Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Waddinxveen 2009 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Waddinxveen 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Goedkeuring GS provincie Zuid-Holland is verleend op 17-11-2009
Regeling vervangt de Huisvestingsverordening 1996
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2014 | 01-07-2015 | Wijziging art. 1, 2.1.3., 2.3.2., 2.3.3., 2.3.4., 2.4.4., 2.5.2., 2.5.5., 4.1, 4.2a, 4.3, 4.6, en vervallen art. 2.2.2, 2.8.2, hoofdstuk III, art. 4.2, 4.4 en 4.7 | 28-05-2014 Gemeenteblad 11-06-2014 | 14/00250 | |
25-11-2010 | 01-07-2014 | Wijziging art. 4.2 en 4.3; toevoegen art. 4.2a | 10-11-2010 Hart van Holland, 24-11-2010 | 10/089 | |
01-01-2010 | Nieuwe regeling | 01-07-2010 Hart van Holland, 09-12-2009 | 09/062 |
hoofdstuk I - algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub M, van de wet bepaalde, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste twee jaar onafgebroken ingezetene zijn dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van Waddinxveen of de regio;
hoofdstuk II - verdeling van de woonruimte
paragraaf 2.1 - werkingsgebied
artikel 2.1.1 huurprijs- en koopprijsgrens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op
paragraaf 2.4 – woningzoekenden met urgentie
artikel 2.4.2 register van woningzoekenden met urgentie
Bij een verzoek tot inschrijving in het register, als bedoeld in lid 1, dienen de gegevens te worden verstrekt die noodzakelijk zijn om vast te kunnen stellen dat wordt voldaan aan de door burgemeester en wethouders gestelde criteria. Indien er sprake is van medische omstandigheden wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijke medische instantie.
artikel 2.4.3 bewijs van registratie
Op het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentie worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
artikel 2.4.4 woningzoekenden met urgentie en woningaanbieding
Woningzoekenden met urgentie worden geacht te reageren op het gepubliceerde woningaanbod als bedoeld in artikel 2.5.2. Voor zover zij daarbij aan de gestelde voorwaarden voldoen en de woning waarop zij reageren binnen hun zoekprofiel past, is de voorrangsregeling als bedoeld in artikel 2.5.4 lid 3 van toepassing.
paragraaf 2.5 – leegmelding, wijze van aanbieding en volgordebepaling
artikel 2.5.2 publicatie van vrijgekomen en vrijkomende woningen
Voor toewijzing beschikbaar gekomen of komende woonruimten worden door of namens de eigenaren van die woonruimten bekendgemaakt door middel van openbare publicatie. Iedere potentiële woningzoekende dient daarbij, eventueel tegen betaling van een redelijke vergoeding, in de gelegenheid te worden gesteld kennis te nemen van de per publicatie aangeboden woningen, zodat hij tijdig op het woningaanbod kan reageren.
artikel 2.5.3 verantwoording toegewezen woningen
Door of namens de eigenaar of verkopende partij wordt, in hetzelfde medium als waarin de woning is aangeboden, de toewijzing van de woning verantwoord door middel van bekendmaking van het aantal geldige reacties dat op de woning is binnengekomen, alsmede, voor zover van toepassing, de bewoningsduur- of leeftijdscore van degene aan wie de woning is toegewezen.
De ‘verantwoording achteraf’ als bedoeld in dit artikel vindt voor huurwoningen zo spoedig mogelijk plaats, doch uiterlijk in de eerstvolgende publicatie na de feitelijke ingebruikneming van de woning. Voor koopwoningen geldt dat verantwoording plaatsvindt binnen één maand na ondertekening van het definitieve koopcontract.
artikel 2.5.4 volgordebepaling huurwoningen
Woningzoekenden die op een door publicatie aangeboden woning als bedoeld in artikel 2.5.2 reageren en voldoen aan de gestelde voorwaarden komen voor de desbetreffende woning in aanmerking in volgorde van hun bewoningsduur- of leeftijdscore (BL-score). Degene met de hoogste BL-score gaat voor. De volgorde van toewijzing tussen woningzoekenden met dezelfde BL-score wordt op basis van anciënniteit bepaald door de datum van ingebruikneming van de huidige woonruimte, respectievelijk de datum van de 18e verjaardag.
Woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in paragraaf 2.4 hebben, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, voorrang boven andere kandidaten, indien de woonruimte past binnen het voor de urgente vastgestelde zoekprofiel. De volgorde van toewijzing tussen urgenten wordt op basis van anciënniteit bepaald door de datum van afgifte van het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentie.
artikel 2.5.5 volgordebepaling nieuwbouw-koopwoningen
Binnen de in paragraaf 2.2 gestelde toelatingscriteria en het in artikel 2.3.4 opgenomen passendheidscriterium, wordt bijzondere voorrang toegekend aan woningzoekenden dieeen vergunningplichtige huurwoning vrijmaken met een kale huurprijs onder de aftoppingsgrens voor 1- en 2 persoonshuishoudens
Daarna komen de overige woningzoekenden die aan de gestelde criteria voldoen in aanmerking.
paragraaf 2.6 - huisvestingsvergunning
artikel 2.6.2 criteria voor vergunningverlening
Het in het vorige lid sub c. bepaalde blijft buiten toepassing indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap en voorgenomen woningruil), dan wel indien het een huisvestingsvergunning betreft voor de toewijzing van woonruimte van een particuliere eigenaar, die in Waddinxveen maximaal drie woonruimten in eigendom heeft.
artikel 2.6.3 vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.6.2 bepaalde verlenen burgemeester en wethouders de huisvestingsvergunning steeds, nadat de woonruimte door de eigenaar, overeenkomstig de in lid 2 weergegeven procedure, gedurende zes weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.6.2 voor die woonruimte in aanmerking komen.
paragraaf 2.7 -woonwagenstandplaatsen
Voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning voor een standplaats komen huishoudens in aanmerking:
artikel 2.7.3 volgordebepaling
Voor de toewijzing van een standplaats door Burgemeester en Wethouders komen de volgende categorieën woningzoekenden in aanmerking in de navolgende rangorde:
de woningzoekende die een standplaats inneemt in Waddinxveen en in het bezit is van een huisvestingsvergunning en wiens sociale omstandigheden van zodanig ernstige aard zijn, dat verhuizing van de huidige standplaats/woning in Waddinxveen naar een (andere) standplaats geboden is en aan wie een urgentieverklaring is afgegeven;
artikel 2.7.5 vervallenverklaring huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats
Een huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats vervalt:
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren van woonruimten overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van het geheel/delen van/hoofdstuk 2 van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen.
hoofdstuk IV - verdere bepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2.4.2 lid 2 en de artikelen 2.7.3 en 2.7.4 lid 1 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing- gelet op het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de woonruimte- leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Burgemeester en wethouders wijzen toezichthouders aan op grond van artikel 75 van de wet, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten.
artikel 4.5 overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een huisvestingsverordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 70j, eerste lid, van de Woningwet (Stb. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Waddinxveen in de openbare vergadering van 1 juli 2009 en in werking getreden op 1 januari 2010
De raad van de gemeente voornoemd,
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
Van 1 juli 2009
de griffier, de voorzitter,
(mr. F.W. van der Dussen) (drs. H.P.L. Cremers)
Van iedere woningzoekende kan de BL-score worden vastgesteld, met behulp waarvan een rangorde kan worden bepaald. Indien het huishouden uit meerdere personen bestaat, is de hoogste BL-score van toepassing mits de woningzoekende aan de geldende toelatingseisen voldoet;
Artikel 1, lid 1, sub l, van de wet verstaat onder economische binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied. Dit begrip blijft van belang voor de doorhet college van Benw vastgestelde urgentiebesluit.
