Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oostzaan

Herziene verordening wet inburgering Oostzaan 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOostzaan
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHerziene verordening wet inburgering Oostzaan 2007
CiteertitelHerziene verordening wet inburgering Oostzaan 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. gemeentewet, art. 150
  2. wet inburgering, artt. 8, 19 lid 5, 23 lid 3, 35
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-01-200801-12-2007nieuwe regeling

26-11-2007

Kompas, 22 januari 2008

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Herziene verordening Wet Inburgering Oostzaan 2007

De raad van de gemeente Oostzaan,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 150 Gemeentewet; gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 3,

derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

besluit: 07/48

vast te stellen de :

HERZIENE VERORDENING WET INBURGERING OOSTZAAN 2007

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.

    1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostzaan.

    • b.

      wet: de Wet inburgering.

  • 2..

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van

    toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de volgende groepen inburgeringsplichtigen aan die, naast de verplichte groepen ook een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden:

• inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

• oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de eveneens aangeboden inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
  • Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende

    verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

    • b.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • c.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • d.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevanteomstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening
Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod
  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de het schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan

    de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen zes weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen zes weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking
  • Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

    • b.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • d.

      de termijnen en wijze van betaling; en

    • e.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het

    onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige

    geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem

    vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of

    aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde

    termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de

    vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de

    vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige

    niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet

    vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 1 december 2007.

Artikel 12 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Herziene Verordening Wet inburgering gemeente Oostzaan 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 november 2007

P.J. Möhlmann

Voorzitter,

A.Makenbach

Griffier

Toelichting

 

ALGEMENE TOELICHTING

De Wet inburgering (WI) treedt mogelijk op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65

jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan

naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten

de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als

een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten

vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden.

• inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

• oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Beide groepen zijn opgenomen in de verordening.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

• De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

• De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

• De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht

vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een

inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te

verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut

werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op

arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt

gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de

eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de

beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgerings-voorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid).

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben

behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de

verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke

boete vastgelegd.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete

te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde

termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van

artikel 10.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een

nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het

mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Ook in dat geval zal in de

boetebeschikking een nieuwe termijn opnemen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende

overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.