Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het onderzoeksrecht van de raad gemeente Venlo 2010 |
Citeertitel | Verordening op het onderzoeksrecht van de raad gemeente Venlo 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Nieuw vastgestelde regeling in het kader van de gemeentelijke herindeling Venlo, Arcen en Velden per 01-01-2010. De volgende regeling(en) word(en) ingetrokken:
- Verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2005 Venlo
Gemeentewet, art. 155a t/m 155f
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-02-2017 | nieuwe regeling | 04-01-2010 E3-journaal, 06-01-2010 |
De raad van de gemeente Venlo;
gezien het voorstel van het projectcollege van 19 mei 2009;
gehoord de herindelingscommissie van 24 juni 2006
gelet op het bepaalde in de artikelen 155a tot en met 155f Gemeentewet;
mede gelet op de Wet samenvoeging gemeenten Arcen en Velden en Venlo;
vast te stellen de navolgende Verordening op het onderzoeksrecht gemeente Venlo 2010;
Artikel 1 Instellen van het onderzoek
De raad kan besluiten tot het doen van een vooronderzoek naar de zin, passendheid, mogelijke gevolgen en kosten van een mogelijk in te stellen onderzoek naar het door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester gevoerde bestuur. De raad stelt hiertoe een voorbereidingscommissie in.
De onderzoekscommissie kan de bij deze verordening of Gemeentewet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien tenminste drie van haar leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden tegenwoordig zijn.
Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning en bijstand
Zo spoedig mogelijk na instelling van de onderzoekscommissie en de vaststelling van de onderzoeksopdracht stelt de voorzitter van de commissie in overleg met de raadsgriffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op zijn ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:
Artikel 8 Verplichte medewerking aan onderzoek
Met ingang van de inwerkingtreding van de besluiten tot instelling van een onderzoek en tot instelling van de onderzoekscommissie zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren of gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het geven van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.
Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.
Artikel 9 Vrijwillige medewerking aan onderzoek
Een ieder die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek kan zich uit eigener beweging melden of wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de onderzoekscommissie. De commissie publiceert een dergelijke uitnodiging met een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek overeenkomstig de in artikel 1, vierde lid genoemde wijze. De commissie besluit of van deze informatie gebruik wordt gemaakt.
Artikel 10 Verplichtingen getuigen en deskundigen
Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
Artikel 12 Oproeping getuigen en deskundigen
De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het tweede lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de in het tweede lid bepaalde wijze. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.
Op een beschikking als bedoeld in het tweede en vijfde lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 13 Niet verschijnen getuige of deskundige
Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, ook niet na toepassing van artikel 12, vijfde lid, wordt van het niet verschijnen een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping geeft en door de aanwezige leden van de onderzoekscommissie wordt ondertekend.
Artikel 14 Weigering getuige of deskundige
Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden of de eed of belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt en door de aanwezige leden van de onderzoekscommissie wordt ondertekend.
Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
Artikel 17 Strijd met openbaar belang
De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 8, eerste lid en artikel 10, eerste en derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 22 Rapportage aan de raad
De onderzoekscommissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het concept onderzoeksrapport aan de onderzoekscommissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn in elk geval degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De onderzoekscommissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.
Na vaststelling door de onderzoekscommissie worden het onderzoeksrapport, de conclusies en aanbevelingen, de verslagen van de openbare hoorzittingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college van burgemeester en wethouders, aan de raad aangeboden.
De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door de onderzoekscommissie op vertoon van de schriftelijke oproeping te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.
Artikel 26 Informatieverstrekking aan de pers
De onderzoekscommissie verstrekt alle door de pers gevraagde informatie, tenzij deze informatie op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur kan of moet worden achtergehouden.
Het onderzoeksrecht van de raad is een exclusief recht van de raad dat ingevolge artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet niet overdraagbaar is.
Artikel 1 Instellen van onderzoek
Met betrekking tot een in te dienen voorstel tot het houden van een onderzoek is het bepaalde omtrent het initiatiefvoorstel in artikel 36 van het Reglement van orde voor de gemeenteraad van toepassing.
