Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening Westland 2004 |
Citeertitel | Monumentenverordening Westland 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Culturele aangelegenheden; sport en recreatie; stads en natuurschoon; emancipatie |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2013 | 28-12-2013 | intrekking | 17-09-2013 Gemeenteblad Westland, 27-12-2013 | Gbw, 2013, 47 | |
03-03-2005 | 28-12-2013 | nieuwe regeling | 26-10-2004 Het hele Westland d.d. 20-1-2005 | Besluitenlijst b&w 5-10-2004, nr. 5.2.3 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
college van burgemeester en wethouders;
1° zaak die voor de gemeente van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
2° terrein dat voor de gemeente van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1°;
onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
groep van onroerende zaken die voor de gemeente van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich een of meer monumenten bevinden.
terrein waarvan het algemeen belang voor de gemeente vaststaat of redelijkerwijs kan worden aangenomen wegens een daar aanwezige zaak die voor de gemeente van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
g. gemeentelijke monumentenlijst:
lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen monumenten, dorpsgezichten, archeologische monumenten en groene monumenten;
door het college ingestelde commissie, met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid;
i. onafhankelijk deskundige: deskundige die geen lid is van de raad van de gemeente Westland of het college en niet ondergeschikt is aan of in dienst is van, dan wel werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur van de gemeente Westland;
in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;
k. verkennend archeologisch onderzoek:
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureauonderzoek en non-destructief veldonderzoek ter vaststelling van de archeologische waarden, de bouw- en bewonersgeschiedenis en de cultuurhistorische kwaliteit.
omschrijving van de specifiek te beschermen waarden en kwaliteiten die onderdeel moet uitmaken van het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk monument, dorpsgezicht, archeologisch monument en groen monument.
HOOFDSTUK 2 BESCHERMD GEMEENTELIJK MONUMENT
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
Met ingang van de datum waarop de mededeling, bedoeld in artikel 3, derde lid, heeft plaatsgevonden tot het moment waarop het besluit tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, danwel het besluit om niet tot deze aanwijzing over te gaan onherroepelijk is, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Een besluit tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument wordt binnen twee weken medegedeeld aan degenen die als eigenaar of zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college:
a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.
Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, legt het college de aanvraag twee weken ter inzage. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van toepassing. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het college op de gebruikelijke wijze openbare kennis van de aanvraag, waarbij wordt vermeld dat gedurende de termijn van terinzagelegging eenieder schriftelijk zienswijzen naar voren kan brengen bij het college.
Artikel 13. Besluit omtrent de aanvraag
Het college besluit omtrent een vergunningaanvraag, bedoeld in artikel 10, tweede lid, met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument niet, dan met goedkeuring van de eigenaar, indien en voorzover het een besluit betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits dit de aanvrager binnen de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf weken is medegedeeld. Indien het college niet voldoet aan het tweede of derde lid, is de vergunning van rechtswege verleend.
Een vergunning, bedoeld in artikel 10, tweede lid, treedt in werking na zes weken na de datum waarop zij op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt of van rechtswege is verleend. Indien binnen deze termijn tegen de vergunning bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, schorst dit de werking van de vergunning totdat op het bezwaar is beslist.
Artikel 14. Intrekken van de vergunning
Het college kan de vergunning, bedoeld in artikel 10, tweede lid, intrekken, indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
b. blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan een aan de vergunning verbonden voorwaarde;
c. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;
d. de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt;
e. binnen 26 weken nadat de vergunning is verleend geen begin met de werkzaamheden is gemaakt.
HOOFDSTUK 3 BESCHERMD GEMEENTELIJK STADS- OF DORPSGEZICHT
Bij het besluit van het college tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt. De monumentencommissie betrekt dit bij haar advisering inzake de aanwijzing.
Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, voorzover het betreft de in de redengevende omschrijving genoemde monumentwaardige onderdelen, zonder of in afwijking van een vergunning van het college:
a. bouwwerken af te breken, te verstoren, te verplaatsen, op te richten, in enig opzicht te wijzigen;
b. bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;
c. onroerende zaken, geen gebouwen zijnde, hieronder begrepen straten, straatmeubilair, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen te wijzigen.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMD GEMEENTELIJK ARCHEOLOGISCH MONUMENT
Artikel 18. Overeenkomstige toepassing
Hoofdstuk 2 is van overeenkomstige toepassing op archeologische monumenten, met dien verstande dat in plaats van artikel 10 de artikelen 19 en 20 van toepassing zijn.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college een beschermd gemeentelijk archeologisch monument te verstoren door de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
b. egaliseren of bodem verlagen;
c. heiwerkzaamheden of op andere wijze in de bodem indrijven van voorwerpen;
d. het aanleggen van kabels en leidingen;
e. het aanleggen van waterpartijen of het veranderen van de ligging en de omvang van bestaande watergebieden.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a. voorzover deze uitgevoerd worden op of in gronden die 30 cm of minder beneden het bestaande maaiveld zijn gelegen;
b. van geringe betekenis of omvang te weten:
1. het aanbrengen van erfafscheidingen in de vorm van schuttingen;
2. het aanbrengen van beplantingen;
3. het verwijderen van beplantingen en/of bomen
4. het egaliseren ten behoeve van de aanleg van paden en terrassen;
5. het verwijderen of vervangen van bestaande kabels en leidingen;
Het college kan een vergunning als bedoeld in artikel 19 verlenen, indien tenminste de belangen waardoor het terrein als archeologisch monument is aangewezen voldoende zijn beschermd door:
a. de mogelijkheid van toegang op het terrein van door het college erkende gecertificeerde bedrijven en gekwalificeerde personen;
b. de mogelijkheid voor de onder a genoemde personen om onderzoek en documentatiewerk te (doen) verrichten; en
c. de vaststelling van een tussen belanghebbenden overeengekomen termijn voor het in het eerste lid, onder b, bedoelde onderzoek. Bij het ontbreken van die overeenstemming wordt de termijn vastgesteld door het college.
HOOFDSTUK 5 MONUMENTENCOMMISSIE
Artikel 21. Monumentencommissie, vergunning beschermd rijksmonument
Het college stelt een commissie van onafhankelijk deskundigen op het gebied van de monumentenzorg in, met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het gemeentelijk monumentenbeleid.
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10, tweede lid, artikel 17, tweede lid, of artikel 23, tweede lid, te verlenen;
b. de door het college aan de vergunning als bedoeld in artikel 10, tweede lid, artikel 17, tweede lid, of artikel 23, tweede lid, verbonden voorschriften en beperkingen;
c. de weigering van het college een ontheffing als bedoeld in artikel 20 te verlenen;
d. de door het college aan de ontheffing als bedoeld in artikel 20 verbonden voorschriften en beperkingen schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
HOOFDSTUK 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Een ieder, die handelt in strijd met de artikelen 10, 17 of 19 van deze verordening, pleegt een strafbaar feit en wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.