Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brielle

Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb 2012 (versie 2)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrielle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagen- en verlagingenverordening Wwb 2012 (versie 2)
CiteertitelToeslagen- en verlagingenverordening Wwb 2012 (versie 2)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Toeslagenverordening Wwb Brielle 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201201-07-2015Nieuwe regeling

09-10-2012

Briels Nieuwsland - 2012, nr. 43

Sector samenleving
01-01-2008Nieuwe regeling

11-12-2007

Briels Nieuwsland,

sector samenleving

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb 2012 (versie 2)

De raad van de gemeente Brielle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2012, volgnummer 60;

gelet op

-  Het advies van de commissie Samenleving van 17 september 2012;

-  artikel 8, eerste lid onder c van de Wwb;

besluit:

de Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb Brielle 2012 (versie 2) vast te stellen en per 1 oktober 2012 in werking te laten treden, met gelijktijdige intrekking van de Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb Brielle 2012.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brielle.

    • c.

      woonkosten: 1. indien een huurwoning wordt bewoond, het bedrag dat voor het gebruik van de woning wordt afgedragen aan de verhuurder;2. indien een eigen woning wordt bewoond, de lasten die het gevolg zijn van hypothecaire verplichtingen, alsmede de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

    • d.

      kamerhuurder: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden, die zijn hoofdverblijf heeft bij een ander, niet zijnde een bloedverwant in de eerste graad, die met die ander een overeenkomst is aangegaan voor het zelfstandig gebruik van een deel van de woning, al dan niet met maaltijdvoorziening, welke overeenkomst voldoet aan door het college vast te stellen vereisten;

    • e.

      kamerverhuurder: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden, die over zelfstandige huisvesting beschikt en een of meer anderen, niet zijnde een bloedverwant in de eerste graad of bloedverwant in de tweede graad waar sprake is van een zorgbehoefte, heeft inwonen, met wie voor het zelfstandig gebruik van een deel van de woning, al dan niet met maaltijdvoorziening, een overeenkomst is aangegaan, welke overeenkomst voldoet aan door het college vast te stellen vereisten;

    • f.

      medebewoning; de alleenstaande, de alleenstaande ouder, of gehuwden, die over zelfstandige huisvesting beschikt en een of meer anderen heeft inwonen zonder dat daaraan een overeenkomst ten grondslag ligt;

    • g.

      mantelzorg : zorg die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt gegeven aan een hulpbehoevende, door een of meer leden van diens naaste omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

    • h.

      mantelzorgbehoevende:1. de alleenstaande, alleenstaande ouder of de gehuwden, die:a. aantoont door middel van een geldig indicatiebesluit dat hij is aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, voor zover het betreft persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, verblijf, of voortgezet verblijf, waarbij voor begeleiding, verblijf of voortgezet verblijf een dagdeel geldt als 4 uren en een etmaal als 24 uren, en;b. aantoont dat hij voor in ieder geval tien van de uren zorg per week waarop hij op grond van het indicatiebesluit, bedoeld onder a, is aangewezen geen persoonsgebonden budget ontvangt en dat in ieder geval tien van die uren zorg per week niet worden verleend door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

    • i.

      mantelzorggevende:1. de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden, die:a. aannemelijk maakt dat hij in ieder geval tien uur zorg per week verleent aan de mantelzorgbehoevende, zoals bedoeld onder h. 2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

De verordening heeft betrekking op belanghebbenden, indien zij recht hebben op een uitkering ingevolge de wet:

  • a.

    als alleenstaande met toepassing van artikel 21 aanhef, onder a van de wet;

  • b.

    als alleenstaande ouder met toepassing van artikel 21 aanhef, onder b van de wet;

  • c.

    als gehuwden met toepassing van artikel 21 aanhef, onder c van de wet.

Hoofdstuk 2 Het verhogen van de norm

Artikel 3 Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouder

  • 1.

    Het college verhoogt de bijstandsnorm met een toeslag voor zover de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De toeslag, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder, in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, verhoogt het college de bijstandsnorm van de alleenstaande of de alleenstaande ouder:

    • a.

      met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm, als deze de woning uitsluitend bewoont met één of meer meerderjarige kinderen, en deze allen een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet Studiefinanciering;

    • b.

      met een toeslag van 10% van de gehuwdennorm, als deze de woning uitsluitend bewoont met twee of meer meerderjarige kinderen, waarvan tenminste één kind een inkomen heeft van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet Studiefinanciering;

    • c.

      niet met een toeslag, als deze de woning uitsluitend bewoont met één of meer meerderjarige kinderen, die allen een in aanmerking te nemen inkomen hebben boven het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet Studiefinanciering.

