terras deel uitmaakt van een horeca-inrichting is dit opgenomen in de vergunningplicht van artikel 2:28.

Artikel 2.11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Deze vergunning is afgeschaft in navolging van het project Administratieve Lastenverlichting.

Artikel 2.12 Maken, veranderen van een uitweg

De VNG stelt voor de vergunningplicht voor een inrit te vervangen door algemene regels. Ook de stuurgroep heeft dit voorgesteld. In het collegebesluit is ingestemd met het advies van de stuurgroep onder de voorwaarde dat er in algemene regels criteria moeten worden gesteld voor de locatie, de afmetingen en de kwaliteit van de uitvoering. In Oosterhout is het praktijk dat de gemeente zelf na vergunningverlening de in- en uitritten aanlegt. De hiervoor genoemde criteria zijn nog niet uitgewerkt. Om die reden is het voorstel van de VNG om de vergunningplicht af te schaffen nog niet opgenomen in deze verordening.

Omdat in de praktijk de situatie zich kan voordoen dat een inritvergunning wordt gevraagd voor het parkeren in de voortuin, en er formeel geen redenen aanwezig zijn om die vergunning te weigeren, terwijl volgens het bestemmingplan het parkeren in de vooruin is verboden, is onder e. een extra weigeringsgrond opgenomen.

Afdeling 6. Veiligheid op de weg

Artikel 2.13 Veroorzaken van gladheid

In navolging van de model-APV is dit artikel verwijderd omdat het onderwerp is geregeld in artikel 427 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2.14 Winkelwagentjes

ongewijzigd

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Tegen overlast van hinderlijke beplanting e.d. kan worden opgetreden met het algemene verbod van artikel 2.10.

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

ongewijzigd

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

ongewijzigd

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen

In plaats van een door de college aangewezen periode is er op advies van de brandweer een doorlopend verbod opgenomen om te roken in de bossen van 1 maart tot 1 oktober.

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

Dit onderwerp is geregeld in de algemene regel van artikel 2.10.

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

ongewijzigd

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

ongewijzigd

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

Het verbod om te bouwen onder hoogspanningslijnen is in Oosterhout geregeld in het bestemmingsplan en is om die reden verwijderd uit de APV.

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

ongewijzigd

Afdeling 7 Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

Deze begripsomschrijving sluit aan bij de model-APV met uitzondering van muziek. Het maken van muziek op straat valt van oudsher niet onder de vergunningplicht. Het is niet gebleken dat het nodig is daar verandering in aan te brengen. Wel kan het soms wenselijk zijn straatmuzikanten te kunnen verbieden. Daarom is de straatmuzikant, in afwijking van de model-APV gehandhaafd in artikel 2.7. Zie ook de toelichting bij dat artikel.

Artikel 2:25 Evenement

Voor de evenementenvergunning is, in navolging van afspraken in het regionaal college een ruimere aanvraagtermijn van 12 weken opgenomen omdat in de praktijk is gebleken dat de termijn van 8 weken, o.a. met het oog op het organiseren van de politie-inzet, niet haalbaar was. De beslistermijn is 8 weken, zodat de aanvrager zijn vergunning ruimschoots op tijd ontvangt.

In dit artikel is de vrijstelling voor straatfeesten en buurtbarbecues toegevoegd. In de vorige APV bestond deze mogelijkheid ook, maar moest de burgemeester daar een afzonderlijk besluit over nemen. Het direct opnemen van deze vrijstelling in de APV is voor de organisatoren en voor de toezichthouders duidelijker omdat er dan niet een afzonderlijk besluit hoeft te worden nagezocht.

Voor wat betreft de termijn is afgeweken van die in de model-APV (5 werkdagen) omdat het kan voorkomen dat een activiteit wordt gemeld waarvoor bij nader inzien een vergunning nodig is of die niet toelaatbaar is. Daarnaast is ten opzichte van de model-APV de beperking aangebracht dat er slechts achtergondmuziek ten gehore mag worden gebracht. Voor de duidelijkheid is aangegeven dat er geen tent mag worden geplaatst. Voor een tent waar meer dan 50 mensen in kunnen moeten voorschriften worden gesteld op grond van Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit).

