Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Winsum

Woonschepenverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWinsum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWoonschepenverordening
CiteertitelWoonschepenverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Scheepvaartverkeerswet
  2. Binnenvaart Politie Reglement
  3. Huisvestingswet, art. 7 en art. 88

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-08-2004Nieuwe regeling

16-06-2004

Ommelander Courant, 12-07-2004

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Woonschepenverordening

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE WINSUM;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 en artikel 156, 3e lid van de Gemeentewet, en artikel 88 van de Huisvestingswet;

overwegende dat het wenselijk is om voor het gebruik van het openbaar vaarwater in de gemeente Winsum regels te stellen:

1. Aan de ligplaats voor woonschepen uit oogpunt van ordelijk gebruik van de ligplaatsen (gezondheids-, veiligheids- en milieu-aspecten en aanzien van de gemeente);

2. Ter bevordering van de rechtszekerheid van eigenaren, bewoners en gebruikers van woonschepen;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

‘Woonschepenverordening’

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Woonschip: een schip of drijvende inrichting dat/die uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

  • b.

    Ligplaats: plaats in het openbaar vaarwater, welke door een schip wordt ingenomen;

  • c.

    Aangewezen ligplaats: het gedeelte van het openbaar vaarwater, dat conform de ligplaatsenkaart door een woonschip met bijbehorende voorzieningen mag worden ingenomen;

  • d.

    Bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is, zoals o.a. een bijboot, steiger en een loopplank;

  • e.

    Openbaar vaarwater: alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • f.

    Bijboot: een kleiner vaartuig dan het woonschip, niet langer dan 10 meter en breder dan 4 meter, dat behoort bij het woonschip en geschikt is voor het onderhoud of het kunnen bereiken van het woonschip en niet gebruikt wordt voor bewoning;

  • g.

    Ligplaatsenkaart: aangewezen gedeelten binnen de gemeente waarbinnen woonschepen mogen liggen;

  • h.

    Verwaarloosd woonschip: een woonschip waarvan casco en / of opbouw zodanig onvoldoende zijn beschermd tegen water- en weersinvloeden, dat het woonschip water maakt en de instandhouding van het schip, zonder daarvoor ingrijpender maatregelen dan het normaal te verrichten onderhoud te treffen, in gevaar komt;

  • i.

    Authentiek schip: een schip dat:

  • 1.

    Voorheen is gebruikt ter uitvoering van een beroep zoals ten behoeve van de beroepsvaart of de visserij en;

  • 2.

    Door het behoud van het oorspronkelijke casco-met-opbouw de oorspronkelijke contouren niet wezenlijk verloren heeft;

  • j.

    Historisch schip: een authentiek schip dat aan de criteria van de Federatie Oud Nederlandse Vaartuigen (FONV) voldoet.

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op al het openbaar vaarwater binnen de grenzen van de gemeente Winsum.

Artikel 3 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van:

  • a.

    De openbare orde;

  • b.

    Volksgezondheid;

  • c.

    Veiligheid;

  • d.

    De milieuhygiëne;

  • e.

    Het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Degene die krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 4 Wijze van meten

De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.

Artikel 5 Verboden ligplaatsen

Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 6 aangewezen ligplaatsen in gedeelten van het openbaar vaarwater.

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere omstandigheden en bij uitzondering gemotiveerd ontheffing verlenen van het genoemde in lid 1.

Artikel 6 Aangewezen ligplaatsen op ligplaatsenkaart

  • 1.

    De plaatsen waar woonschepen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen op de ligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart en/of om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan dat na het van kracht worden van deze verordening is goedgekeurd.

  • 3.

    De aangewezen ligplaatsen bij Garnwerd en Schaphalsterzijl mogen alleen door authentieke of historische schepen als woonschip worden ingenomen, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Ligplaatsvergunning

  • 1.

    Op de op grond van artikel 6, eerste lid, aangewezen ligplaatsen mag een woonschip ligplaats innemen en hebben, mits de eigenaar van het woonschip beschikt over een ligplaatsvergunning van het college van burgemeester en wethouders en de bewoner van het woonschip staat ingeschreven in de gemeentelijke basis administratie.

  • 2.

    Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:

  • a.

    Voor de ligplaats al vergunning is verleend;

  • b.

    De aanvrager zich niet deugdelijk kan legitimeren als eigenaar van het woonschip;

  • c.

