Organisatie | Schiermonnikoog |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Overlegverordening der Gemeente Schiermonnikoog |
Citeertitel | Overlegverordening van gemeente Schiermonnikoog |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-1994 | Onbekend | 13-09-1994 Dorpsbode, 2007, 7 | Onbekend |
Aangepaste versie naar aanleiding van bezoek vakbonden d.d. 23 juli 1994
De raad der gemeente Schiermonnikoog;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 augustus 1994;
gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen:
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
de in artikel A5, lid 1 van het Algemeen Ambtenarenreglement bedoelde
commissie voor georganiseerd overleg;
de ambtenaren in de zin van het Algemeen Ambtenarenreglement en de
werknemers in de zin van de arbeidsovereenkomstenverordening.
de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales, welke zijn toegelaten tot het centraal overleg met het college van arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
2. De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn: de Alge- mene Centrale van Overheidspersoneel, de Rooms-Katholieke Centrale van burgerlijk overheids- en semi-overheidspersoneel, de Christelijke Centrale van overheids- en onderwijzend personeel, het Ambtenaren- centrum en de Centrale van Hogere Functionarissen bij overheid en onderwijs.
Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, één lid en diens plaatsvervanger aan gewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke tenminste 2 ambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van eenzelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.
Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan burgemeester en wethouders doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.
De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voorzover in het overleg niet wordt voorzien door het centraal overleg van het college van arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de centrales van overheidspersoneel.
Besluiten omtrent de in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door burgemeester en wethouders en de raad niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door burgemeester en wethouders aan de raad gedaan, dan, nadat in de commissie voor georganiseerd overleg overeenstemming is bereikt over deze voorstellen.
Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, dan nemen deze daaromtrent een beslissing. Behoren zij tot de bevoegdheid van de raad, dan brengen burgemeester en wethouders het voorstel, voorzien van hun advies, in elk geval ter kennis van de raad, indien uit het voorstel de een stemmige wens der vertegenwoordiging van de organisatie daartoe blijkt.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding op leggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van burgemeester en wethouders en van de raad, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van tenminste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
De artikelen 19 t/m 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voorzover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.
Indien één of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeen stemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is in gewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van d±e commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20, wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de ad vies- en arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.
Indien in de vergadering, bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud* van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.