In de praktijk wordt regelmatig een evenementenvergunning gevraagd en verleend voor het houden van een zogenaamde themamarkt. Dat is een, meestal door een professionele instantie georganiseerde markt waarbij anders dan bij een warenmarkt een thematisch karakter centraal staat, zoals een boekenmarkt, een kerstmarkt, een platen- en cdmarkt. Bij het verlenen van een vergunning voor een themamarkt mag geen sprake zijn van een reguliere weekmarkt. Een reguliere markt wordt ingesteld door het college op grond van de gemeentewet en de marktverordening. Bij een themamarkt speelt het aspect vermaak een belangrijke rol. Het is niet de bedoeling dat er goederen worden verkocht die voorkomen op de branchelijst van de weekmarkt. Reguliere marktkooplieden kunnen worden doorverwezen naar de weekmarkt.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Dit artikel spreekt voor zich.

Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

Aan de VNG bepaling is toegevoegd ‘aan derden’ omdat anders alle bedrijfskantines onbedoeld onder de vergunningplicht komen te vallen.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

In de oude APV was het terras al opgenomen in de horeca-exploitatievergunning. Daardoor kan de aanvrager volstaan met één aanvraag voor zowel het horecabedrijf als het daarbij behorende terras. Als een terras is gesitueerd op gemeentegrond moet worden voldaan aan de eisen die gelden voor het in gebruik nemen van gemeentegrond. Zie verder de toelichting op artikel 2:10.

In de praktijk gaan geluiden op dat het wenselijk is alleen terrassen in het centrum onder de vergunningplicht te laten vallen en de overige vrij te laten. Het vijfde lid van dit artikel schept de mogelijkheid om daar uitwerking aan te geven, bijvoorbeeld door het terrassenbeleid aan te passen, zonder dat het noodzakelijk is daarvoor de APV te wijzigen.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

Door middel van een vergunningvoorschrift kan voor een individueel horecabedrijf van het sluitingstijdstip worden afgeweken. Dit kan zowel een verruiming als een beperking zijn. De burgemeester kan hiervoor beleidsregels opstellen. Zo kan er voor bijvoorbeeld cafetaria’s een later sluitingstijdstip worden vastgesteld.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

Dit artikel omvat een algemene bevoegdheid die zich tot één, enkele of alle horecabedrijven kan uitstrekken. Deze afwijking van de normale sluitingstijden is slechts mogelijk voor bepaalde tijd.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

ongewijzigd

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

Voorheen stond dit artikel in Afdeling 5 van Hoofdstuk 2, over de bestrijding van heling van goederen.

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Afdeling 9 is bedoeld om de gemeente een overzicht te verschaffen van de in de gemeente aanwezige inrichtingen voor nachtverblijf.

Artikel 2:37 Nachtregister

De verplichting van een exploitant van een camping of hotel o.i.d. om een register bij te houden van degene die er overnachten is opgenomen in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht. Voorheen kon de burgemeester ene bepaald formulier voorschrijven. Omdat van deze mogelijkheid in de praktijk geen gebruik werd gemaakt, is besloten dit artikel te schrappen, overeenkomstig het VNG-voorstel.

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

ongewijzigd

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

In de model APV wordt voorgesteld deze afdeling te handhaven. Deze afdeling heeft betrekking op speelgelegenheden die niet vallen onder de Wet op de Kansspelen en de Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen, zoals die in Oosterhout geldt. Ook heeft zij geen betrekking op het spelen van een kaartspel in een café. Dat is pas het geval als er bedrijfsmatig wordt gespeeld. Verder heeft deze afdeling geen betrekking op het spelen van poker, omdat dat valt onder de Wet op de Kansspelen. Daarmee is het aantal situaties waarop deze afdeling betrekking heeft zo beperkt, dat er in de praktijk nauwelijks een vergunningplicht op basis daarvan zal bestaan.