  • 4.

    Indien de alleenstaande of alleenstaande ouder kamerhuurder is, bedraagt de toeslag als bedoeld in het eerste lid, onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid, 10% van de gehuwdennorm. 

Artikel 4 Mantelzorg alleenstaande en alleenstaande ouder

De toeslag, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, bedraagt voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder, die als:

  • a.

    mantelzorgbehoevende wordt aangemerkt, 20% van de gehuwdennorm, als deze de woning uitsluitend bewoont met de mantelzorggevende;

  • b.

    mantelzorggevende wordt aangemerkt, 20% van de gehuwdennorm, als deze de woning uitsluitend bewoont met de mantelzorgbehoevende.

Hoofdstuk 3 Het verlagen van de norm en toeslag

Artikel 5 Verlagingen gehuwden

  • 1.

    Het college stelt de bijstandsnorm voor de gehuwden lager vast, indien gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De verlaging, als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de gehuwden, onverminderd het bepaalde in het derde lid, 20% van de gehuwdennorm:

    • a.

      wanneer de gehuwden de kosten geheel of gedeeltelijk kunnen delen met een ander;

    • b.

      wanneer de gehuwden als gevolg van medebewoning door uitsluitend één kamerhuurder worden aangemerkt als kamerverhuurder.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, verlaagt het college de bijstandsnorm:

    • a.

      met 20% van de gehuwdennorm, als deze de woning uitsluitend bewoont met één of meer meerderjarige kinderen, die allen een in aanmerking te nemen inkomen hebben boven het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet Studiefinanciering;

    • b.

      met 10% van de gehuwdennorm, als deze de woning uitsluitend bewoont met twee of meer meerderjarige kinderen, waarvan tenminste één kind een inkomen heeft ten hoogste van het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet Studiefinanciering;

    • c.

      niet, als deze de woning uitsluitend bewoont met één of meer meerderjarige kinderen, die allen een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet Studiefinanciering.

  • 4.

    De verlaging, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid, 10% van de gehuwdennorm, wanneer de gehuwden worden aangemerkt als kamerhuurder.

Artikel 6 Mantelzorg gehuwden

De verlaging, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, blijft achterwege indien de gehuwden, die als:

  • a.

    mantelzorgbehoevende wordt aangemerkt, de woning uitsluitend bewoont met de mantelzorggevende;

  • b.

    mantelzorggevende wordt aangemerkt, de woning uitsluitend bewoont met de mantelzorgbehoevende.

Artikel 7 Woonsituatie

  • 1.

    Het college stelt de bijstandsnorm of de toeslag lager vast, indien:

    • a.

      de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm en/of de toeslag voorziet, als gevolg van bewoning van een woning waaraan geen woonkosten verbonden zijn;

    • b.

      geen woning wordt aangehouden.

  • 2.

    De verlaging, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt 20% van de gehuwdennorm.

Artikel 8 Norm schoolverlaters en 21/22 jarigen

  • 1.

    Het college maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheid als bedoeld in artikel 29 van de wet, om de toeslag, in geval van een alleenstaande van 21 of 22 jaar, afwijkend vast te stellen.

  • 2.

    Het college maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheid als bedoeld in artikel 28 van de wet, om de bijstandsnorm of de toeslag, voor de belanghebbende die recent de deelname aan beroepsopleiding of onderwijs heeft beëindigd, afwijkend vast te stellen.

Artikel 9 Anti-cumulatiebepaling

Indien de belanghebbende geen recht heeft op een toeslag dan wel recht heeft op een lagere toeslag dan de maximale toeslag en tegelijkertijd gelden een of meer verlagingen, bedraagt het totaal van de gederfde toeslag en de verlaging niet meer dan 20% van de gehuwdennorm.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10 Uitvoering van deze verordening

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten die door het college zijn genomen op grond van artikel 2, het derde lid en artikel 4, het derde lid, van de Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb 2010, blijven onverminderd het bepaalde in onderhavige verordening, van kracht tot 1 januari 2013.

  • 2.

    Besluiten die door het college zijn genomen op grond van artikel 3 en artikel 5 van de Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb 2010, blijven onverminderd het bepaalde in onderhavige verordening, van kracht tot 1 januari 2013.

Artikel 12 Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb Brielle 2012” (versie 2)”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2012; met ingang van deze datum wordt de Toeslagen- en verlagingenverordening Wwb Brielle 2012 ingetrokken.

Aldus besloten door de gemeenteraad van Brielle

in de openbare vergadering van 9 oktober 2012 

de griffier,                             de voorzitter,

L.C.M. van Steijn.                  mw. G.W.M. van Viegen.

 

 

Toelichting 1