De tekst van artikel 1, lid 2, van de wet luidt:
voor zover niet anders is bepaald, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw. Onder "eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek" wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;
Het begrip “Huishouden” is ontleend aan de VNG-modelverordening. In de tekst van de verordening worden ook de begrippen woningzoekende en woningzoekend huishouden gehanteerd. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als huishouden. Tot het huishouden behoren in elk geval één of twee volwassenen die aangeven een duurzaam, gemeenschappelijk huishouden te willen voeren. Daarnaast de (in het GBA ingeschreven) kinderen of ongeboren kinderen, aantoonbaar via verklaring van de verloskundige. Niet tot het huishouden behoren overige inwoners. Ter zake is een uitvoeringsinstructie beschikbaar. Zie ten aanzien van de begrippen medehuurderschap en co-ouderschap het bepaalde hierover in de wet en het besluit en in dit artikel
De tekst van artikel 7 van de wet luidt:
1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning.
2.Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
3.Voor de toepassing van het eerste en tweede lid, wordt het in gebruik nemen of geven van een woonwagen die op een standplaats staat, aangemerkt als het in gebruik nemen of geven van die standplaats. Met lid 3 van artikel 7 van de wet wordt bedoeld dat voor het in gebruik geven of nemen van (een woonwagen op) een standplaats een huisvestingsvergunning kan worden verlangd.
Artikel 1, lid 1, sub j, van de wet verstaat onder huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats uitgedrukt in een bedrag per maand;
De passage ".... in woonruimte die permanent mag worden bewoond" is toegevoegd om te voorkomen dat huishoudens die (bijvoorbeeld) op een camping hun hoofdverblijf hebben op grond daarvan de positie van ingezetene kunnen verkrijgen.
In de Wet op de huurtoeslag wordt verwezen naar de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen bij bepaling van de hoogte van het inkomen. In deze verordening wordt aangesloten bij deze systematiek. (Toetsings)inkomen is in de zin van artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van de draagkracht, bedoeld in artikel 7 van die wet:
Artikel 1, lid 1, sub k, van de wet verstaat onder koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald.
De grens bedoeld in artikel 15, lid 1, sub a van de Wet bevordering eigenwoningbezit, welke grens met ingang van 1 januari van elk jaar wordt aangepast overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit.
Artikel 1, lid 1, sub m, van de wet verstaat onder maatschappelijke binding aan een gebied:
de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste twee jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied. Dit begrip blijft van belang voor de door het college van Benw vastgestelde urgentiebesluit.
In dit artikel wordt verwezen naar de artikelen 268 – 270 in het Burgerlijk Wetboek. Hierin is geregeld welke inwonenden in aanmerking komen voor medehuurderschap.
In het artikel is neergelegd dat een onzelfstandige woonruimte niet beschikt over wezenlijke voorzieningen.
Het gaat dan om zaken als een toilet en bijvoorbeeld een keukeninrichting die bestemd is voor de bereiding van complete maaltijden.
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
Waar in de verordening woonruimte is vermeld, wordt daaronder zelfstandige woongelegenheid verstaan, zoals hier omschreven, tenzij in de tekst uitdrukkelijk is vermeld dat ook onzelfstandige woonruimte hieronder begrepen wordt. Op verzoek van de rijksinspectie is het gebruik van het woord "woning" (behalve in samenstellingen, zoals koopwoning, huurwoning, eengezinswoning) zoveel mogelijk vermeden en is aangesloten bij de wettelijke term "woonruimte".
Artikel 1, lid 1, sub f van de Huisvestingswet, verstaat onder woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2.1.1 huurprijs en koopprijsgrens
Het instrumentarium van de Huisvestingswet is alleen van toepassing op woonruimten onder de huurprijs- en koopprijsgrens, zie artikel 6 lid 2 van de wet. Woonruimteverdeling boven de prijsgrenzen is niet toegestaan. Voor de zogenaamde vrije sector geldt vrije vestiging.