    Het woonschip langer is dan 30 meter of breder dan 6 meter of een hoogte boven de waterlijn heeft van meer dan 4 meter wat betreft de dakrand/boeiboord. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ontheffing te verlenen van de hoogtemaat tot een maximum van 5 meter;

  • d.

    Het woonschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water;

  • e.

    Het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken met het woonschip de plaats waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen, tenzij het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen om binnen een andere termijn ligplaats in te nemen;

  • f.

    De aanvraag niet in overeenstemming is met bijbehorende voorzieningen;

  • g.

    De aanvrager al een vergunning heeft voor een andere aangewezen ligplaats;

  • h.

    De afstand tot de naastgelegen woonschepen minder dan 5 meter bedraagt, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders;

  • i.

    Het woonschip, waarvoor vergunning wordt gevraagd, verwaarloosd is.

  • 3.

    De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip, zoals o.a. naam en afmetingen.

Artikel 8 Wachtlijst ligplaatsvergunning

  • 1.

    Op een wachtlijst worden door burgemeester en wethouders uitsluitend geplaatst:

  • a.

    Zij die in aanmerking wensen te komen voor een ligplaats met een woonschip in de gemeente Winsum in een daarvoor aangewezen gedeelte van het openbaar vaarwater voor zover aan hem of haar al niet vergunning voor een aangewezen ligplaats is verleend;

  • b.

    Zij die reeds in het bezit zijn van een ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 7 eerste lid en in aanmerking wensen te komen voor een andere ligplaats in de gemeente Winsum.

  • 2.

    Inschrijvingen op de wachtlijst geschieden op volgorde van datum van ontvangst. Bij meerdere inschrijvingen op een datum geschiedt de inschrijving op volgorde van tijdstip.

  • 3.

    Het college kan de plaatsing op de wachtlijst doorhalen indien:

  • a.

    De ingeschrevene is verhuisd zonder burgemeester en wethouders schriftelijk, binnen vier weken, van de adreswijziging op de hoogte te stellen of anderszins kennelijk heeft opgehouden belang te hebben bij plaatsing op de lijst;

  • b.

    Driemaal een door of namens burgemeester en wethouders aangeboden ligplaats, die valt binnen de door de ingeschrevenen eventueel kenbaar gemaakte voorkeuren bij de inschrijving, door de ingeschrevene als bedoeld onder lid 1 van dit artikel, zonder redelijke grond is geweigerd;

  • c.

    Een door of namens burgemeester en wethouders aangeboden ligplaats wordt geaccepteerd.

  • 4.

    Indien de aanvraag om een ligplaatsvergunning wordt geweigerd omdat de gewenste aangewezen ligplaats aan een ander is toegewezen en er verder geen aangewezen ligplaatsen vrij zijn, kan de naam van de aanvrager op zijn of haar verzoek op een door het college van burgemeester en wethouders aan te houden wachtlijst worden geplaatst.

  • 5.

    Indien één van de op grond van artikel 6, eerste lid, aangegeven plaatsen vrijkomt, stelt het college van burgemeester en wethouders de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste, in de gelegenheid schriftelijk een nieuwe aanvraag voor een ligplaatsvergunning in te dienen.

  • 6.

    Indien de nieuwe aanvraag niet binnen vier weken na de datum van verzending van het in het vijfde lid bedoeld schrijven is ontvangen, wordt aangenomen dat geen prijs meer op de vrijgekomen aangewezen ligplaats wordt gesteld.

Artikel 9 Overdragen ligplaatsvergunning

  • 1.

    De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning overdragen aan een rechtverkrijgende van het woonschip.

  • 2.

    Op gezamenlijke aanvraag van de vergunninghouder (behoudens bij overlijden) en van de rechtverkrijgende schrijft het college van burgemeester en wethouders de vergunning over op de naam van de rechtverkrijgende.

Artikel 10 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1.

    Indien wijziging van de ligplaatsvergunning noodzakelijk is, dient de vergunninghouder vooraf bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

  • 2.

    Op een aanvraag voor wijziging van een ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 7, tweede lid, onder b tot en met i, van toepassing.

Artikel 11 Intrekking ligplaatsvergunning

  • Het college van burgemeester en wethouders kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    De ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b.

    De gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de feitelijke situatie;

  • c.

    Niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    Het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders gedurende een periode langer dan 1 jaar de aangewezen ligplaats heeft verlaten

  • e.

    Het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft gedurende een periode van 12 tot 52 weken de aangewezen ligplaats heeft verlaten en hiervan geen schriftelijke melding is gedaan aan het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    Op de ligplaats bijbehorende voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld op de ligplaatsvergunning;

Artikel 12 Aansluiting aan drinkwaterleiding

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, indien het schip is voorzien van een of meer drinkwatertanks.

Artikel 13 Aansluiting aan de riolering

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan een openbaar riool.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing:

  • a.

    In delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is;

  • b.

    Voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien voorzieningen aanwezig zijn welke de afvoer op een andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem of lucht mogelijk maken.

Artikel 14 Nakoming aanwijzingen

  • 1.

    Bij het innemen van een aangewezen ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de aangewezen ligplaats worden de door, of namens, het college van burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen in acht genomen.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door, of namens, het college van burgemeester en wethouders gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 15 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 16 Strafbepalingen

Overtreding van een ge- of verbodsbepaling, bij of krachtens deze verordening gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17 Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner indien hiervoor een machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden is afgegeven.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Het Aanwijzingsbesluit ligplaatsen voor woonschepen van 4 oktober 1990 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: 'Woonschepenverordening'.

Artikel 19 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Ligplaatsvergunningen, afgegeven op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, worden geacht vergunningen op grond van artikel 7 van deze verordening te zijn.

  • 2.

    Aanvragen van vergunning waarop, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

  • 3.

    Aangewezen ligplaatsen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingenomen door woonschepen, bedoeld in artikel 1, waarvan het innemen van de aangewezen ligplaatsen gedurende meer dan een jaar is gedoogd door burgemeester en wethouders, worden nog één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening gedoogd.

  • 4.

    Ten minste dertig dagen voor het verstrijken van het jaar na inwerkingtreding van deze verordening dient voor de woonschepen die worden gedoogd krachtens lid 3, een aanvraag voor een ligplaatsvergunning voor het innemen van een aangewezen ligplaats, te zijn ingediend bij burgemeester en wethouders.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 juni 2004.

voorzitter,

griffier,

Toelichting op de Woonschepenverordening

De wettelijke grondslag.

De gemeente Winsum heeft binnen haar grenzen nogal wat openbaar vaarwater. Daarom is bij het opstellen van deze verordening ook de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) en artikel 7 en 88 van de Huisvestingswet van belang. Het Binnenvaart Politie Reglement als uitwerking van artikel 1 van de Wet van 15 april 1891 (Stb. 91, houdende bepalingen tot voorkoming van aanvaring of aandrijving op de openbare wateren in het Rijk die voor de scheepvaart openstaan), kent in hoofdstuk 7 van deel I regels over het met schepen innemen van ligplaatsen. Onder schepen wordt in het BPR verstaan: elk vaartuig.... gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water. Artikel 7.02 sub a van deel I van het BPR geeft aan dat het verboden is met een schip een ligplaats in te nemen in een gedeelte van een vaarweg als dat bij algemene regeling verboden is. De toelichting noemt een gemeentelijke verordening als voorbeeld van een dergelijke algemene regeling. Voor woonschepen is naast het BPR artikel 7 van de Huisvestingswet van belang. De centrale wetgever heeft aangegeven dat het verboden is zonder vergunning van burgemeester en wethouders aangewezen woonruimte in gebruik te nemen of te geven. Daarbij wordt het in gebruik nemen of geven van een woonschip dat op een ligplaats ligt aangemerkt als het in gebruik nemen of geven van de ligplaats. Artikel 88 geeft daarbij aan dat dit niet mag leiden tot een algemeen verbod tot het innemen van ligplaatsen door woonschepen. In iedere gemeente moet, voor zover er openbaar vaarwater aanwezig is, de mogelijkheid bestaan om een ligplaats in te nemen met een woonschip. Dat deze relatief schaarse ruimte via bijvoorbeeld een vergunningenstelsel nader gereguleerd wordt, is met deze bedoeling, getuige de jurisprudentie, niet in strijd. Daarnaast heeft de centrale wetgever gemeend dat de overheid (rijks-, provinciale en gemeentelijke) geen eisen meer mag stellen aan de inrichting en het gebruik van het woonschip zelf. Dus eisen bijvoorbeeld uit een oogpunt van brandveiligheid en volksgezondheid mogen niet door de gemeentelijke overheid gesteld worden aan woonschepen als deze de inrichting van het woonschip zelf betreffen. De verordening heeft dan ook voor wat betreft woonschepen alleen betrekking op de ligplaats voor woonschepen. Op dit gebied heeft de centrale wetgever de gemeente de verordenende bevoegdheid gelaten. De rechtsbasis van deze verordening is artikel 149 en 156, derde lid van de Gemeentewet. Dit artikel bepaalt dat de raad de bevoegdheid heeft om verordeningen te maken, die in het belang van de openbare orde, zedelijkheid of volksgezondheid worden vereist en andere verordeningen betreffende de huishouding van de gemeente.

