Organisatie | Ermelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Ermelo |
Citeertitel | Marktverordening gemeente Ermelo 2000 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Marktverordening gemeente Ermelo 2016.
Regeling vervangt de Marktverordening, vastgesteld op 25 augustus 1994
Gemeentewet, art. 149 en 151
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 22-12-2016 | Gewijzigd: art. 1.1, 1.4, 2.7, 2.8, 2.9, 2.11 lid 2, 2.12 lid 2, 3.2, 4.2, 4.3, 4.5, 4.6 en 4.8 lid 4 | 29-11-2007 Ermelo's Weekblad | Onbekend |
Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:
Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:
de vergunninghouder welke op grond van artikel 4.8, vijfde lid op de anciënniteitlijst is geplaatst en die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen. Indien meerdere gegadigden uit deze categorie voor de plaats in aanmerking willen komen, bepaalt het lot de toewijzing;
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij tenminste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.
De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in. Dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.7 en 3.8.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.
De Marktverordening ,vastgesteld op 25 augustus 1994, met besluitnummer 171.180, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de Marktverordening blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Marktverordening, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Hoofdstuk 1 van de Marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste plaats, dagplaats en standwerkersplaats wordt beschreven. In hoofdstuk 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Hoofdstuk 4 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Overal waar in deze verordening het college staat, bestaat de mogelijkheid te mandateren, overeenkomstig afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Het college kan zijn bevoegdheden bijvoorbeeld aan de marktmeester mandateren, maar niet delegeren in verband met het verbod tot delegatie aan ondergeschikten (artikel 10:14 van de Algemene wet bestuursrecht).
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.
De onder l genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument.
Het onder m genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 1.2 - Dag, tijd en plaats van de markt
Het eerste lid houdt de instelling van de markt als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet in. De raad bepaalt op welke dag, tijd en plaats de markt plaatsvindt.
De in het tweede lid genoemde dringende redenen dienen het doorgang laten vinden van de markt (op de vaste dag, tijd en/of plaats) praktisch onmogelijk te maken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein. Het is niet de bedoeling dat het begrip dringende redenen zo ruim wordt opgevat dat de warenmarkt veelvuldig kan worden verplaatst. Het is uiteraard van belang om de belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te stellen van een voorgenomen verplaatsingsbesluit.
Het derde lid geeft het college de bevoegdheid de markt op een andere dag te laten plaatsvinden indien sprake is van een feestdag waarop het ingevolge de Winkeltijdenwet verboden is om markthandel te bedrijven. De markt kan uiteraard gewoon op de normale dag plaatsvinden, indien op grond van artikel 3, eerste lid van de Winkeltijdenwet vrijstelling is verleend.
Indien de markt gedurende een langere tijd of permanent wordt verplaatst, dient de raad hierover te besluiten overeenkomstig artikel 151 van de Gemeentewet.
Artikel 1.3 - Inrichting van de markt; branche-indeling
Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.
Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam, de afzetcontainer, de verkoopwagens en de parasol.
De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.
Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen.
Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.
De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten (ABRS 18 mei 1995, JG (1995) 363 m.n.t. R. Timmermans, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche).
Artikel 1.4 - De marktcommissie
Er is een marktcommissie. Dit is geregeld in de Verordening adviescommissies. De basis van het instellen van de marktcommissie is gelegen in artikel 91 van de Gemeentewet. Hierdoor is de marktcommissie een adviescommissie die advies aan het college uitbrengt over (markt)zaken welke worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
In deze Marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd - in aanvulling op artikel 1.3 - nadere regels te stellen.
Artikel 1.6 - Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.
Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 4.1 is eveneens van toepassing.
In het tweede lid is aangegeven dat het college kan bepalen dat bepaalde goederen op een zogenaamde zwarte lijst geplaatst worden. Deze goederen mogen niet verhandeld worden. Het college kan hiertoe besluiten indien het verkopen, in voorraad hebben van de goederen kan leiden tot misleiding van de consument of op een of andere wijze de markt als geheel schade berokkent. Tevens biedt het de mogelijkheid om in het kader van de openbare orde of volksgezondheid goederen te verbieden.
Artikel 2.1 - Vergunning voor innemen standplaats
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen, en dergelijke voorzien.
Artikel 2.2 - Toewijzing standplaatsen
Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats. In de paragrafen 2 (artikelen 2.5 tot en met 2.10), 3 (artikel 2.11) en 4 (artikel 2.12) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.
