Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Sociale werkvoorziening Fryslân |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Sociale werkvoorziening Fryslân |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De datum inwerkingtreding is niet precies te achterhalen en is daarom bij benadering ingevuld.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-10-2013 | Nieuwe regeling | 04-12-2001 Onbekend | 04-12-2001, volgnr.10 |
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Tytsjerksteradiel en Weststellingwerf, ieder voorzover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn
dat voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening door gemeenten
samenwerking tussen gemeenten noodzakelijk is;
dat het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Leeuwarden verzocht hebben toe te treden tot de gemeenschappelijke regeling;
de instemmingsbesluiten van de gemeenteraden van Achtkarspelen, Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Tytsjerksteradiel en Weststellingwerf en het advies van het dagelijks bestuur van deze regeling;
de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet sociale werkvoorziening en de artikelen 2.2 en 2.4 van deze regeling;
besluiten tot bovengenoemd doel samen te werken door het treffen van, casu quo deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling Sociale werkvoorziening Fryslân.
Hoofdstuk 1. Termen en verwijzingen.
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of een andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt tenzij anders is bepaald, in die artikelen voor de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, respectievelijk gelezen het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen.
Indien het algemeen bestuur een wijziging van de regeling wenselijk acht, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp wijziging met een toelichting aan de raden. Het biedt deze organen daarbij gelegenheid binnen een door het algemeen bestuur te stellen termijn, die niet korter mag zijn dan zes weken na de dagtekening van de toezending hun zienswijze omtrent de voorgenomen wijziging naar voren te brengen.
Artikel 2.3 Opheffing, liquidatie
Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie. Indien en voor zover dat voor een goede uitvoering van de liquidatie nodig is, blijven de organen en de functionarissen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing van de regeling, zolang als nodig wordt bevonden, in functie.
Bij uittreding stelt het algemeen bestuur de verplichtingen van de uittredende deelnemer vast. Daarbij geldt als richtsnoer dat de uittredende deelnemer aan het openbaar lichaam gedurende vijf jaar te rekenen van de datum van uittreding (de realisering daarvan) af een bijdrage is verschuldigd, welke voor het eerste jaar 100%, voor het tweede jaar 80%, voor het derde jaar 60%, voor het vierde jaar 40% en voor het vijfde jaar 20% van de laatstelijk door de deelnemer verschuldigde jaarbijdrage kan belopen. Het algemeen bestuur regelt voorts zonodig de overige gevolgen van een uittreding.
Hoofdstuk 3. Vorm, taak, middelen, bevoegdheden.
Het openbaar lichaam heeft tot doel uitvoering - binnen het rechtsgebied - van de Wet sociale werkvoorziening en de uit deze wet voortvloeiende wettelijke voorschriften.
Hoofdstuk 4. Bestuursorganen, inrichting en samenstelling.
1. Behoudens tussentijds verlies van lidmaatschap of tussentijds ontslag, zoals bedoeld in artikel
13 en 16 van de wet en in de artikel 4.6 van de regeling, heeft een lid van het algemeen
bestuur daarin zitting voor een periode die gelijk is aan de wettelijke zittingsperiode van de
leden van het orgaan dat het lid heeft aangewezen.
Artikel 4.8 Mededeling aan het algemeen bestuur
De voorzitter doet van hetgeen hem op grond van de artikelen 4.3 tot en met 4.7 ter kennis is gebracht zo spoedig mogelijk mededeling aan het algemeen bestuur.
Behoudens het bepaalde in de artikelen 4.11 en 4.12 is de zittingsduur van de leden van het dagelijks bestuur gelijk aan die van de leden van het algemeen bestuur.
Artikel 4.12 Opzegging vertrouwen, ontslag
Het algemeen bestuur kan een of meer uit zijn midden aangewezen leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien deze zijn vertrouwen niet bezitten. Artikel 50, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 4.13 Vacaturevoorziening
Indien in het dagelijks bestuur een vacature ontstaat is artikel 4.9, eerste lid, onder b. van toepassing.
Artikel 4.16 Vergaderingen algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste driemaal en voorts zo dikwijls de
voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste drie leden van het algemeen
bestuur zulks schriftelijk -onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen- verzoeken.
2. Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat de
openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter geschiedt door de burgemeester van de
deelnemende gemeente op de aldaar gebruikelijke wijze.
Hoofdstuk 5. De bevoegdheden van de bestuursorganen.
Artikel 5.2 Delegatie, bekendmaking
Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur - onder toepassing van artikel 10:16 van de Algemene wet bestuursrecht - bevoegdheden als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, overdragen, evenwel met uitzondering van de bevoegdheden genoemd in de artikelen 4.17, 5.3, tweede lid, 7.1, 7.2, 7.3, derde lid, en hoofdstuk 8 van de regeling.
Hoofdstuk 6. Verantwoording, informatie.
Artikel 6.1 Verantwoordingsplicht
De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde bestuur en beheer. Artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen vier weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen de genoemde termijn kan plaats vinden krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij de termijn waarbinnen beantwoording zal plaats vinden, wordt aangegeven.
Hoofdstuk 8. Financiële bepalingen.
De raden kunnen binnen zes weken na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijze schriftelijk bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin de zienswijze is opgenomen, bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
De begroting wordt binnen twee weken na vaststelling, door het dagelijks bestuur aan de raden gezonden. Indien de vastgestelde begroting niet afwijkt van de eerder toegezonden ontwerpbegroting kan het dagelijks bestuur volstaan met een schriftelijke mededeling terzake aan de raden binnen twee weken na de vaststelling van de begroting. De raden kunnen gedeputeerde staten schriftelijk van hun zienswijze doen blijken en zenden een kopie van hun brief aan gedeputeerde staten aan het dagelijks bestuur.
Artikel 8.4 Gemeentelijke bijdrage
De bijdragen van de gemeenten aan het in de begroting opgenomen gemeentelijk aandeel worden berekend naar verhouding van het aantal werknemers (SE's), zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1, onder f, afkomstig uit de gemeenten op 1 januari van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het aantal werknemers, zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1, onder f, wordt aangehouden de opgave zoals die is verstrekt voor het verkrijgen van de rijkssubsidie in het betrokken begrotingsjaar.
Artikel 8.5 Begrotingswijzigingen
Op de wijzigingen van de begroting is artikel 8.3 -met uitzondering van genoemde datum- van toepassing, voorzover een begrotingswijziging een verhoging geeft voor de bijdrage als bedoeld in artikel 8.4. De overige begrotingswijzigingen kunnen worden vastgesteld door het algemeen bestuur.
Zijn de middelen in het risicofonds onvoldoende om het nadelig saldo in een bepaald jaar te vereffenen dan wordt het overblijvende deel omgeslagen over de deelnemende gemeenten naar evenredigheid van het aantal uit die gemeenten afkomstige werknemers (SE), zoals bedoeld in artikel 1.1 lid 1 onder f, op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar.
Ingeval het risicofonds het in de meerjarenraming voor dat jaar aangegeven maximum omvang bereikt, wordt het overblijvende deel van het batig saldo van de vastgestelde jaarrekening uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten naar evenredigheid van het aantal uit die gemeenten afkomstige werknemers (SE), zoals bedoeld in artikel 1.1 lid 1 onder f, op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar.