Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadskanaal

Afstemmingsverordening WIJ Stadskanaal 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStadskanaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening WIJ Stadskanaal 2010
CiteertitelAfstemmingsverordening WIJ Stadskanaal 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet investeren in jongeren, art. 12 
  2. Wet investeren in jongeren, art. 41 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-201001-01-2012nieuwe regeling

13-12-2010

De Kanaalstreek, 21-12-2010

R 6809, 17d

Tekst van de regeling

Intitulé

Afstemmingsverordening WIJ Stadskanaal 2010

De raad van de gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2010, nr. R 6809;

gelet op de artikelen 12, eerste lid onderdeel b en 41, eerste lid van de Wet investeren in jongeren;

besluit:

vast te stellen de navolgende verordening "Afstemmingsverordening WIJ Stadskanaal 2010".

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.
  • b.

    WIJ-norm:

  • de op grond van de artikelen 26 tot en met 29 van de wet, op de jongere van toepassing zijnde inkomensvoorzieningsnorm, vermeerderd of verminderd met de op grond van de artikelen 30 tot en met 35 van de wet, van de door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

  • c.

    maatregel:

  • de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid van de WIJ;

  • d.

    benadelingsbedrag:

  • het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening op grond van de wet;

  • e.

    college:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal.

Artikel 2 Afstemming

  • 1.

    Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, eerste en tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet; of

    • b.

      de jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de wet, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de wet; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 41, tweede lid van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending is van de inlichtingenplicht, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet en als gevolg van die gedraging ten onrechte een inkomensvoorziening is verleend;

    • b.

      een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaar nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • c.

      het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

Artikel 8 Samenloop

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

HOOFDSTUK 2 HET NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 45 VAN DE WET

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie: Het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • c.

      het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

    • d.

      het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;

    • e.

      het zich niet onderwerpen aan een, door een onafhankelijke arts vastgestelde, noodzakelijke behandeling van medische aard die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmert.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    De maatregel wordt vastgesteld op:

    • a.

      20 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      50 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

  • 3.

    In afwijking van het vorige lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

HOOFDSTUK 3 NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt een maatregel opgelegd van 5 procent van de WIJ-norm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 12 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: 10 procent van de WIJ-norm;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 20 procent van de WIJ-norm;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 40 procent van de WIJ-norm;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: 100 procent van de WIJ-norm.

  • 3.

    De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

HOOFDSTUK 4 ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

  • Eerste categorie:

    • a.

      verbaal geweld (schelden);

    • b.

      discriminatie.

  • Tweede categorie:

    • a.

      intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

    • b.

      belediging;

    • c.

      zaakgericht fysiek geweld (vernielingen).

  • Derde categorie:

    • a.

      mensgericht fysiek geweld/ dan wel bedreiging met geweld;

    • b.

      combinatie van agressievormen.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, opnieuw schuldig maakt aan een zeer ernstige gedraging.

  • 3.

    Het college kan bij een derde en een volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en/of de duur van de verlaging verlengen. Bij herhaald verwijtbaar gedrag kan het college de WIJ-norm voor bepaalde tijd weigeren.

Artikel 14 De hoogte en duur van de verlaging

Onverminderd artikel 13 wordt de maatregel vastgesteld op:

  • a.

    vijftig procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    honderd procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    honderd procent van de WIJ-norm gedurende drie maanden bij gedragingen van de derde categorie.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt acht dagen na bekendmaking in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Afstemmingsverordening WIJ Stadskanaal 2010".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2010.

De raad

de raadsgriffier, de voorzitter,