 

Toelichting per artikel.

Artikel 1

Deze verordening geldt voor woonschepen. Zowel de permanent bewoonde woonschepen als drijvende inrichtingen Binnenvaartpolitiereglement (BPR) art. 1.10 sub k (woonarken) vallen onder de begripsbepaling. Tevens beperkt de woonschepenverordening dit begrip niet tot woonschepen waarop uitsluitend dag- en/of nachtverblijf wordt gehouden. Ook schepen die in hoofdzaak daartoe worden gebruikt (derhalve ook voor andere doeleinden worden gebruikt) vallen onder de definitie. Men kan denken aan een klompenmakerij, een winkeltje of een werkplaats. Met deze bepaling wordt overigens niet beoogd de schepen waarmee bedrijfsmatige activiteiten worden gedreven (binnenscheepvaart) onder de werkingssfeer van de woonschepenverordening te brengen. De woonschepenverordening geldt niet voor jachten en andere pleziervaartuigen Bepalingen hierover zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening, als en zolang deze als zodanig worden gebruikt. Jachten en andere pleziervaartuigen worden geacht niet als zodanig te worden gebruikt als - bijvoorbeeld op grond van aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, andere aan de wal getroffen voorzieningen of anderszins - redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het gebruik als zodanig feitelijk slechts bijzaak is. Onder d is de in onderdeel c gebruikte term 'bijbehorende voorzieningen' gedefinieerd. Als men het wonen op het water erkent, moet men ook de voorzieningen toestaan die daarbij horen (zoals een loopplank of een bijboot). Een bijboot is een klein vaartuig dat behoort bij het woonschip en bestemd en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip. Zo'n bijboot is voor veel bewoners noodzakelijk. Te denken valt aan hoge waterstanden in uiterwaarden. Als de woonschepenverordening uitsluitend regels zou stellen ten aanzien van woonschepen (en dus niet ten aanzien van bijbehorende voorzieningen), kan blijken dat er een hiaat is tussen de verordening en de Woningwet. Wanneer de bewoner zijn woonruimte namelijk wil uitbreiden door bijvoorbeeld een vlot te overkappen, kan de gemeente daartegen op grond van de woonschepenverordening niet optreden. Ook de Woningwet kan niet worden gebruikt, omdat het vlot geen bouwwerk is. In de meeste gevallen zal evenmin strijd zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Om deze redenen is in de woonschepenverordening geregeld dat op de ligplaats bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan. De gewenste voorzieningen kunnen op het aanvraagformulier worden vermeld. Die gewenste voorzieningen worden getoetst aan de door burgemeester en wethouders gestelde regels (zie artikel 7, lid 2, onder f). De toegestane voorzieningen worden opgenomen in de ligplaatsvergunning. Als vervolgens op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die afwijken van de toegestane voorzieningen, kan de gemeente de ligplaatsvergunning intrekken. Op deze manier kunnen excessen op het water worden voorkomen. Onder e is het begrip 'openbaar vaarwater' gedefinieerd. Een openbaar water in de zin van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is ieder water, dat voor enig gebruik open staat voor het publiek. 'Openbaar' is hier dus synoniem aan 'feitelijk voor het publiek toegankelijk'. Het openbaar water heeft dus niet alleen betrekking op het water dat in beheer is bij de gemeente.

Artikel 4

Bij de wijze van meten moet worden bedacht dat het woonschip in zijn geheel niet die omvang mag hebben dat de doorvaartmogelijkheden van de beroeps- of recreatievaart worden bemoeilijkt. Ook kunnen de mogelijkheden van verplaatsing een rol spelen. Voor onderhoud aan ijzeren casco's moet immers een werf bereikbaar zijn.

