Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldebroek

Protocol Huisbezoeken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldebroek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProtocol Huisbezoeken
CiteertitelProtocol Huisbezoeken
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageProtocol Huisbezoeken.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-11-2010nieuwe regeling

23-11-2010

Huis aan Huis, 30-11-2010

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Protocol Huisbezoeken

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het kader van handhaving van de Wet werk en bijstand en andere gemeentelijke sociale zekerheidsregelingen wordt onder andere het huisbezoek als middel gebruikt. Om hiervan een succes te maken, is het van belang de juiste (wettelijke) kaders voor een huisbezoek te schetsen en een beschrijving van de eisen waaraan een huisbezoek moet voldoen.

1.1 Status huisbezoek

Tot op heden is er in de gemeente Oldebroek geen protocol voor het uitvoeren van een huisbezoek. Recent heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een aantal uitspraken (1) gedaan, waarin de regels waaraan gemeenten zich moeten houden bij een huisbezoek verder zijn verduidelijkt en aangescherpt.

De CRvB is nog steeds van oordeel dat het huisbezoek onder omstandigheden een noodzakelijk en adequaat (aanvullend) controlemiddel is bij onderzoek naar de rechtmatigheid van de te verlenen of verleende bijstand.

1.2 Informed consent

Voor het betreden van de woning moet vrijwillig toestemming zijn verleend op basis van ´informed consent´. Dit houdt in dat toestemming door een belanghebbende gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek. En over de gevolgen die het weigeren van toestemming voor de verlening van de bijstand heeft.

De WWB kent de bepaling dat uitsluitend als er een concrete aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitkering, het weigeren van toestemming voor het huisbezoek gevolgen kan hebben voor de uitkering. Dit geldt overigens zowel voor aanvragen als lopende uitkeringen.

 

De in dit protocol beschreven werkwijze is van toepassing op alle huisbezoeken die in het kader van handhaving van de WWB en andere gemeentelijke sociale zekerheidsregelingen worden afgelegd door de medewerkers van de sectie Sociale Zaken.

1.3 Leeswijzer

In het protocol wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de diverse soorten huisbezoek en op de uitgangspunten bij huisbezoeken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het juridisch kader voor het huisbezoek weergegeven. Er wordt onder andere ingegaan op de toestemming voor een huisbezoek, het zogenaamde informed consent, de aanleiding voor een huisbezoek, en de consequenties als de belanghebbende toestemming tot betreden van de woning weigert.

Hoofdstuk 2 Soorten en uitgangspunten huisbezoek

2.1 Soorten huisbezoek

Huisbezoeken kunnen om diverse redenen worden afgelegd. Hieronder wordt kort beschreven welke soorten huisbezoeken afgelegd kunnen worden:

 

-

Een huisbezoek als onderdeel van de dienstverlening. Een belanghebbende is zelf niet in staat een bezoek te brengen aan het gemeentehuis, bijvoorbeeld door ziekte;

-

Een huisbezoek als onderdeel van een verificatiemiddel. Bijvoorbeeld bij een aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten;

-

Een huisbezoek als controlemiddel om de rechtmatigheid van de uitkering vast te stellen. Houdt een belanghebbende zich aan de opgelegde voorschriften en/of verstrekt hij de juiste inlichtingen aan de sectie Sociale Zaken.

 

In dit protocol worden de richtlijnen gegeven voor het correct uitvoeren van een huisbezoek. Het protocol is bedoeld voor huisbezoeken in het kader van verificatie en controle.

2.2 Uitgangspunten huisbezoek

Bij de uitvoering van een huisbezoek worden op basis van het in het volgende hoofdstuk beschreven juridische kader, de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

Voorafgaand aan het betreden

-

Voorafgaand aan het betreden, legitimeren de medewerkers zich met een daarvoor bestemd legitimatiebewijs afgegeven door de gemeente Oldebroek;

-

Voorafgaand aan het betreden wordt melding gemaakt van het doel en de reden van het huisbezoek, wordt toestemming gevraagd voor het betreden en worden de gevolgen van weigering mee te werken aan het huisbezoek uitgelegd;

-

Betreden van de woning gebeurd uitsluitend na verkregen toestemming.