Het doel van deze bepaling is het tegengaan van overlast en verstoring van de openbare orde. Om illegale casino’s te kunnen sluiten bestaan er voldoende andere mogelijkheden (bijv. intrekken exploitatievergunning horecabedrijf en sluiting, bestuursdwang op grond van het bestemmingsplan, noodbevel van de burgemeester). Er van uitgaande dat er voldoende andere mogelijkheden zijn om te kunnen optreden tegen overlastgevende situaties kan deze afdeling komen te vervallen.

Artikel 2:40 Speelautomaten

In Oosterhout geldt een aparte verordening met betrekking tot speelautomaten en speelautomatenhallen.

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

Dit artikel regelt de rechtsgevolgen van een op basis van artikel 174a van de Gemeentewet opgelegd verbod. Het artikel is niet gewijzigd ten opzichte van de vorige APV.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

ongewijzigd

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

ongewijzigd

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

De VNG stelt voor geen artikel op te nemen over het vervoeren van geprepareerde tassen omdat zij dit een inbreuk acht op de privésfeer van burgers. Door het opnemen van een dergelijke bepaling kan elke willekeurige burger worden aangesproken terwijl er nog geen strafbaar feit is gepleegd, aldus de VNG. Ook het OM zou geen voorstander zijn om te vervolgen op basis van deze bepaling.

In de voorgaande versie van de APV Oosterhout was deze bepaling nadrukkelijk opgenomen. De toegevoegde waarde van deze bepaling is dat hiermee het tegengaan van winkeldiefstal niet alleen bij de winkeliers wordt neergelegd, maar dat ook de gemeente (en de politie) hun verantwoordelijkheid nemen. Aangezien de door de VNG gevreesde rechterlijke uitspraak waarbij deze bepaling onverbindend zou kunnen worden verklaard, nog niet is gedaan, is besloten deze bepaling vooralsnog te handhaven.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen

ongewijzigd

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

Het voorkomen van het beschadigen van groenvoorzieningen door voertuigen is afdoende geregeld in artikel 5:11 van de APV. Daarom is dit artikel vervallen.

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

ongewijzigd

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

Aangewezen gebieden zijn:

  • -het

    gebied binnen de tangenten;

  • -het

    gebied in de directe omgeving van de Jop Ganzendonk en rondom basisschool de Regenboog;

  • -het

    parkeerterrein rondom het gemeentehuis inclusief de toegangspaden naar het gemeentehuis;

  • -speelterrein

    Erik Pinksterblomstraat;

  • -speelterrein

    Kruidenlaan.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

ongewijzigd

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

ongewijzigd

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

ongewijzigd

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

ongewijzigd

Artikel 2:53 Bespieden van personen

Het tegengaan van het bespieden van personen is afdoende geregeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, dat stalken verbiedt.

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur en 2:55 Nodeloos alarmeren

Deze artikelen waren voorheen al vervallen, omdat beide onderwerpen zijn geregeld in het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:56 Alarminstallaties

Zowel de VNG als de projectgroep Administratieve Lastenverlichting stellen voor deze vergunning af te schaffen.

Artikel 2:57 Het uitlaten van honden

In het gemeentelijk hondenuitlaatbeleid zijn in de openbare ruimte hondenuitlaatplaatsen en losloopgebieden aangewezen, die door de gemeente zijn aangelegd en worden onderhouden en schoongehouden.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

Om dit voorschrift beter handhaafbaar te maken is het voorschrift uit de vorige versie overgenomen dat de hondenbezitter een zakje o.i.d. bij zich moet hebben. Dit voorschrift wijkt af van de model-APV. Omdat er in de praktijk discussie kan ontstaan over de aard van het opruimmiddel, is in het viede lid duidelijk omschreven dat het een zakje moet zijn.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

ongewijzigd

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Lid 4, waarin was bepaald dat dit artikel niet geldt als de Wet milieubeheer van toepassing is, is vervallen omdat dit al uit lid 1 voortvloeit.

Artikel 2:61 Wilde dieren

Dit artikel was al vervallen.

Artikel 2:62 Loslopend vee

ongewijzigd

Artikel 2:63 Duiven

Dit artikel is ongewijzigd en is bedoeld om, indien nodig, jagers de gelegenheid te kunnen geven verwilderde duiven af te schieten.