Artikel 2.1.3 nadere beperking
Artikel 6, lid 1, van de wet sluit van aanwijzing als vergunningplichtige woonruimte uit: woonruimten, bestemd voor inwoning, woonwagens en woonschepen. Via de artikelen 1 lid 3 en 7 lid 3 van de wet valt het wonen in een woonwagen op een standplaats of het wonen in een woonschip op een ligplaats, onder de werking van de wet.Wateren in Waddinxveen waar woonschepen kunnen liggen zijn de Ringvaart, de Gouwe, Petteplas en ‘t Weegje. Deze zijn echter uitgesloten voor woonschepen. Bij de tweede wijziging van de Huisvestingsverordening Waddinxveen 2009 is de huisvestingsvergunning voor ligplaatsen voor woonschepen vervallen.
Artikel 2.2.1 meerderjarigheid
Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht. Boek 1:233 van het Burgerlijk Wetboek: "minderjarigen zijn zij, die de ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest".
Zie ook artikel 9 tweede lid van de wet, luidende:
Een huisvestingsvergunning wordt uitsluitend verleend aan personen die:
a.de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of
b.vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 2.3.1 bezettingsnormen
Bij het opstellen van de verordening is ernaar gestreefd de keuzevrijheid en transparantie voor de woningzoekende verder te vergroten. De (ten opzichte van vorige verordening) enige overgebleven beperkingen hebben betrekking op het beschikbaar houden van grote woningen voor grote gezinnen en op het voorkomen van overbewoning.
Artikel 2.3.2 woningtype en bestemmingscriteria
In verband met de beperkte beschikbaarheid van 55+ woningen, de samenhang met beleid op het gebied van wonen, welzijn en zorg en subsidies die zijn verstrekt in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten/ Wet Maatschappelijke Ondersteuning, worden deze woningen alleen passend geacht voor deze doelgroepen. Ook jongerenwoningen en zorgindicatiewoningen kunnen door het college specifiek worden bestemd. Bij jongerenwoningen werd een onderscheid gemaakt tussen woningen voor jongeren tot 23 jaar en woningen voor jongeren tussen 23 en 30 jaar. In de praktijk wordt dit bij de toewijzing gezien als één categorie. Daarom is dit aangepast naar één categorie, namelijk woningen voor jongeren tot en met 30 jaar.
Artikel 2.3.3 financiële passendheid
Op grond van de Wet op de huurtoeslag worden woningen met huurprijzen boven de aftoppingsgrenzen financieel niet passend geacht voor huishoudens die voor huurtoeslag in aanmerking komen.
Het passend toewijzen van woningen is in het belang van de huurder zelf, als het gaat om de betaalbaarheid van het wonen. De huur die de huurtoeslagontvanger betaalt boven de aftoppingsgrens tot aan de maximale huurprijs, wordt normaliter niet vergoed. Deze extra eigen bijdrage betekent voor de huurtoeslagontvanger een fors beslag op het besteedbare inkomen.
In bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethoudershiervan afwijken. Onder bijzondere situaties wordt ondermeer verstaan medische urgentie, zorgindicatie en bij grote gezinnen vanaf 8 personen, waarbij de verwachting is dat niet binnen één jaar passende woonruimte kan worden verkregen.
Zie ook artikel 2.5.4., waarin is geregeld dat woningzoekenden met een laag inkomen voorrang hebben bij toewijzing van woningen met een huur onder de aftoppingsgrenzen.
Artikel 2.3.4 financiële passendheid nieuwbouw-koopwoningen
In dit artikel wordt geregeld dat goedkope woningenworden toegewezen aan huishoudens met een bruto inkomen tot 1,5 x modaal conform definitie van het Centraal planbureau (CPB)
Motief om woningen tot de koopprijsgrens bij voorrang toe te wijzen aan huishoudens met een laag- of middeninkomen is gelegen in het feit dat voor de stichtingskosten van deze woningen vaak een lagere grondprijs is doorberekend.
Bij het opstellen van de verordening is onderzocht welke huishoudens in aanmerking zouden moeten komen voor bedoelde woningen. De betaalbaarheid van de woning is daarbij belangrijk; om de hypotheeklasten van een woning op te kunnen brengen is een bepaald inkomen noodzakelijk.
Als grens is daarom gekozen het bruto modale inkomen voor huishoudens, zoals vastgesteld door het CPB als uitgangspunt te nemen, omdat deze grens vaak wordt gehanteerd als ondergrens voor middeninkomens. Omdat niet alleen de lagere, maar ook de lagere middeninkomens aangewezen zijn op dit prijssegment is ervoor gekozen deze woningen ook passend te achten voor inkomens van maximaal 1,5 x modaal
Door het CPB wordt tweemaal per jaar een prognose voor het modale inkomen afgegeven. Bij de uitvoering van de verordening wordt gebruik gemaakt van de prognose uit de Macro Economische Verkenning die in september ten behoeve van de Rijksbegroting bekend gemaakt wordt voor het daarop volgende jaar.
Op grond van dit artikel wordt door het college in een apart besluit nadere regels vastgesteld op grond waarvan urgentie kan worden aangevraagd, en welke criteria bij de aanvraag worden gehanteerd. Het vaststellen van de nadere regels is een collegebevoegdheid, waarbij in de verordening is vastgelegd welke gronden door het college nader worden uitgewerkt. Materieel zijn er geen wijzigingen ten opzichte van de voorgaande verordening. De regeling geeft het college wat meer mogelijkheden voor tussentijdse aanpassingen.
Artikel 2.4.2 register van woningzoekenden met urgentie
In artikel 14 van de wet is opgenomen dat de gemeenteraad in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in de huisvestingsverordening kan bepalen dat door burgemeester en wethouders een register van woningzoekenden wordt bijgehouden. Daarbij dient in de huisvestingsverordening te worden bepaald:
a. welke woningzoekenden voor inschrijving in het register in aanmerking komen (artikel 2.4.2, lid 2);
b. welke gegevens met het oog op een goede toepassing van de verordening bij een verzoek om inschrijving moeten worden overgelegd (artikel 2.4.2, lid 3);
c. hoe lang een inschrijving geldig blijft (artikel 2.4.5);
d. welke gegevens op het bewijs van inschrijving moeten worden vermeld (artikel 2.4.3);
e.in welke gevallen een inschrijving door burgemeester en wethouders kan worden doorgehaald (artikel 2.4.5).
Artikel 2.4.4 woningzoekenden met urgentie en woningaanbieding
lid 1: Op het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentie wordt onder meer vermeld op welke woningen als woningzoekende met urgentie gereageerd kan worden, het zogenoemde zoekprofiel (artikel 2.4.3 sub d.). Dat zijn in de regel niet alle woningen die op grond van paragraaf 2.3 passend worden geacht. De passend geachte woningen kunnen op grond van artikel 2.4.2 lid 4 worden beperkt. Op de urgentieverklaring wordt vermeld dat een urgentieverklaring alleen geldt voor een geïndiceerd woningtype waarmee het urgentieprobleem wordt opgelost. De urgentieverklaring is niet bedoeld om voorrang te verlenen in de wooncarrière.
Bijvoorbeeld: een urgent woningzoekende met een of meer kinderen kan in beginsel op gepubliceerde eengezinswoningen reageren, waarbij de volgorde bepaald wordt aan de hand van de bewoningsduur- of leeftijdscore, als bedoeld in artikel 2.5.4 lid 1. De voorrangsregeling uit artikel 2.5.4 lid 3 (voorrang voor urgent woningzoekenden boven niet-urgent woningzoekenden) is voor dezelfde woningzoekende met urgentie alleen van toepassing indien hij reageert op woningen die zijn zoekprofiel aangeeft.
lid 2: In lid 1 is als hoofdregel gegeven dat woningzoekenden met urgentie reageren op het gepubliceerde woningaanbod. Voor een tweetal categorieën woningzoekenden wordt een uitzondering gemaakt en wordt toch tweemaal een binnen het zoekprofiel passend woningaanbod gedaan:
a. woningzoekenden die niet in staat blijken - of geacht worden – zelfstandig woonruimte te vinden binnen het gepubliceerde woningaanbod, bijvoorbeeld sommige ouderen;
b. woningzoekenden voor wie passend woningaanbod bijzonder schaars is, bijvoorbeeld grote gezinnen en gehandicapten;
Artikel 2.4.5 vervallenverklaring en intrekking registratie
lid 1: Het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentie vervalt van rechtswege als een woningaanbieding is geaccepteerd. Dat kan zowel een aanbieding na een reactie op gepubliceerd woningaanbod zijn als een aanbieding bedoeld in artikel 2.4.4 lid 2.
lid 2: Burgemeester en wethouders kunnen het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentie intrekken in de hier genoemde gevallen. De intrekking is een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking.