 

Het huisbezoek zelf

-

Een rondleiding door en controle van de woning van de belanghebbende voor het vaststellen van de rechtmatigheid van de uitkering, is alleen toegestaan met de uitdrukkelijke toestemming van de belanghebbende en in diens aanwezigheid. De rondleiding en controle beperkt zich tot de voor het onderzoek relevante ruimten.

-

De medewerker stelt zich tegenover de belanghebbende correct, zakelijk en zorgvuldig op.

 

Verklaringen

Tijdens het huisbezoek wordt het formulier ´Toestemming huisbezoek´ (zie bijlage 2) ingevuld. Hiermee wordt gewaarborgd dat er sprake is van ´informed consent´. De bewijslast hiervoor ligt bij de gemeente.

 

Veiligheid

Bij het afleggen van een huisbezoek staat de veiligheid van de medewerkers voorop. Als de situatie dreigt te escaleren en pogingen om de situatie te normaliseren niet blijken te helpen, wordt de woning zo snel mogelijk verlaten.

 

Rapportage

Na het afleggen van een huisbezoek wordt altijd een rapportage opgesteld door de medewerker. Het rapport maakt deel uit van het dossier van de belanghebbende en kan dus indien gewenst door de belanghebbende worden ingezien.

Hoofdstuk 3 Juridisch kader

3.1 Inbreuk persoonlijke levenssfeer

Een huisbezoek brengt een behoorlijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer voor de belanghebbende met zich mee. De persoonlijke levenssfeer wordt dan ook goed beschermd in regelgeving, zoals het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en de Grondwet. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is alleen gerechtvaardigd op grond van de in de wet gestelde beperkingen. Artikel 8, lid 2 EVRM stelt bijvoorbeeld dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer slechts is toegestaan als er een wettelijke grondslag is, het een legitiem doel dient en het noodzakelijk is (zie § 3.2 en 3.3). Ook de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) speelt een rol bij huisbezoeken in het kader van de WWB en andere gemeentelijk sociale zekerheidsregelingen aangezien deze regelgeving zelf geen regelgeving kent over het betreden van woningen.

 

De uitgangspunten uit de diverse wetten waarin iets bepaald wordt over de toelaatbaarheid van huisbezoeken en de regels waaraan medewerkers zich moeten houden, worden in dit hoofdstuk op een rijtje gezet. Ook de verplichtingen van de belanghebbende in het kader van de WWB komen aan de orde.

3.2 Grondslag huisbezoek

De wettelijke grondslag voor het afleggen van een huisbezoek in het kader van de WWB is gelegen in artikel 17 en 53a WWB.

 

In artikel 17 zijn de inlichtingen- en medewerkingsplicht van de belanghebbende vastgelegd. Een belanghebbende moet, als dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is, medewerking verlenen aan een huisbezoek.

 

Uit artikel 53a lid 2 volgt de bevoegdheid om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van gegevens en zonnodig naar andere gegeven die noodzakelijk zijn voor de verlening van, dan wel de voortzetting van bijstand. Het afleggen van een huisbezoek kan een onderdeel vormen van het onderzoek naar de verificatie en controle van de gegevens die de belanghebbende heeft verstrekt.

 

3.3 Proportionaliteit en subsidiariteit

Een huisbezoek moet noodzakelijk zijn. Daarnaast moet voldaan zijn aan het subsidiariteitsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel.

 

Subsidiariteitsbeginsel wil zeggen dat wanneer het doel (bv. de rechtmatigheid van een uitkering) via een minder ingrijpende weg bereikt kan worden, die weg moet genomen worden. Als bijvoorbeeld alle twijfel over de rechtmatigheid van een uitkering volledig kan worden weggenomen door middel van het raadplegen van de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, het huurcontract en betaalbewijzen van de huur, dan is het uitvoeren van een huisbezoek niet nodig.

 

Proportionaliteitsbeginsel betekent dat de inbreuk op de privacy van de belanghebbende in redelijke verhouding moet staan tot het doel. Er mag niet om meer informatie gevraagd dan noodzakelijk is voor dat doel. Als bijvoorbeeld het doel van het onderzoek is om inzicht in de bankafschriften van een klant te krijgen, is het niet nodig om hiervoor een huisbezoek uit te voeren.

3.4 Toestemming tot betreden woning

In beginsel is een huisbezoek altijd toegestaan mits met toestemming van de (hoofd)bewoner. Een medewerker is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het binnentreden (artikel 1 Abwi).