Artikel 2:64 Bijen

ongewijzigd

Artikel 2:65 Bedelarij

Sinds 2000 is de strafbaarstelling van bedelen uit het wetboek van Strafrecht gehaald. Voor het geval er in bepaalde gebieden overlast wordt ondervonden van bedelaars, kan het college voor die gebieden een verbod instellen.

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikelen 2:66 t/m 2:70

De afdeling over het tegengaan van heling is opgenomen als aanvulling op de desbetreffende bepalingen in het Wetboek van Strafrecht. Volgens artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht is het verplicht voor handelaren van bepaalde goederen om een inkoopregister bij te houden. In de APV kan worden geregeld dat er ook een verkoopregister moet worden bijgehouden.

Afdeling 13 Vuurwerk

Deze afdeling is gebaseerd op artikel 149 van de Gemeentewet en bevat aanvullende bepalingen op het Vuurwerkbesluit.

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

Deze definitie is ontleend aan het Vuurwerkbesluit van 22 januari 2002. Het Vuurwerkbesluit is gebaseerd op de Wet milieugevaarlijke stoffen en regelt de gehele keten van productie tot het gebruiken van alle vuurwerk. Voor de APV zijn alleen de regels voor consumentenvuurwerk van belang. Het consumentenvuurwerk moet voldoen aan de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen en

artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

De vergunningplicht voor het verkopen van vuurwerk biedt de gemeente de mogelijkheid een spreidingsbeleid te voeren en het aantal verkooppunten te reguleren.

In dit artikel is de periode waarin het vuurwerk tijdens de jaarwisseling mag worden afgestoken beperkt.

Afdeling 14. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat en 2:74a Openlijk drugsgebruik

Deze bepalingen zijn overgenomen van de oude APV.

Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding en veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om groepen personen op te houden. In de praktijk blijkt dat de noodverordening en het noodbevel uit de gemeentewet de burgemeester voldoende middelen geeft om op te treden tegen wanordelijkheden.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

Dit artikel schept voor de officier van justitie de mogelijkheid bagage en kleding van mensen te onderzoeken op de aanwezigheid van wapens en munitie als daar aanleiding toe is.

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Hoewel in de gemeente Oosterhout, voor zover bekend geen seksinrichtingen aanwezig zijn, wordt dit hoofdstuk gehandhaafd om een preventieve toets op eventuele ondernemers in deze branche mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Geluid en verlichting

In deze afdeling is de uitwerking opgenomen van de zogenaamde 12-dagenregeling uit de milieuregelgeving. Voorheen was deze regeling gebaseerd op het ‘Besluit Horeca-Sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer’. Op 1 januari 2008 is dit besluit vervangen door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM). De tekst van de APV is aan het BARIM aangepast.

De 12-dagenregeling geeft inrichtingen de mogelijkheid om in verband met de viering van bijzondere festiviteiten een aantal dagen per jaar de geluidnormen te overschrijden. Omdat onder het nieuwe besluit veel meer inrichtingen vallen dan onder het oude, is ook het aantal bedrijven waarop de 12-dagenregeling van toepassing is flink uitgebreid. Dit geeft bedrijven de mogelijkheid om een personeelsfeest of open dag te organiseren.

De aanwijzing van de collectieve festiviteiten blijft beperkt tot horeca-inrichtingen en sportaccommodaties. Andere bedrijven kunnen gebruik maken van de individuele kennisgeving.

In afwijking van de model-APV is ervoor gekozen om geen geluidnormen op te nemen in de APV. In de eerste plaats zou dit juist voor het gebied waar het meeste geluid vandaan komt (het zgn. KLM gebied, zie de toelichting bij 4.3) niet meetbaar zijn vanwege het achtergrondgeluid. In de tweede plaats is het streven erop gericht om administratieve lasten te verlichten. Het opnemen van een in decibels uitgedrukte (hogere) geluidnorm zou een extra administratieve last betekenen, terwijl de noodzaak hiertoe in de praktijk nog niet is gebleken.

In artikel 4.5 (voorheen 4.1.4) is een algemene bevoegdheid voor de burgemeester opgenomen om de festiviteit te verbieden als de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. Daarmee bestaat de mogelijkheid om op te treden tegen overlast in het algemeen, dus ook geluidsoverlast.