Artikel 5

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen als ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische). Daarnaast is andere wetgeving (zoals een provinciale landschaps- of woonschepenverordening, de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen. Om niet in strijd te komen met de Huisvestingswet (artikel 88) moet een aanwijzingsbesluit worden genomen. Er moet immers tenminste één mogelijkheid zijn om met een woonschip binnen de gemeente een ligplaats in te nemen.

Artikel 6

De woonschepenverordening gaat ervan uit dat de acceptabele ligplaatsen worden aangegeven op een kaart die onderdeel vormt van de verordening: een ligplaatsenkaart (lid 1). Zodra de woonschepenverordening met ligplaatsenkaart is vastgesteld, is het vervolgens raadzaam om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om ligplaatsvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de (inmiddels verouderde) ligplaatsenkaart moet worden geweigerd, moet immers worden voorkomen. In lid 2 is daarom aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatsenkaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien. Deze delegatie is logisch omdat dit actualiseren van de ligplaatsenkaart als een uitvoeringshandeling kan worden beschouwd. De kaart wordt immers in overeenstemming gebracht met een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan. Wanneer een aanvraag van een ligplaats wordt ingediend voor een plaats die op grond van een nieuw bestemmingsplan is aangewezen als ligplaats, maar op grond van de Woonschepenverordening moet worden geweigerd omdat de ligplaatsenkaart nog niet is geactualiseerd, ligt het voor de hand dat burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden, de ligplaatsenkaart actualiseren en vervolgens de vergunning verstrekken (indien althans aan de overige voorwaarden van de verordening wordt voldaan). Voorkomenmoet worden dat het gemeentebestuur in strijd moet handelen met eigen regelgeving (het bestemmingsplan).

Artikel 7

De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning, ook in die (weinig voorkomende) gevallen waarin er sprake is van een verhuurd woonschip. Dit artikel bepaalt niet dat de aanvraag van een vergunning moet worden ingediend op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Deze bepaling kan achterwege blijven nu dit aspect is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:4 Awb). Lid 2 omvat de weigeringsgronden voor de ligplaatsvergunning. Onder a is bepaald dat de ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien voor de betreffende ligplaats al vergunning is verleend. Te denken valt aan een situatie waarbij twee aanvragers bijna tegelijkertijd een ligplaatsvergunning hebben aangevraagd om een lege ligplaats in te nemen. Burgemeester en wethouders hebben aan de aanvrager die het eerst een aanvraag heeft ingediend een ligplaatsvergunning verstrekt, maar de vergunninghouder heeft de ligplaats nog niet ingenomen met zijn woonschip. Op grond van de bepaling onder a kunnen burgemeester en wethouders de andere aanvraag weigeren. Om vanuit de invalshoeken brandveiligheid en zichtrelatie tussen wal en water meer ruimte te scheppen tussen de schepen, zal de onderlinge afstand tussen de schepen (gaandeweg) op 5 meter moeten worden gebracht. Dat betekent dat in geval van vervanging van een schip die afstand tot de naastgelegen schepen de maximale lengtemaat van het vervangende schip bepaalt c.q. kan inperken. Om te voorkomen dat de gevolgen van deze bepaling onevenredig drukken op diegene die eerder een schip vervangt dan zijn buren, moet als volgt met de regel gewerkt worden, uiteraard alleen in de gevallen waarbij de tussenruimte minder is dan 5 meter. Bij een voorgenomen vervanging dient aan beide zijden op basis van de 5-meter-regel vanaf de uiteinden van de naastgelegen schepen bepaald te worden welke lengte er voor het vervangende schip resteert, en wat het verschil daarvan is met de lengte van het te vervangen schip. Van dit verschil dient de helft toegerekend te worden aan het te vervangen schip, de andere helft dient – gelijkelijk verdeeld – toegerekend te worden aan de belendende schepen als (inkortings)verplichting wanneer (een van de) belendende schepen daarna zou worden vervangen. Alle bestaande situaties waarin de onderlinge afstand kleiner is, vallen uiteraard onder overgangsrecht. Lid 3 bepaalt welke gegevens de ligplaatsvergunning omvat: de gegevens van de eigenaar, de ligplaats, de toegestane voorzieningen en de gegevens van het betreffende woon-schip (zoals de maatvoering en de naam van het schip). De toegestane voorzieningen zijn zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet (goed) mogelijk is, zoals bijboten, steigers, en een loopplank. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1. Dit artikel bevat geen bepaling over het stellen van voorwaarden bij het verlenen van de vergunning. Ook zonder expliciete opname van deze mogelijkheid in de woonschepenverordening, kunnen dergelijke voorwaarden echter worden gesteld. De vergunning wordt geweigerd als niet door middel van het stellen van voorwaarden aan de eisen van de woonschepenverordening kan worden voldaan.