Artikel 2.3 - De vergunningaanvraag
De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.4).
Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
Een modelaanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen. Op het formulier is geen vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.
Artikel 2.4 - Intrekking vergunning
Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan.
Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen. Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkersplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 4.4.
Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.10.
Artikel 2.5 - Inhoud vergunning
In dit artikel is niet bepaald dat bij vergunningverlening direct de plaats wordt aangegeven. Om flexibiliteit te behouden is hiervoor gekozen. Omdat voldoende waarborgen zijn opgenomen wie in aanmerking komt voor een vrije plaats door middel van plaatsing op de anciënniteitlijst wordt er geen vast plaatsnummer in de vergunning aangegeven.
Ingevolge het vermelde onder b worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens, en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Het verdient aanbeveling beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen.
Tevens is aangegeven dat de vergunninghouder zijn plaats schoon dient op te leveren en dat hij zelf zorgdraagt voor de afvoer van zijn afval.
Artikel 2.6 - Inschrijving op de anciënniteitlijst
Op deze lijst wordt aangegeven welke vergunninghouders een vaste plaats hebben op de markt.
Uitgangspunt is dat de datum wordt gebruikt die in de vergunning staat aangegeven met ingang van wanneer de vaste plaats is toegewezen.
Artikel 2.9 - Volgorde toewijzing vaste plaatsen
In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Bij de overgangsbepalingen is opgenomen dat de houders van een vaste standplaats ten tijde van het van kracht worden van deze verordening bovenaan de anciënniteitlijst worden geplaatst, gebaseerd op de datum van toewijzing van de vaste standplaats. Hiermee is voldaan aan het rechtszekerheidsbeginsel. Derhalve kan direct met het van kracht worden van deze verordening toewijzing geschieden conform de anciënniteitlijst.
Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste plaatsen rekening dienen te worden gehouden.
Artikel 2.10 - Overschrijving vergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder.
Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.
Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overgelegd. Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel.
In het vierde lid is een hardheidsclausule opgenomen. Het verdient aanbeveling hiervoor beleidsregels op te stellen. De CVAH en de Nederlandse Vereniging van Ambulante Kooplieden (NEVAK) bepleiten in dit verband (opneming in de Marktverordening van) de mogelijkheid tot overschrijving van de vergunning op een medewerker van de vergunninghouder. Volgens het voorstel van de CVAH en de NEVAK dient de medewerker in dat geval minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder te hebben gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar (bijvoorbeeld vennoot of aandeelhouder) in dit bedrijf te hebben gefunctioneerd. Voorts dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is. Tot slot dient de werknemer of de mede-eigenaar ingeschreven te zijn op de wachtlijst. Gelet op dit standpunt van de brancheorganisaties adviseert de VNG hen te betrekken bij de totstandkoming van een nieuwe Marktverordening of beleid.
Artikel 2.11 - Toewijzing dagplaats
De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de marktmeester in mandaat een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.
Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 3.6, derde lid genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste plaats.
Artikel 2.12 - Toewijzing standwerkersplaats
Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.
Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.
Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek.
Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst dat de regels voor de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn.
Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden - niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn.
Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één deelnemer aan de loting wordt aangemerkt.
Artikel 3.1 - Persoonlijk innemen standplaats
In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.
De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede of derde lid. De artikelen 3.7 ("bijzondere omstandigheden") en 3.8 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.
Artikel 3.2 - Aantal keren innemen standplaats
De plicht voor de vergunninghouder van een vaste standplaats om de standplaats het minimum aantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.
Artikel 3.3 - Verzorging standplaats
In dit artikel wordt aangegeven dat de standplaats er verzorgt dient uit te zien. Hiermee wordt een verzorgd uiterlijk van de weekmarkt gewaarborgd. Indien de vergunninghouder aan het einde van de markt zijn standplaats verlaat, dient hij de plaats schoon achter te laten. Hiermee wordt tevens beoogd dat hij het afval meeneemt. Deze bepaling is ook reeds opgenomen in de standplaatsvergunning.
In dit artikel wordt aangeven dat het gebruik van geluidsapparatuur niet is toegestaan. Radio’s en dergelijke mogen wel verkocht worden, maar mogen niet worden aangezet. Om wantoestanden te voorkomen doordat verschillende kramen muziek draaien en hierdoor het aanzien van de markt wordt aangetast is voor deze strikte bepaling gekozen.