De onderhavige bepalingen zijn besproken met de horeca-ondernemers in het horeca-overleg van 27 mei 2008. Het overleg kon instemmen met het voorstel.

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In het BARIM wordt onderscheid gemaakt tussen type A-, B- en C-inrichtingen. Op hoofdlijnen houdt dit het volgende in.

Onder de type A-inrichtingen vallen de bedrijven met weinig of kleinschalige milieubelastende activiteiten zoals bijvoorbeeld kantoren. Dit type inrichtingen moet wel voldoen aan de voorschriften van het BARIM maar hoeft geen melding in te dienen. Type C-inrichtingen zijn bedrijven die slechts met betrekking tot bepaalde activiteiten onder het BARIM vallen en voor het overige dienen te beschikken over een milieuvergunning. Type B-inrichtingen zijn alle overige inrichtingen. Deze inrichtingen dienen te voldoen aan de voorschriften van het BARIM en moeten een melding in dienen. Horecabedrijven worden over het algemeen aangemerkt als type B-inrichtingen

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

Aangezien allerlei soorten inrichtingen onder het BARIM vallen is voor wat betreft de collectieve ontheffingsdagen bepaald dat deze alleen gelden voor inrichtingen die onder het oude besluit ook onder de 12-dagenregeling vielen. Dit om te voorkomen dat andere soorten inrichtingen met geraasmakende activiteiten tijdens deze collectieve dagen ook ontheffing van de geluidsnormen krijgen.

Koninginnenacht is toegevoegd als extra collectieve festiviteit. De meeste horecagelegenheden zijn gezien de ervaringen van de afgelopen jaren tijdens koninginnenacht geopend en er worden extra activiteiten georganiseerd.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

Bij het houden van incidentele festiviteiten is het voor het gebied gelegen aan de Klappeijstraat, Leijsenhoek, Mathildastraat en Markt (KLM-gebied) vanwege het aantal inrichtingen, niet wenselijk dat elke inrichting afzonderlijk zes incidentele festiviteiten kan organiseren. Dit zou er in de praktijk toe kunnen leiden dat er elk weekend wel ergens een ontheffing zou gelden hetgeen ten koste zou gaan van de woon- en leefsituatie in de omgeving. Daarom is in het verleden, in overleg met de horecaondernemers, besloten om de onderhavige regeling op te nemen. Aangezien deze argumenten nog steeds relevant zijn wordt de regeling gehandhaafd. Wel is getracht deze te verduidelijken.

Artikel 4:5 Verboden festiviteiten

Voor de toelichting bij lid 1, zie de toelichting bij artikel 4.2. De leden 2 en 3 zijn opgenomen om dit artikel verder te verduidelijken meer te concretiseren. Dit is van belang voor de rechtszekerheid en de handhaafbaarheid. Hierbij blijft lid 1 gelden als een vangnetbepaling.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

In dit artikel wordt geluidsoverlast bedoeld waarin de andere regelingen niet voorzien.

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4.7 t/m 4.9

ongewijzigd

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

De VNG stelt voor de regeling voor de velvergunning te vereenvoudigen door een bomenlijst op te stellen en de vergunningplicht nog slechts te handhaven voor bomen op deze lijst. Het college heeft

in het kader van het project Administratieve Lastenverlichting op 11 februari 2008 besloten om deze werkwijze te gaan hanteren. Dit besluit heeft echter nog niet geleid tot het opstellen van een bomenlijst. Wel bestaat er op dit moment een lijst met monumentale bomen, maar dat betreft slecht een klein deel van de beschermenswaardige bomen. Om die reden wordt de oude regeling voor de velvergunning vooralsnog gehandhaafd.

Om de artikelnummering door te laten lopen zijn de oude artikelen vernummerd en samengevoegd tot 3 artikelen. Zoals gezegd blijft de inhoud voorlopig hetzelfde.

