Organisatie | Sint-Michielsgestel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2009 |
Citeertitel | Erfgoedverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | erfgoedverordening |
Deze verordening is in de plaats gekomen voor de Monumentenverordening
1.geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-02-2009 | 05-11-2010 | nieuwe regeling | 12-02-2009 | Raadsbsl, 12 februari 2009, 5, index 8.004 |
HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN
Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 te beschadigen of te vernielen.
Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
Artikel 12 Termijnen advies en vergunningverlening
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 11 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
HOOFDSTUK 5. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN
Artikel 16 Instandhoudingsbepaling
Het verbod in lid 1 en lid 2 is niet van toepassing indien;
het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, of bij het ontbreken daarvan de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
- in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 1000 m2, of;
- in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m2, of;
- in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2;
het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waarden-kaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;
een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
- het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
- de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad;
Indien binnen het grondgebied van de gemeente Sint-Michielsgestel onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:
a. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak (PvA) als bedoeld in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen;
b. de verstoorder, voorafgaand aan een inventariserend veldonderzoek of een archeologische opgraving, een programma van eisen (PvE) als bedoeld in artikel 1 onder o van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.
Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de archeologische monumentenzorg. Gedurende de looptijd van deze verordening wordt deskundig advies ingehuurd bij de gemeente ’s-Hertogenbosch, afdeling BAM.
HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 10, 11, 16 en 17 eerste lid, onder b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
De ontwikkeling van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie is een verplichting die volgt uit de implementatie van het Verdrag van Malta 1992, door middel van de gewijzigde Monumentenwet 1988 die sinds 1 september 2007 van kracht is. Op grond van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) geldt een overgangsperiode van twee jaar voor de totstandbrenging van gemeentelijk archeologiebeleid. Omdat de gemeente Sint-Michielsgestel geen archeologische kennis in huis heeft, is een samenwerkingsverband afgesloten met de gemeente ’s-Hertogenbosch. Zij zullen in samenwerking met ons zorgen voor het ontwikkelen van het archeologiebeleid.
Een eerste essentiële stap in het archeologieproces is het ontwikkelen van een archeologische verwachtingskaart en de daaraan gekoppelde beleidsadvieskaart. Bij B&W-besluit van 19 juni 2008 is besloten om het vervaardigen van genoemde kaart te gunnen aan BAAC bv. Begin 2009 zal deze kaart in concept gereed zijn. Uiterlijk 1 september 2009 zal het gemeentelijk archeologiebeleid moeten zijn vastgesteld.
Tot nu toe was de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) op grond van de Monumentenwet 1988 verplicht om bij alle vergunningaanvragen om wijziging van een rijksmonument een advies uit te brengen. Daarnaast werd dan advies gevraagd aan de
gemeentelijke monumentencommissie en, bij rijksmonumenten buiten de bebouwde kom, aanGedeputeerde Staten. Op 1 januari 2009 is een wijziging van de Monumentenwet in werking getreden, waarbij de adviesplicht van de RACM komt te vervallen. Alleen bij ingrijpende werkzaamheden aan een monument (geheel/gedeeltelijk slopen, herbestemming en reconstructie) zal de RACM nog advies uitbrengen. Alle andere aanvragen moeten wel aan de RACM worden gemeld, maar er volgt geen advies meer. Dit betekent dat in veel gevallen alleen de gemeentelijke monumentencommissie overblijft als adviserende instantie. Het advies van deze commissie zal dan de basis vormen van de vergunning.
In het wetsvoorstel is ook een bepaling opgenomen over het aanwijzen van gebouwde monumenten van voor 1940. Vanaf 1 januari 2009 kan alleen de minister monumenten van voor 1940 aanwijzen. Formele aanwijzingsverzoeken door derden zijn niet langer mogelijk.
De situatie is momenteel als volgt: in de nieuwe monumentenwet wordt gesteld dat gemeenten verplicht zijn om bij wijziging van het bestemmingsplan de archeologische waarden mee te wegen (dit geldt dus ook voor artikel 3.10 WRO) en dat bij ingrepen groter dan 100m2 in het bestemmingsplan randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de bouwvergunning. Deze 100m2 is geen vast gegeven, de raad kan hiervan afwijken bij het vaststellen van het definitieve beleid.
In de praktijk betekent dat dus het volgende:
de regels zoals in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
-bij wijziging van een bestemmingsplan (artikel 3.10 WRO) dient de gemeente rekening te houden met de archeologische resten. Zolang de gemeenteraad geen afwijkend beleid heeft geformuleerd geldt in principe de wet waarin de oppervlaktegrens van 100m2 wordt genoemd.
Omdat een bestemmingsplan om de tien jaar dient te worden vernieuwd, beschikken de bestemmingsplannen pas op termijn over een archeologieparagraaf.
Totdat het gemeentelijke archeologiebeleid is vastgesteld (najaar 2009) is het aan te raden nadere regels op te stellen voor verstorende activiteiten in een archeologisch monument of verwachtingsgebied.
De Wamz is feitelijk een wijziging van de Monumentenwet 1988 en de artikelen van de Wamz zijn dan ook opgenomen in de Monumentenwet. Daarom is het logisch om één verordening voor zowel monumenten als archeologie te ontwikkelen; een zgn. erfgoedverordening. Zoals reeds aangegeven laat een eigen archeologiebeleid en de actualisatie van bestemmingsplannen nog wel even op zich wachten terwijl al wel rekening gehouden moet worden met eventuele archeologische resten in de bodem.
In dit kader zou de huidige Monumentenverordening 2006 kunnen worden vervangen door de Erfgoedverordening 2009, waarin instandhoudingsregels met betrekking tot archeologie zijn toegevoegd aan de regels inzake monumentenzorg. Zolang bestemmingsplannen niet zijn geactualiseerd en er geen archeologieparagraaf in opgenomen is, gelden de archeologieregels op grond van de nieuwe erfgoedverordening. De nieuwe erfgoedverordening is grotendeels gebaseerd op de modelverordening van de VNG. De verordening voorziet daarom nadrukkelijk in een overgangssituatie. Zodra het archeologiebeleid later dit jaar door de Raad wordt vastgesteld zal de erfgoedverordening worden herzien.
Gelet op het feit, dat er reeds een door het college ingestelde monumentencommissie is en de gemeente Sint-Michielsgestel beschikt over een monumentenverordening, heeft de wijziging van de Monumentenwet 1988, v.w.b. de beperking van de adviesplicht door de minister, geen gevolgen voor onze gemeente.
De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20januari 2009;
gelet op artikel 147 jo. 149 van de Gemeentewet;
gelet op titel 4.2 van de Algemene Wet bestuursrecht;
gelet op de Monumentenwet 1988;
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 2009.