In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 8 van de Huisvestingswet. Op grond van dat artikel kan de gemeenteraad, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening bepalen dat de leegstand van woonruimten in daarbij aangegeven gevallen door de eigenaar aan burgemeester en wethouders dient te worden gemeld, zodra die leegstand langer duurt dan een daarbij aangegeven termijn van ten minste twee maanden.
Artikel 2.5.2 publicatie van vrijgekomen en vrijkomende huurwoningen
In dit artikel wordt geregeld hoe vrijgekomen en vrijkomende huurwoningen worden gepubliceerd. Het begrip “openbare publicatie” en het begrip “medium” uit 2.5.3. is niet nader omschreven. Uitgangspunt is dat het aanbod voor woningzoekenden in gedrukte vorm beschikbaar blijft voor woningzoekenden die geen toegang hebben tot het internet. Het gebruik van internet als belangrijkste advertentiemedium voor het aanbieden van woningen is, gezien de technische ontwikkelingen, een logische keus.
Artikel 2.5.3 verantwoording toegewezen huurwoningen
De ‘verantwoording achteraf’ van toegewezen woningen is een belangrijk element binnen het woonruimteverdelingssysteem. Door of namens de eigenaar dienen alle toewijzingen van vergunningplichtige huurwoningen achteraf door middel van publicatie te worden verantwoord, uiterlijk in de eerstvolgende publicatie na de feitelijke ingebruikneming van de woning. Het hoofddoel van de publicatie is openheid naar de woningzoekenden toe. Het biedt de bij de woonruimteverdeling betrokken partijen de mogelijkheid om de werking van het verdeelsysteem te controleren en levert belangrijke gegevens over de voor bepaalde (typen van) woningen benodigde wachttijden. Woningzoekenden kunnen zo hun kansen op woningtoewijzing beter inschatten.
Artikel 2.5.4 volgordebepaling huurwoningen
In dit artikel wordt aangegeven in welke volgorde woningzoekenden, die op per publicatie aangeboden woningen reageren en voldoen aan de gestelde voorwaarden, in aanmerking komen. De hoofdregel is dat de woning wordt toegewezen aan degene met de hoogste bewoningsduur- of leeftijdscore (lid 1).
Uitzonderingen op die hoofdregel zijn:
- woningzoekenden met een inkomen tot de doelgroepgrens voor 3- of meerpersoonshuishoudens als bedoeld 14 van de Wet op de huurtoeslag komen met voorrang in aanmerking voor huurwoningen met een huur tot de kwaliteitskortingsgrens als bedoeld in artikel20 van de Wet op de huurtoeslag (lid 2). Op deze wijze wordt bevorderd dat woningzoekenden meer kans maken op toewijzing van een woning die het best bij hun inkomen past. Woningzoekenden met een hoger inkomen hebben minder kans op goedkopere huurwoningen; woningzoekenden met een lager inkomen hebben al minder kans op duurdere huurwoningen in verband met het bepaalde in artikel 2.3.3. In de voorrangsregeling wordt aangesloten op de prijsgrenzen uit de Wet op de huurtoeslag.
- urgent woningzoekenden hebben voorrang voor zover de woning binnen hun zoekprofiel past. Reageren er meerdere urgenten dan gaat degene met de oudste urgentieverklaring voor (lid 3).