Het college kan echter wel ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid. Hiervan zou gebruik gemaakt kunnen worden indien er iemand radio’s en/of cd-spelers verkoopt. Het doel van dit artikel is echter om geen overlast te veroorzaken aan overige vergunninghouders en bezoekers van de markt. Het derde lid dient zeer terughoudend te worden gebruikt.
In dit artikel wordt aangegeven hoe elektriciteit wordt geleverd en dat er geen andere dan elektrische verlichting aanwezig mag zijn. Dit heeft te maken met de brandveiligheid.
Artikel 3.6 - Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur
In dit artikel is aangegeven dat het verboden is om kook-, bak- en verwarmingsapparatuur te gebruiken. Het college kan ontheffing onder voorwaarden verlenen. Deze bepaling is opgenomen in het kader van de brandveiligheid.
Artikel 3.7 - Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.
Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid (bijvoorbeeld tot maximaal één uur) zonder mededeling of ontheffing is toegestaan. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.
De ontheffing van het derde lid kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders (NVM) beveelt dit ook sterk aan. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.
Het derde lid schrijft voor dat de vergunninghouder bij langdurige ziekte in beginsel iedere drie maanden een geneeskundige verklaring dient te overleggen. Er is geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.
Artikel 3.8 - Ontheffing en vervanging
In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet.
Artikel 3.9 - Legitimatie en identiteit vergunninghouder
Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.
Artikel 3.10 - Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog voor de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld. Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen.
Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, voor de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.
Het doel van het derde lid is om te voorkomen dat een vergunninghouder vroegtijdig zijn spullen inpakt om direct na het einde de markt te verlaten. Hierdoor kunnen marktplaatsen reeds een uur voor het einde van de markt leeg staan omdat alle spullen zijn ingepakt. Hierdoor wordt het aanzien van de markt geschaad. Het verkopen op de markt dient tot het einde van de markt mogelijk te zijn. Deze bepaling voorkomt een vroegtijdig einde aan de (ver)koop.
Op grond van het vierde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats voor een bepaald uur ingenomen moet zijn.
Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.
Vroegtijdig - eventueel voor de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 2.11) biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen.
Indien de gemeente de houder van een vaste plaats nog enig voorrecht wil geven boven de pas beginnende kooplieden, die nog niet over een vaste plaats beschikken, dan zou het toewijzen van dagplaatsen na de opening van de markt dienen te geschieden.
Ten aanzien van de in artikel 4.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.
Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 4.2 tot en met 4.4, een sterk preventieve werking zal uitgaan.
Artikel 4.2 - Intrekking vergunning en schorsing
In artikel 4.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het niet-betalen of het niet tijdig voldoen van marktgeld, leges of huurbedragen kan geen grond zijn voor intrekking of schorsing. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 4.3 - Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 4.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 4.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.
In dit artikel 4.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder of de standwerker (pas) na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt.
Artikel 4.4 - Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, Algemene Maatregelen van Bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de Marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Algemene wet bestuursrecht worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid van de Algemene wet bestuursrecht wordt verondersteld.
Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Algemene wet bestuursrecht geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.
Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker.
In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. De marktmeester en een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.
Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen.
Artikel 4.6 - Bijzondere opsporingsambtenaren
Artikel 4.7 - Intrekking oude regeling
De oude verordening vervalt op 1 januari 2000.
Artikel 4.8 - Overgangsbepalingen
Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.
Vergunninghouders voor een vaste plaats worden op de anciënniteitlijst geplaatst, waarbij de datum van toekenning van een vaste plaats wordt gebruikt. Dus niet de datum waarop de vergunning is afgegeven, maar de datum die in de vergunning wordt aangegeven met ingang van wanneer de vaste plaats is toegekend kan worden ingenomen.
Artikel 4.9 - Inwerkingtreding
De datum van inwerkingtreding dient zodanig te worden vastgesteld dat de betrokkenen tijdig kennis kunnen nemen van de nieuwe regeling. Artikel 139 van de Gemeentewet is slechts bedoeld als vangnet voor het geval een bepaling omtrent de inwerkingtreding achterwege is gelaten. De regeling treedt in dat geval in werking met ingang van de achtste dag na de datum van bekendmaking. In deze verordening is voor de inwerkingsdatum 1 januari 2000. De oude Marktverordening wordt op datzelfde moment ingetrokken.
Deze markverordening is opgebouwd uit de naam en jaartal. Hiermee is meteen duidelijk over welke verordening gesproken wordt. In dit geval is de naam Marktverordening gemeente Ermelo 2000.