Artikel 4.10 Algemeen

Ongewijzigd

Artikel 4.11 Velvergunning

In de praktijk is gebleken dat er behoefte bestaat aan een nadere omschrijving van de hier genoemde weigeringsgronden. Met name het ontbreken van een uitwerking van het begrip ‘natuurwaarden’ in relatie tot de Flora- en Faunawet heeft enkele keren geleid tot het gegrond verklaren van tegen de velvergunning ingediende bezwaarschriften. Daarom bestaat het voornemen om deze weigeringsgronden meer te concretiseren en vast te leggen in beleidsregels.

In artikel 4.11 lid 2 is aangegeven dat de vergunning ‘in ieder geval’ kan worden geweigerd op de daar genoemde gronden. Uit jurisprudentie is gebleken dat deze opsomming niet-limitatief is (ABRvS, 07-11-2007, LJN: BB7314). In de praktijk betekent dat dat er in bezwaar allerlei andere argumenten naar voren kan worden gebracht dan die in de APV genoemd zijn, op grond waarvan naar de mening van de bezwaarmaker de vergunning alsnog zou moeten worden geweigerd. Hiermee is een (te) ruim toetsingskader gecreëerd in de APV. Om dit toetsingskader terug te brengen naar hetgeen oorspronkelijk was bedoeld zijn de woorden ‘in ieder geval’ geschrapt en is de opsomming limitatief.

Artikel 4.12 overige bepalingen

ongewijzigd

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Inhoudelijk ongewijzigd

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

Dit artikel is geschrapt omdat het uitrijden van mest is geregeld in de Meststoffenwet.

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

In verband met de deregulering stelt de VNG voor de reclamevergunning af te schaffen. Het college heeft in afwijking van het advies van de stuurgroep besloten deze vergunning te handhaven omdat het afschaffen van deze vergunning nog niet past binnen het te ontwikkelen beleid in het kader van het gemeentelijk programma Centrum+ en argumenten van welstand.

Artikel 4.16 Vergunningplicht lichtreclame

Het model bevatte een afzonderlijke bepaling voor lichtreclame. Omdat de reclamevergunning ongewijzigd wordt gehandhaafd, is dit artikel vooralsnog niet opgenomen.

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Op 1 januari 2008 is de Wet op de openluchtrecreatie afgeschaft. Sindsdien wordt het inrichten van een kampeerterrein geregeld in het bestemmingsplan. Deze bepalingen zijn daar een aanvulling op en stonden voorheen in nagenoeg dezelfde vorm in Afdeling 7 van Hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Afdeling 1. Parkeerexcessen

Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

Het begrip weg is weggelaten omdat dit is opgenomen in artikel 1.1. De begrippen voertuig en parkeren sluiten aan de bij de wegenverkeerswetgeving.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

ongewijzigd

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

Inhoudelijk ongewijzigd

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

Voorheen was in de verordening bepaald dat het verbod slechts geldt voor door het college aan te wijzen wegen. Het college heeft op 20 februari 2001 de bebouwde kom aangewezen. Sindsdien is het niet nodig gebleken dit te wijzigen. Daarom is er uit praktisch oogpunt voor gekozen de gebieden waarvoor het verbod geldt in de tekst van de APV op te nemen.

Artikel 5.8 Parkeren van reclamevoertuigen en 5.9 Parkeren van grote voertuigen

In het verleden zijn op 13 april 1989 twee besluiten genomen op grond van artikel 5.1.7, lid 1, het huidige artikel 5.8, lid 1.

De plaatsen waar het parkeerverbod voor vrachtwagens geldt zijn:

  • -

    de bebouwde kom van Dorst

  • -

    de bebouwde kom van Oosterhout met uitzondering van de industrieterreinen Weststad en Vijf Eiken.