- Burgemeester en wethouders kunnen woningen bij publicatie specifiek voor een bepaalde (doel)groep bestemmen, indien die (doel)groep in onvoldoende mate voor woningtoewijzing in aanmerking komt (lid 4). Daarbij moet ondermeer worden gedacht aan woningen voor 55+ woningen, jongerenwoningen, woningen voor oudere jongeren, woningen bestemd voor mensen met een fysieke functiebeperking of woningen bestemd voor speciale doelgroepen.
Artikel 2.5.5 volgordebepaling nieuwbouw-koopwoningen
In dit artikel worden voor goedkope nieuwbouwwoningen passendheids- en toewijzingscriteria vastgesteld. Er is bij bepaling van de prijsgrens aansluiting gezocht bij de koopprijsgrens uit de Wet bevordering eigen woningbezit.
lid 2: Hierin wordt een voorrangspositie vastgelegd voor woningzoekenden die een vergunningplichtige
huurwoning met een huurprijs tot de aftoppingsgrens voor een- en tweepersoonshuishoudens achterlaten of een vergunningplichtige koopwoning).
Artikel 2.6.1 aanvragen van een huisvestingsvergunning
lid 2, sub c: Hier wordt uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 23 lid 2 van de wet. Op grond van dat artikel kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepalen dat een aanvraag slechts in behandeling wordt genomen, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woning krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen. De tekst van artikel 23, lid 3, van de wet luidt: Een bepaling als bedoeld in het tweede lid, blijft buiten toepassing indien de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in artikel 267, zesde lid, 268, derde lid, of 270, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
lid 5: Voordeel van het vermelden van de namen van de vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijk rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingsvergunning verschaft kan worden.
Artikel 2.6.2 criteria voor vergunningverlening
lid 1: Dit is feitelijk het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, passendheid en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.
lid 2: Dit artikel geeft aan in welke gevallen publicatie en toepassing van volgordebepalingscriteria geen voorwaarden zijn om voor een huisvestingsvergunning in aanmerking te komen. De tekst van artikel 9 van het besluit luidt: Voorzover de verordening bepaalt dat bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, van de wet, voorziet de verordening erin dat de betreffende bepalingen buiten toepassing blijven, indien een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd:
a. door degene die ingevolge artikel 266, eerste lid, of 267, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek medehuurder van de betrokken woonruimte was, indien deze de overeenkomst voortzet krachtens artikel 268, eerste lid, of 270, eerste lid, van boek 7 van dat wetboek;
b. met het oog op voorgenomen ruil van woonruimte;
c. door personeel als bedoeld in artikel 6, onder b.
Een huisvestingsvergunning wordt ook verstrekt aan een woningzoekende die woonruimte van een particuliere eigenaar in gebruik wil nemen en die woningzoekende voldoet aan de toelatings- en passendheidsvoorwaarden (paragrafen 2.2 en 2.3). De overige bepalingen, met betrekking tot publicatie en volgorde van toewijzing, blijven dan buiten toepassing.
Voorwaarde is dat het een particuliere eigenaar betreft die in Waddinxveen niet meer dan drie woonruimten in eigendom heeft. Van particuliere eigenaren van één of enkele woningen kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij onder dezelfde voorwaarden en bepalingen hun woningen in gebruik geven als sociale en commerciële verhuurders. Particuliere eigenaren willen als regel hun woonruimte verhuren aan familie of bekenden en voor zover die aan de toelatings- en passendheidsvoorwaarden voldoen wordt dat mogelijk gemaakt en wordt een huisvestingsvergunning verstrekt.
lid 3: Dit artikel is ontleend aan artikel 27 van de wet. De voorwaarde uit artikel 9 lid 2 van de wet (zie artikel 2.2.3 verblijfsstatus en de toelichting daarbij) kan bij de toepassing niet terzijde gesteld worden.
Artikel 2.6.3 vruchteloze aanbieding
Dit is een invulling van artikel 26, lid 1, van de wet, waarin wordt bepaald dat een huisvestingsvergunning
voorts aan iedere aanvrager wordt verleend, indien de woonruimte door de eigenaar gedurende een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening te bepalen termijn van ten hoogste 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het bepaalde krachtens de artikelen 9 t/m 12 voor die woonruimte in aanmerking komen.