 

Artikel 12 van de Grondwet zegt dat binnentreden in een woning tegen de wil van een bewoner alleen geoorloofd is in de gevallen bij of krachtens wet bepaald. Voorbeeld hiervan is de Awbi. Hierin staat dat het binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner alleen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek is toegestaan in bijzondere gevallen. Bijvoorbeeld als hiervoor een machtiging van de Officier van Justitie is afgegeven.

 

Een medewerker belast met de uitvoering van de WWB heeft deze bevoegdheden niet en mag dus nooit tegen de wil van een belanghebbende een woning binnengaan. Als er toch wordt binnen getreden tegen de wil van de bewoner is er sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM) en kan er ook sprake zijn van ´ambtelijke huisvredebreuk´ (artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht).

 

3.4.1 Informed consent

Uit artikel 8 EVRM volgt dat als de belanghebbende vrijwillig toestemming geeft tot binnentreden van de woning er geen sprake is van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De toestemming moet op basis van vrijwilligheid zijn verleend en op basis van ´informed consent´.

Dit houdt in dat toestemming door een belanghebbende gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek en over de gevolgen die het weigeren van toestemming voor de verlening van de bijstand heeft.

Belanghebbende moet eveneens meegedeeld worden dat hij niet gedwongen kan worden om de betreffende medewerkers in zijn woning binnen te laten.

3.4.2 Weigering toestemming huisbezoek

Een belanghebbende kan en mag de medewerking aan een huisbezoek weigeren. Bij het weigeren van een huisbezoek hoeft géén hersteltermijn gegeven te worden omdat een hersteltermijn de belanghebbende in de gelegenheid zou stellen de situatie aan te passen aan de door hem gewenste.

 

De consequentie van het weigeren van een huisbezoek is afhankelijk van het bestaan van een concrete aanleiding voor het huisbezoek. Hiervoor wordt verwezen naar de volgende paragraaf.

3.5 Aanleiding huisbezoek

Voor wat betreft het instellen van een huisbezoek zijn de situaties te onderscheiden waarin er voorafgaand aan het huisbezoek wel sprake is van een redelijke grond en waarin er geen sprake is van een redelijke grond.

 

3.5.1 Wel redelijke grond

Belanghebbende moet voorafgaand aan het betreden in de woning geïnformeerd worden over:

-

de reden en het doel van het huisbezoek;

-

meegedeeld worden dat hij niet gedwongen kan worden de medewerkers van de sectie binnen te laten, en;

-

dat het niet geven van toestemming gevolgen heeft voor de (verdere) verlening van bijstand.

 

Deze laatste mededeling kan er toe leiden dat belanghebbende de toestemming om de woning te betreden alsnog verleent. Het kan ook leiden tot een blijvende weigering toegang te verlenen waarop de toepasselijke consequentie(s) kan worden geëffectueerd.

 

De bewijslast ten aanzien van het ´informed consent´ berust bij het college.

 

3.5.2 Geen redelijke grond

In de situatie waarin géén redelijke grond voor een huisbezoek aanwezig is, kan belanghebbende de toegang tot zijn woning eveneens weigeren. Denk hierbij aan het standaard-huisbezoek. Aan de weigering kunnen dan géén consequenties worden verbonden (bijvoorbeeld weigering of beëindiging van de uitkering). Voorafgaand aan het huisbezoek moet belanghebbende naast de reden en het doel van het huisbezoek ook geattendeerd worden op het feit dat het weigeren van toestemming geen (directe) gevolgen heeft voor de bijstandsverlening (2).

 

De bewijslast ten aanzien van het ´informed consent´ berust ook in deze situatie bij de gemeente.

 

Wél is het mogelijk het onderzoek naar de woonsituatie voort te zetten met andere middelen dan het huisbezoek, bijvoorbeeld stelselmatige observatie. De bevindingen van dit onderzoek kunnen uiteindelijk alsnog leiden tot directe consequenties voor de belanghebbende in kwestie.

Ook kan een vervolgonderzoek er toe leiden dat alsnog concrete aanwijzigen ontstaan waardoor wel een redelijke grond voor een huisbezoek ontstaat. Hierop kan alsnog een huisbezoek worden uitgevoerd als vermeld in § 3.5.1.