De aangewezen stroken waar wel mag worden geparkeerd zijn volgens het besluit van 1989:

  • -

    Werkmansbeemd

  • -

    Vaartweg

  • -

    Kanaalstraat

  • -

    Wilhelminakanaal-Oost

  • -

    Eikenlaan (parkeerterreintje Hoogstraat – Monnikendreef)

  • -

    Wilhelminakanaal-Noord (parkeerterreintje ter hoogte van de Van Oldenbarneveldtstraat)

  • -

    Bouwlingstraat (langs het Wilhelminakanaal ten westen van de Oosterheidebrug)

  • -

    oostelijke parallelweg van de Beneluxweg.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

ongewijzigd

Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Dit verbod heeft betrekking op het parkeren in gemeentelijke groenvoorzieningen. Onder groenvoorzieningen wordt niet begrepen de berm van de weg omdat de berm onderdeel is van de weg in de zin van de wegenverkeerswetgeving. Het parkeren in de berm wordt door de verkeerswetgeving gereguleerd. Volgens artikel 10 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) mag er in principe op de rijbaan en op andere weggedeelten (dus ook de berm) worden geparkeerd. Op plaatsen waar dat onwenselijk is kan een parkeerverbod op grond van het RVV worden ingesteld.

Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om in aanvulling op de wegenverkeerswetgeving plaatsen aan te wijzen waar het verboden is fietsen en bromfietsen te plaatsen. De motieven voor deze aanvullende regeling zijn andere dan die van de wegenverkeerswetgeving. Volgens de wegenverkeerswetgeving kan het plaatsen van fietsen worden verboden als de veiligheid of de vrijheid van het verkeer in het gedrang komt. Op grond van de APV is dit mogelijk om overlast of schade aan de openbare gezondheid te voorkomen.

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen

De bepalingen inzake het collecteren zijn ongewijzigd ten opzichte van de vorige APV. Op 16 april 1989 heeft het college vrijstelling verleend voor inzamelingen die voorkomen op het collecterooster.

Wat betreft de inzamelingsvergunning wordt een doorlopende vergunning verstrekt voor de instellingen die voorkomen op het collecterooster van het CBF (Centraal Bureau voor de fondsenwerving). De VNG heeft hiervoor een model gemaakt. Daarin zijn voorwaarden opgenomen zoals het melden bij de gemeente wanneer daadwerkelijk ingezameld gaat worden.

Voor instellingen die niet voorkomen op het collecterooster wordt, voor de collectevrije periode, een vergunning voor bepaalde tijd afgegeven, mits zij beschikken over een verklaring van geen bezwaar of een certificaat van het CBF.

Als het gaat om een plaatselijk doel wordt de controle op de betrouwbaarheid van de collectant onderzocht door deze achteraf een zgn. collectestaat te laten overleggen. Dat is een overzicht van inkomsten en uitgaven van de collecte waarvoor de vergunning was verleend. Voor bijvoorbeeld een lokale sportclub die huis-aan-huis wil collecteren voor een nieuw clubhuis, zal doorgaans een vergunning worden afgegeven. Om overlast te voorkomen mag slechts eenmaal per week huis-aan-huis worden gecollecteerd.

De inzamelingsvergunning bevatte in het verleden geen weigeringsgronden. Nu zijn de weigeringgronden van artikel 1:8 APV ook van toepassing op de inzamelingsvergunning.

Afdeling 3. Venten

Artikel 5.14, 5.15, 5.16 Venten

De ventvergunning is afgeschaft. De VNG geeft aan dat er beleidsregels moeten worden geformuleerd aan de hand waarvan kan worden getoetst of sprake is van gevaar voor aantasting van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. Daarbij mag ook rekening worden gehouden met het handhaven van het voorzieningenniveau voor de consument.

Daklozenkrant

De VNG merkt op dat de verkoop van daklozenkranten noch venten noch collecteren is. Op grond van artikel 7 van de Grondwet kan het verkopen niet verbonden worden aan een vergunning. Wel kan de gemeente gebruik maken van artikel 2:6. Als verkoop plaats vindt op het grondgebied van bijvoorbeeld een supermarkt, dan kan de eigenaar de verkoper verzoeken weg te gaan. Niet iedereen kan een straatkrant verkopen. De verkopers moeten in het bezit zijn van een identiteitsbewijs van de koepelorganisatie waarmee ze kunnen aantonen dat ze officiële straatkantverkopers zijn.

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5.17 Begripsbepaling e.v.

Voor het verlenen van standplaatsvergunningen gelden beleidsregels die zijn vastgesteld op 8 augustus 2006. Daarin is een maximum aantal te verlenen vergunningen opgenomen. Het beleidsstuk ziet tevens op ventvergunningen, maar aangezien die zijn komen te vervallen verliezen de desbetreffende bepalingen hun werking.

Voor het innemen van een standplaats op de openbare weg wordt precario geheven.

Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

In navolging van het Project Administratieve Lastenverlichting is een termijn van vijf jaar opgenomen waarvoor de vergunning wordt verleend.

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5.22 Begripsbepaling

In deze begripsbepaling is uiteengezet dat het om ‘ongeregelde’ goederen gaat. Dat zijn goederen die niet meer via de normale handelskanalen aan het publiek kunnen worden verkocht. Dat is een verschil met een gewone markt.

Artikel 5.23 Organiseren van een snuffelmarkt

Sinds 2002 geldt het gemeentelijk beleid dat er per jaar 4 vergunningen worden verleend voor het houden van commerciële rommelmarkten, waarvan in elke van de twee sporthallen één en daarnaast nog twee in andere accomodaties.

Afdeling 6. Openbaar water

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Voorheen gold hiervoor een vergunningplicht, die hiermee komt te vervallen. In de praktijk doen situaties als geschetst in dit artikel zich nauwelijks voor. Dit voorschrift is uitsluitend van toepassing op het openbaar water van ‘De Zwaaikom’. Het overige water (de vaarweg) valt onder het beheer van de Rijksoverheid.

Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

Het college heeft op 29 november 1994 in dit verband het merendeel van het openbaar water binnen de gemeentegrenzen aangewezen als locatie waar het verboden is ligplaats in te nemen. Een algeheel verbod om ligplaats in te nemen is niet toegestaan. In Oosterhout worden enkele ligplaatsen ingenomen.

Artikel 5:26 t/m 5.31

Ongewijzigd

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd- en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5.32 en 5.33

Deze artikelen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de oude versie.

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Het artikel is overgenomen van het model, met de aanpassing dat de beperking van lid 2 dat er geen gevaar, schade of hinder voor de omgeving mag worden veroorzaakt, geldt voor alle onder dat lid genoemde activiteiten.

Voor het verbranden van (afval)stoffen gelden verschillende wettelijke regimes. In de Wet milieubeheer is bepaald dat het stoken buiten een inrichting niet is toegestaan behalve wanneer daar een ontheffing voor is verleend (artikel 10.63, lid 2). Het stoken binnen een inrichting wordt meestal verboden in de milieuvergunning of in de op de Wet milieubeheer gebaseerde algemene voorschriften. Het doel van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieubelang. Het doel van het APV-voorschrift is het beschermen van de openbare orde, veiligheid, woon- en leefomgeving en flora- en fauna.

In mei 2006 heeft het college een beleidslijn vastgesteld voor het verlenen van ontheffingen voor stoken en de daaraan te verbinden voorschriften. Het aantal ontheffingen beperkt zich tot de gevallen waarin dat vanuit traditie, cultureel en sociaal oogpunt is aangewezen. Het gaat dan om het verbranden van kerstbomen, het houden van kampvuren door de scouting en om het houden van oefeningen door de brandweer zelf. De ontheffingen worden verleend door de brandweer. Om deze procedure zo eenvoudig mogelijk te houden worden er doorlopende ontheffingen verleend. Op het moment dat zich ‘code rood’ voordoet neemt de brandweer uit eigen initiatief contact op met de houders van een stookontheffing om te melden dat er geen vuur mag worden gestookt.

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Deze afdeling is niet gewijzigd ten opzichte van de oude APV.

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

ongewijzigd

Artikel 6.2 Toezichthouders

Volgens artikel 142, lid 1 sub c van het Wetboek van Strafvordering moeten de medewerkers met opsporingsbevoegdheid direct in de APV worden aangewezen. De opsporingsbevoegdheid van de van de buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) is gekoppeld aan deze aanwijzing als toezichthouder in de APV.

Naast de opsporingsambtenaren kunnen volgens het tweede lid door het college personen worden aanwijzen als toezichthouder. Deze toezichthouders kunnen geen opsporingsbevoegdheid krijgen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

ongewijzigd

Artikel 6.4 t/m 6.6

ongewijzigd