In de verordening is gekozen voor een kortere periode van zes weken. Voor woningen waar veel vraag naar is mag worden verwacht dat deze binnen deze termijn worden verhuurd. Woningen die na zes weken nog niet zijn verhuurd mogen na deze periode vrij worden verhuurd. Niet kan afgeweken worden van artikel 9 lid 2 van de wet, respectievelijk artikel 2.2.3 van deze verordening.
De tekst van dit artikel is (vrijwel) gelijk aan die van artikel 28 van de wet.
Burgemeester en Wethouders leggen een belangstellendenregister aan van woningzoekenden die voor een standplaats in aanmerking willen komen. Wanneer aan de orde worden vrijkomende plaatsen gepubliceerd.
In dit artikel is aansluiting gezocht bij de voor huurwoningen geldende toelatingsvoorwaarden. Het
afstammingsbeginsel (woonwagenbewoner in de zin van de Woonwagenwet) is, sedert de intrekking van de Woonwagenwet per 1 februari 1999, als toelatingsvoorwaarde vervallen. Bij de volgordebepaling (artikel 2.7.3) speelt het afstammingsbeginsel nog wel een rol. Dit is een uitwerking van artikel 2 lid 2 van de wet.
Artikel 2.7.3 volgordebepaling
Bij bepaling van de rangorde wordt een voorrangsregeling gehanteerd.
- Als eerste komen woningzoekenden voor een staanplaats in aanmerking die de bestaande staanplaats moeten ontruimen door verkleining of opheffing van de locatie.
- Vervolgens komen woningzoekenden in aanmerking die een staanplaats bezetten, maar waarvoor verhuizing geboden is op grond van sociale problematiek van dringende aard. Hiervoor wordt advies gevraagd bij Kwadraad.
- Vervolgens komen inwonende meerderjarig kinderen van bestaande standplaatshouders in aanmerking voor een standplaats.
- Vervolgens komen degenen die in Waddinxveen in een woonwagen op een standplaats woont of heeft gewoond in aanmerking voor een standplaats.
- Tenslotte komen overige geïnteresseerden in aanmerking.
Dit artikel creëert de mogelijkheid om met aanbieders van woonruimte nadere afspraken te maken over de verdeling van woonruimte. De afspraken zijn aanvullend op, maar kunnen in voorkomende gevallen ook afwijkend zijn van, het bepaalde in de verordening. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan afspraken met de
corporaties. Aandachtspunt daarbij is publicatie en bekendmaking hiervan.
In dit artikel wordt geregeld hoe overtreding van het bepaalde in artikel 2.1.2 en artikel 2.5.1 wordt gesanctioneerd.
In lid 4 wordt bepaald dat bij herhaaldelijke overtreding een hogere bestuurlijke boete wordt opgelegd. Daarvoor gelden de volgende criteria:
1. De eerste overtreding moet beëindigd zijn, wanneer het gaat om dezelfde woonruimte. Er kan niet tweemaal een boete worden opgelegd voor hetzelfde feit. Wordt bij dezelfde woonruimte opnieuw dezelfde overtreding begaan, nadat er sprake is geweest van een beëindiging van de eerste overtreding, dan geldt dit wel als “opnieuw dezelfde gedraging”.
2. Wordt eenzelfde overtreding begaan met betrekking tot een andere woonruimte, dan is er sprake van “opnieuw dezelfde gedraging”. Een overtreder overtreedt immers tweemaal hetzelfde artikel en de daarin beschermde norm.
3. Het moet om overtreding van hetzelfde artikel in de Huisvestingswet gaan. Overtreding van het eerste lid betekent dus niet dat er bij een overtreding van lid 2 sprake is van “opnieuw dezelfde gedraging”.
lid 2: De tekst van artikel 75 van de wet luidt:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn tevens belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
lid 3: De tekst van artikel 77 van de wet luidt:
De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Woonpartners Midden Holland is de grootste woningcorporatie werkzaam in Waddinxveen.