3.6 Bewijs verkregen zonder ´informed consent´

Wanneer voorafgaand aan het huisbezoek niet is voldaan ´informed consent´ omdat belanghebbende niet is geïnformeerd over reden en doel van het huisbezoek en de consequenties van een weigering, dan oordeelt de CRvB dat er sprake is van inbreuk op het huisrecht in de zin van artikel 8 EVRM.

 

Is het bewijs verkregen tijdens een huisbezoek waarbij er sprake is van een redelijke grond, maar waarbij er niet is voldaan aan een volledige ´informed consent´ dan is volgens de CRvB dit bewijs toelaatbaar (3).

 

Bewijs verkregen tijdens een huisbezoek, waarbij er geen sprake is van een redelijke grond en waarbij het ínformed consent´ niet is toegepast, is volgens de CRvB niet toelaatbaar (4). In deze situaties is er geen sprake van een gerechtvaardige inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en toelaten van dit onrechtmatig verkregen bewijs zou een schending van ´fair-trail´ betekenen. De tijdens het huisbezoek verkregen bewijzen moet dus buiten beschouwing blijven bij de beoordeling op het recht op bijstand.

 

Een huisbezoek zonder redelijke grond en zonder toepassing van ´informed consent´ levert een onrechtmatige daad op en kan leiden tot een schadevergoeding (5).

3.7 Anonieme tips en risicoprofielen

De CRvB heeft zijn vaste rechtspraak in een uitspraak op 24 november 2009 bevestigd en aangegeven dat een anonieme tip over de woon- en leefsituatie van degene die een uitkering aanvraagt of ontvangt geen redelijke grond vormt voor het afleggen van een huisbezoek.

Een dergelijke tip kan (concreet en voldoende onderbouwd) wel aanleiding vormen voor het instellen van een nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. In dat geval moet eerst worden bezien of gebruik kan worden gemaakt van voor belanghebbende minder ingrijpende onderzoeksmiddelen dan een huisbezoek. Levert een onderzoek concrete objectieve feiten en omstandigheden op, die twijfel doen rijzen over de juistheid van de eerder over de woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, dan ontstaat een redelijke grond voor een huisbezoek.

 

Uit de uitspraak van de CRvB blijkt dat risicoprofielen niet per definitie leiden tot een gerede grond op basis waarvan de woonsituatie gecontroleerd kan worden mét de dreiging van mogelijke consequenties. Er zijn profielen denkbaar waarbij voldoen aan het profiel wél voldoende oplevert om tot gerede twijfel te komen. Als voorbeeld de 2-kamerwoning met een (te) groot aantal ingeschreven bewoners.

 

Bijlage 1: Schematische weergave met bijbehorende jurisprudentie

 

 

Bijlage 2: Formulier toestemming huisbezoek

 

 

 

Bijlage 3 Relevante wetsartikelen

 

Het afleggen van een huisbezoek betekent een ingrijpende inbreuk op de privacy van de klant. Daarom heeft de wetgever in verschillende wetten bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de klant. De belangrijkste artikelen zijn opgenomen in deze bijlage.

 

Artikel 8 EVRM- Recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven

  • 1.

    Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

  • 2.

    Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

     

    Artikel 10 Grondwet- Eerbiediging en bescherming persoonlijke levenssfeer

  • 1.

    Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

  • 2.

    De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoongegevens.

  • 3.

    De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

     

    Artikel 12 Grondwet- Binnentreden woningen

  • 1.

    Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.

  • 2.

    Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.

  • 3.

    Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt.

     

    Artikel 1 Awbi- Legitimatieplicht

  • 1.

    Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en dit uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft.

  • 2.

    Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van het bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt dienst naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.

  • 3.

    De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden dienst toestemming. Die toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden.

     

    Artikel 370 Wetboek van Strafrecht- Onrechtmatige binnentreding

  • 1.

    De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

     

    Artikel 17 WWB- Inlichtingenplicht

  • 1.

    De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

     

    Artikel 53a WWB- Verstrekking en onderzoek gegevens

  • 1.

    Onverminderd artikel 30c, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening van de bijstand.

     

    Noten

(1)

24 november 2009 en 30 maart 2010

(2)

LJN BA2410

(3)

LJN BK4060, BK4063, BK4064, BL9567

(4)

LJN BA2410, BK4057, BK 4059

(4)

LJN BL0984 en LJN BM8044

(5)

LJN BK4057