Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet Inkomensvoorziening Ouder en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemrs (IOAW) |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet Inkomensvoorziening Ouder en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemrs (IOAW) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-03-2006 | 22-11-2005 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 22-11-2005 Gemeenteblad 2006 nr. 27, dd. 07-03-2006 | Z/2005/65689 |
Beleidsregels Terugvordering, ter uitvoering van Hoofdstuk 6 Wet werk en bijstand en hoofdstuk II, paragraaf 5 van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers door het college van Zaanstad, november 2005.
• Bijstand en kosten van bijstand. Hieronder moet worden verstaan: uitkeringen verleend in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) en de Ioaw.
• Uitkering: een uitkering krachtens de WWB en de Ioaw.
• Een besluit tot toekenning of intrekking of herziening van bijstand; hieronder wordt mede verstaan een besluit tot toekenning van een uitkering op grond van de Ioaw
• Terugvorderingsbesluit; een besluit tot terugvordering welke is genomen op grond van de WWB of Ioaw.
• Onder schending van informatieplicht wordt verstaan: Het niet doorgeven van informatie die van belang is voor het recht op of de hoogte van de bijstand, binnen 2 weken na de datum waarop die informatie aan belanghebbende bekend is geworden of bekend had kunnen zijn; of het niet binnen de hersteltermijn verstrekken van informatie als gevolg waarvan de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
In alle gevallen waarin het college op grond van de WWB en de Ioaw de bevoegdheid heeft om uitkeringsbesluiten te herzien of in te trekken, maakt het in volle omvang van deze bevoegdheid gebruik.
In alle gevallen waarin het college op grond van de WWB en de Ioaw de bevoegdheid heeft om uitkering terug te vorderen maakt het in volle omvang van deze bevoegdheid gebruik, tenzij er op grond van deze beleidsregels een reden is om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering.
Burgemeester en wethouders zien af van terugvordering Indien en voorzover hiertoe een dringende reden aanwezig is.
Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering indien:
redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende wegens zijn grote schuldenlast niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 5 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en
de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 4 wordt afgezien indien:
de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;
de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken, behoudens voor zover de vordering niet op die zaak of zaken verhaald kan worden.
Een verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, dan wel een dergelijk verzoek – indien het is, of zou worden gedaan, zou moeten worden afgewezen op de gronden genoemd in artikel 288 Faillissementswet.
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;
de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of
onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Hoofdstuk 2 INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND
Ieder teruggevorderd bedrag dient ineens, binnen 10 werkdagen na bekendmaking van het terugvorderingsbesluit te worden terugbetaald, tenzij de belanghebbende binnen deze termijn om een betalingsregeling heeft verzocht.
Een betalingsregeling wordt geweigerd wanneer de belanghebbende over voldoende vermogen en/of inkomen beschikt om het teruggevorderde bedrag ineens te voldoen.
Terugbetaalde bedragen komen in mindering op de oudste openstaande schuld.
Indien ten aanzien van een belanghebbende die geen algemene bijstand ontvangt ten laste van de gemeente Zaanstad een betalingsregeling wordt toegestaan, wordt het maandelijks af te betalen bedrag bepaald naar draagkracht, berekend aan de hand van de draagkrachtnormen voor alimentatie gepubliceerd in het Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht.
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:
verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek;
een executoriaal beslag conform het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het college kan de wijzen van tenuitvoerlegging omschreven in het eerste en tweede lid zonodig tegelijkertijd toepassen.
Indien er vrees voor verduistering van vermogensbestanddelen bestaat kan het college voorafgaand aan de bekendmaking van het terugvorderingsbesluit overgaan tot het leggen van conservatoir beslag en terstond na de bekendmaking van het terugvorderingsbesluit overgaan tot tenuitvoerlegging.
De voorzitter
Mr. G.H.Faber
secretaris
Drs J.H.H.
Waarnemend burgemeester
Drs J.H.H.Mans
Interim gemeentesecretaris
G.Oosterloo
TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND
In de Wet Werk en Bijstand die op 1 januari 2004 in werking is getreden, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een bevoegdheid geworden het college. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met onderhavige Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand wordt een nieuwe “wettelijke” basis gecreëerd om het terugvorderingsbeleid van de gemeente te kunnen continueren. Het college maakt in beginsel in volle omvang gebruik van de wettelijke bevoegdheid tot terugvordering, tenzij er in de gevallen genoemd in deze beleidsregels reden is voor matiging.
