Organisatie | Eemsmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie |
Citeertitel | Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Datum bekendmaking is onbekend.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-12-1980 | nieuwe regeling | 11-12-1980 Onbekend | Onbekend |
De raad der gemeente Hefshuizen:
op voorstel van burgemeester en wethouders
gelet op het bepaalde in artikel 168 van de gemeentewet alsmede het bepaalde in artikel 4, lid 1 en 3 van de wet van 14 september 1978, staatsblad 466 tot gemeentelijke herindeling van het Eemsmondgebied;
vast te stellen de volgende verordening: "Verordening opslag gas, huisbrand- en stookolie".
Hij die het voornemen heeft over te gaan tot het oprichten, in werking brengen, uitbreiden of wijzigen van een inrichting tot het bewaren, bezigen of afleveren van vloeibare brandstoffen, waarvan het ontvlammingspunt bepaald volgens de methode van Pensky-Martens bij 760 mm. kwikdruk 55 ̊̊ C of hoger is gelegen, is verplicht van dat voornemen aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennisgeving te doen ten minste twee weken, doch niet langer dan zes maanden voor het tijdstip, waarop met het oprichten, in werking brengen, uitbreiden of wijzigen van bedoelde inrichting zal worden aangevangen.
Binnen twee weken na de ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in artikel 2, delen Burgemeester en wethouders aan degene die de kennisgeving deed, schriftelijk mede:
bij opslag in ondergrondse tanks:
bij opslag in bovengrondse tanks:
(F. een verklaring van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders bevoegde deskundige, dat de tank tot bewaring van de brandstof voldoet aan de burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit te stellen voorschriften);
G.een verklaring van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundig installateur, dat de inrichting is opgericht, uitgebreid of gewijzigd in overeenstemming met de daartoe door burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluit te stellen voorschriften.
b.dat uit een oogpunt van bescherming van de bodem tegen van de inrichting te duchten bijzondere gevaren het stellen van nadere voorschriften ten aanzien van het oprichten, uitbreiden of wijzigen van de inrichting wordt overwogen.
De installateur is verplicht bij het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een inrichting ten aanzien waarvan een kennisgeving, bedoeld in artikel 2, is gedaan, na te leven de nadere voorschriften, bedoeld in artikel 3, tweede lid, alsmede - voorzover deze betrekking hebben op ondergrondse opslag - daarvan een door het KIWA gewaarmerkte verklaring over te leggen.
Het is verboden een inrichting, als bedoeld in artikel 2 , op te richten, uit te breiden.of te wijzigen nadat een mededeling, bedoeld in artikel 3, eerste lid , onder c, is ontvangen.
De installateur is verplicht voor het in werking brengen van een inrichting, bedoeld in artikel 2, aan burgemeester en wethouders over te leggen de verklaringen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a.
De beheerder van een inrichting is verplicht:
indien een redelijk vermoeden bestaat , dat in een der onderdelen van de inrichting zich een lek voordoet of deze in slechte staat verkeert - dit/deze te onderzoeken door de tank en/of de leiding(en) - nadat de brandstof daaruit is verwijderd - in aanwezigheid van een daartoe bevoegd deskundige op dichtheid te beproeven bij een inwendige overdruk van 2 kgf/cm2 met water; bij het beproeven mag gedurende tenminste twee uren geen drukverlaging optreden;
Na te leven de voorschriften, die burgemeester en wethouders uit een oogpunt van bescherming van de bodem tegen van de inrichting te duchten bijzondere gevaren ten aanzien van het in werking brengen en in werking houden van de inrichting bij openbaar bekend te maken besluit hebben gesteld of in verband met de aard van de inrichting nader stellen.
Tenzij blijkens de verklaring van het KIWA, bedoeld in artikel 3, eerste lid , onder a, ad C, bescherming van de tank en de daarbij behorende leidingen door middel van kathodische bescherming niet is vereist, is in geval van opslag in ondergrondse tanks de beheerder van een in artikel 2 bedoelde inrichting, die onder de werking van deze verordening is opgericht, uitgebreid of gewijzigd, voorts gehouden voor het einde van elk kalenderjaar in te zenden een bewijsstuk, dat de kathodische bescherming in goede staat verkeert. Dit bewijsstuk moet zijn afgegeven door een daartoe bevoegd deskundige en mag op het tijdstip van inzending niet ouder zijn dan één maand.
Indien de inrichting in werking is gebracht in de tweede helft van het kalenderjaar, behoeft bedoeld bewijsstuk in dat jaar niet te worden overgelegd.
Wanneer een inrichting bedoeld in artikel 2, gelegen is in een beschermd waterwingebied is de beheerder daarvan bovendien gehouden telkens vóór de afloop van de periode van 10 jaar aan burgemeester en wethouders in te zenden een bewijsstuk, dat de gehele inrichting in deugdelijke staat verkeert. Dit bewijsstuk moet zijn afgegeven door een naar het oordeel van burgmeester en wethouder deskundige, installateur en mag op het tijdstip van inzending niet ouder zijn dan één maand.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder beschermd waterwingebied verstaan het gebied, dat de gemeenteraad hiertoe bij openbaar bekend te maken besluit heeft aangewezen.
Indien een bij deze verordening strafbaargesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken, hetzij tegen de bestuurders, de leden van het bestuur of commissarissen, hetzij tegen hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijke leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten.
Met de handhaving van de bepalingen van deze verordening en de zorg voor de naleving daarvan, alsmede de opsporing van de daarin aangegeven strafbare feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaren van de dienst gemeentewerken.
Indien de zorg voor de nakoming van de bepalingen van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen, die met de uitvoering zijn belast of daartoe moeten medewerken, de last verstrekt de woningen der ingezetenen, huns ondanks, binnen te treden, zulks met inachtneming van het bepaalde in de wet van 31 augustus 1853 (Stb. 83)