Een raadsonderzoek richt zich op een specifiek onderwerp van lokaal belang met als doel het vergaren van informatie en het verkrijgen van kennis en inzicht. Het onderzoek is het ultieme controlemiddel en wordt pas ingezet als is komen vast te staan dat andere controlemiddelen van de raad (vragenrecht, recht van interpellatie, inlichtingenplicht college, gedragscodes, uitvoering rekenkamerfunctie, controle in het kader van begroting en jaarstukken, financiële en controleverordeningen) niet toereikend zijn om de benodigde informatie boven tafel te krijgen. Vertaling van de omschrijving van het onderwerp van onderzoek in een onderzoeksvraag, eventueel met specifieke deelvragen, is noodzakelijk. Ingevolge artikel 155a, tweede lid Gemeentewet kan de raad de omschrijving hangende het onderzoek wijzigen.
Een onderzoek is gericht op het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur. Het handelen van derden kan niet worden onderzocht, maar kan wel ter sprake komen, doch kan alleen in directe relatie tot het handelen van het college of de burgemeester worden gerapporteerd. Het spreekt vanzelf dat hierbij zorgvuldigheid geboden is (denk aan schadeclaims e.d. bij onjuiste uitlatingen).
Gebruikmaking van het onderzoeksrecht van de raad brengt een mogelijke spanning met zich mee tussen actualiteit en gewenste zorgvuldigheid.
Om een stevige onderzoekscommissie te kunnen neerzetten is gekozen is voor een bezetting met minimaal vijf en maximaal zeven raadsleden. De onderzoekscommissie mag haar wettelijke bevoegdheden alleen uitoefenen indien tenminste drie van haar leden aanwezig zijn (artikel 155a, 5e lid Gemeentewet). Dit geldt echter niet voor bevoegdheden die niet in de wet zijn geregeld. Zo zouden bijvoorbeeld twee leden van de onderzoekscommissie samen een verhoor kunnen voorbereiden met een (potentiële) getuige.
Aan het einde van een raadsperiode en het aftreden van de raad wordt het onderzoek in beginsel voortgezet door dezelfde leden van de onderzoekscommissie als bij de instelling, mits dezen uiteraard ook in de nieuwe raad zijn herkozen. De nieuwe raad kan besluiten om het onderzoek tussentijds te stoppen of wijziging aan te brengen in de samenstelling van de onderzoekscommissie of onderzoeksvraag. Alleen in het geval dat de gehele raad aftreedt en een geheel nieuwe raad aantreedt dient een geheel nieuwe onderzoekscommissie benoemd te worden.
De onderzoekscommissie is een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet openbaarheid van bestuur.
Artikel 3 Bekendmaking besluiten
Bekendmaking van besluiten vindt haar basis in de artikelen 139, 140en 141 Gemeentewet.
Beraadslaging vindt plaats achter gesloten deuren omdat de inhoud zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het kan dan bijvoorbeeld gaan over ondervragingsmethoden, het vrij kunnen spreken over personen en hetgeen door hen naar voren is gebracht.
Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning en bijstand
Het is niet ondenkbaar dat de griffie onvoldoende is toegerust om de onderzoekscommissie bij te staan, gelet op het feit dat het bij onderzoeksondersteuning om intensieve piekbelasting gaat. Bij onvoldoende menskracht binnen de griffie wordt een beroep gedaan op ondersteuning vanuit de ambtelijke organisatie.
Voor gemeenteambtenaren geldt de plicht (zie ook artikel 8, eerste en derde lid) medewerking te verlenen waar het gaat om zaken als bijvoorbeeld het opstellen van een overzicht van betrokken personen, een inventarisatie van de relevante wet- en regelgeving of een beschrijving van het verloop van een besluitvormingsprocedure. Het is uiteraard niet verstandig als ambtelijke ondersteuning wordt geleverd door ambtenaren die als getuige of deskundige worden opgeroepen. In algemene zin dient te worden vermeden dat ambtenaren, die dicht op de zaak hebben gezeten, worden ingeschakeld voor het raadsonderzoek. Voorstelbaar is dat de raad helemaal geen beroep doet op het ambtelijk apparaat, maar met het oog op de objectiviteit en onafhankelijkheid uitsluitend tijdelijke krachten van buiten inhuurt.