In de Ioaw is de terugvordering van een ten onrechte verstrekte uitkering nog dwingend geregeld. Dit betekent voor deze beleidsregels dat voor zover het gaat over terugvordering van een Ioaw uitkering dat ze alleen van toepassing zijn als de Ioaw zelf daarvoor ruimte openlaat. Dit zal in de praktijk betekenen dat deze beleidsregels vooral op het punt van het invorderingsbeleid betekenis hebben voor de Ioaw.
In een beleidsnotitie of een beleidshandboek kan het beleid nader en concreter worden uitgewerkt.
De WWB/Ioaw is, evenals de Abw, een minimum bestaansvoorziening, die aanvullend is op de eigen bestaansmiddelen. Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terecht komt bij die burgers die hierop recht hebben. Daarom is uitgangspunt van het terugvorderingsbeleid dat alle uitkering die teveel of ten onrechte is verleend moet worden terugbetaald. De reden waarom teveel of ten onrechte uitkering is verleend doet hierbij in beginsel niet ter zake.
Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan bijvoorbeeld worden ingezet voor extra reïntegratie-trajecten ten behoeve van werkzoekenden. Overigens is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.
In de gevallen waarin wordt gesproken over bijstand, kosten van bijstand en algemene bijstand wordt mede bedoeld de uitkeringen die worden of zijn verstrekt op grond van de Ioaw.
1. Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand of Ioaw door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid. Het beleid biedt geen ruimte om geheel of gedeeltelijk af te zien van herziening of intrekking. Het is voldoende als in daartoe in het beleid aangewezen gevallen geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van terugvordering.
Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat in beginsel altijd en in volle omvang van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik wordt gemaakt, tenzij er een in dit beleid aangewezen grond is om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering.
In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering.. In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Er kan in een individuele situatie een dringendereden zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Het moet bij dringende redenen gaan om uitzonderlijke niet in het algemeen voorzienbare omstandigheden van de belanghebbende die nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering. Het feit dat een debiteur door af te betalen op zijn schulden wegens terugvordering enige tijd over een lager besteedbaar inkomen zal beschikken is volstrekt voorzienbaar en uiteraard op zichzelf geen dringende reden. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in artikel 8 en verder.
4 tot en met 7. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. In artikel 4 is artikel 78a van de Algemene bijstandswet (Abw) nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de nieuwe WWB niet meer voor. Bij de formulering van dit beleid is in artkel 4, onder c aansluiting gezocht bij de regeling voor schuldsanering van natuurlijke personen, zoals opgenomen in de Faillissementswet. Personen die niet voor een wettelijke schuldsanering in aanmerking komen, komen evenmin in aanmerking voor kwijtschelding in het kader van de schuldsanering.
8 tot en met 9. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting
Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Er is voor gekozen het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) is geformuleerd aan te passen. In deze beleidsregels wordt benadrukt dat er geen sprake van kwijtschelding kan zijn als de vordering is ontstaaan als gevolg van verwijtbaar handelen. Voor zover er geen sprake is van verwijtbaar handelen kan een deel van de schuld buiten invordering worden gesteld als de belanghebbende gedurende 60 maanden naar vrijwillig en naar vermogen heeft afgelost en teminste 75% van de vordering is voldaan. Hiermee wordt een prikkel ingebouwd om de afspraken over de aflossing van de schuld na te komen en staat er ook een beloning tegenover.
10 tot en met 12 Verplichtingen met betrekking tot de invordering
(In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingsbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting.)
De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel.
De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend), door middel van het leggen van (vereenvoudigd) derdenbeslag, of door het nemen van de overige executiemaatregelen genoemd in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Uitgangspunt van het invorderingsbeleid is volledige en daadwerkelijke inning van teruggevorderde uitkering en wel zo snel mogelijk. De gemeente dient daartoe alle middelen die de wet biedt in te zetten.
Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder 16. genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden in beginsel vastgesteld op een percentage van de hoofdsom. Als de gemeente Zaanstad de vordering heeft overgedragen aan een derde dan worden de kosten die daarmee gemoeid zijn doorberekend aan de debiteur.