Artikel 8 Verplichte medewerking aan onderzoek (artikel 155b Gemeentewet)
Onder deze kring van personen worden ook politie-ambtenaren gerekend, die onder het gezag van de burgemeester vallen. Een politieambtenaar die in verband met de handhaving van de openbare orde onder het gezag van de burgemeester valt, moet als ondergeschikt aan het gemeentebestuur worden aangemerkt (op basis van jurisprudentie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State).
Het uitbreiden van de wettelijke kring van personen die aan een onderzoek medewerking moeten verlenen via voorwaarden in contracten of bij vergunningen of subsidies is onverenigbaar met de Gemeentewet.
Artikel 10 Verplichtingen getuigen en deskundigen
Artikel 12 Oproeping getuigen en deskundigen
Artikel 13 Niet verschijnen getuigen en deskundigen
Het besluit van de onderzoekscommissie om de politie in te schakelen is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De mogelijkheid om tegen dit besluit bezwaar te maken bij de onderzoekscommissie is echter in de Gemeentewet expliciet uitgesloten. Wel kan men in beroep bij de bestuursrechter.
Artikel 14 Weigering getuige of deskundige
In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 13 kan de onderzoekscommissie niet de politie inschakelen bij het ter zitting weigeren te antwoorden door getuigen of deskundigen.
Wel is het zo, dat het niet voldoen aan een wettelijke verplichting om als getuige te verschijnen of te getuigen strafbaar is op grond van artikel 192 van het Wetboek van Strafrecht. De onderzoekscommissie zou dus, zo zij daartoe een noodzaak ziet, het Openbaar Ministerie kunnen inschakelen.
Als de onderzoekscommissie twijfelt aan de gegrondheid van het inroepen van een van de genoemde verschoningsgronden kan zij het Openbaar Ministerie verzoeken een strafvervolging op basis van artikel 192 Wetboek van Strafrecht in te stellen.
Artikel 17 Strijd met openbaar belang
Alleen personen die belast (geweest) zijn met een bestuurstaak waarvoor zij door de raad ter verantwoording kunnen worden geroepen en hun (ex-)ondergeschikten, kunnen bij (aantoonbare) zwaarwegende omstandigheden een beroep doen op het openbaar belang.
(Ex-)raadsleden en (ex-) medewerkers van de griffie kunnen zich bij een raadsonderzoek niet hierop beroepen.
Artikel 22 Rapportage aan de raad
Een onderzoek is gericht op het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur.
Het handelen van derden kan niet worden onderzocht, maar kan wel ter sprake komen, doch kan alleen in directe relatie tot het handelen van het college of de burgemeester worden gerapporteerd. Het spreekt vanzelf dat hierbij zorgvuldigheid geboden is (denk aan schadeclaims e.d. bij onjuiste uitlatingen).
De wijze van debatteren in de raad wordt door de raad bepaald. De raad kan kiezen voor bijvoorbeeld een eerste debat in afwezigheid van de wethouders of voor een eerste schriftelijke reactie door het college of de burgemeester.
Van belang is dat er voldoende tijd wordt ingeruimd tussen de verschijning van het rapport en het raadsdebat, om de raadsleden voldoende tijd te geven de materie te bestuderen.
Artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalt dat getuigen en deskundigen recht hebben op vergoeding van werkzaamheden, tijdverzuim en daarmee verband houdende noodzakelijke kosten, en reis- en verblijfkosten.
Artikel 155f Gemeentewet schrijft expliciet voor dat de kosten voor onderzoek in een bepaald jaar door het college in de ontwerpbegroting worden opgenomen. Het is tevoren niet te zeggen of en wanneer er een onderzoek in het verschiet ligt.
Artikel 27 Evaluatie van onderzoek en verordening
De ervaringen die worden opgedaan tijdens een raadsonderzoek kunnen ertoe leiden de verordening aan te passen. Een goede op de ervaring afgestemde verordening komt de effectiviteit van een raadsonderzoek ten goede.
Deze verordening bevat geen algemeen verbindende voorschriften. De verplichting voor bepaalde categorieën personen om medewerking te verlenen aan een raadsonderzoek vloeit immers niet voort uit de verordening, maar rechtstreeks uit de Gemeentewet. De verordening kan daarom op een door de raad te bepalen datum in werking treden.