Artikel 8

De woonschepenverordening gaat uit van een wachtlijst. Voor bestaande aangewezen ligplaatsen heeft een dergelijke lijst weinig betekenis, omdat bestaande aangewezen ligplaatsen in de praktijk vrijwel altijd samen met het daarop aanwezige woonschip worden verkocht. Aangewezen ligplaatsen komen derhalve zelden vrij voor toewijzing aan personen die op een wachtlijst staan. Alhoewel een wachtlijst voor de verdeling van ligplaatsen dus over het algemeen niet noodzakelijk is, kan uit een dergelijke lijst wel blijken hoeveel behoefte er is aan nieuwe ligplaatsen. De wachtlijst gaat uit van het beginsel 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. De gegadigde die zich het eerst meldt, staat bovenaan de wachtlijst. Als een lege ligplaats vrijkomt, kan deze hoogst geplaatste als eerste een aanvraag om een ligplaatsvergunning indienen.

Artikel 9

In lid 1 is geregeld dat de ligplaatsvergunning overdraagbaar is. Dit betekent dat ingeval de eigenaar zijn woonschip met aangewezen ligplaats verkoopt aan een ander, die rechtsopvolger tevens in bezit komt van de ligplaatsvergunning. Dit is logisch omdat de vergunning geen eisen stelt aan de eigenaar van het woonschip. Uitsluitend de plaatsaanduiding van de ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip worden immers vermeld op de ligplaatsvergunning (zie artikel 7, lid 3). Indien de eigenaar zijn woonschip wil vervangen door een ander schip, dan is wél een nieuwe ligplaatsvergunning vereist. Lid 2 houdt in dat burgemeester en wethouders verplicht zijn tot overschrijving als daarom wordt gevraagd door de vergunninghouder en de rechtverkrijgende. Zowel de rechtverkrijgende onder bijzondere titel (bijvoorbeeld de volgende eigenaar) als de rechtverkrijgende onder algemene titel (bijvoorbeeld de erfgenaam) moet om overschrijving vragen. Met 'recht' in het woord 'rechtverkrijgende' wordt hier het recht bedoeld dat is neergelegd in de ligplaatsvergunning. In dit artikel is niet bepaald dat de nieuwe vergunning pas geldt nadat zij aan de betrokkene is gezonden, omdat de Awb dat bepaalt (artikel 3:40). Als de eigenaar zijn woonschip verkoopt en de ligplaatsvergunning aan de nieuwe eigenaar geeft zonder medeweten van de gemeente, kunnen burgemeester en wethouders die vergunning intrekken. De gegevens op de vergunning komen immers niet meer overeen met de feitelijke situatie. Dit waarborgt dat bij eigendomsoverdracht om overschrijving wordt gevraagd en de gemeente een actueel overzicht behoudt van de eigenaren van de woonschepen.

Artikel 10

Als er een wijziging van de ligplaatsvergunning nodig is (bijvoorbeeld omdat aan het schip veranderingen zullen worden aangebracht), moet de vergunninghouder een nieuwe ligplaatsvergunning aanvragen (lid 1). Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, behoudens de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die aangewezen ligplaats al vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.

Artikel 11

De onder c opgenomen bepaling is bedoeld om te kunnen optreden tegen excessen. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een verwaarloosd woonschip dat al half gezonken is.

Artikel 12

De verplichting voor de eigenaar om te zijn aangesloten op de drinkwaterleiding kan de varende woonschipper beperken en brengt een zeker risico van vollopen en zinken van het woonschip met zich mee. Vandaar dat burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van deze verplichting, indien het schip is voorzien van een of meer drinkwatertanks. Een waterleidingbedrijf heeft geen wettelijke verplichting om water te leveren, maar wel een morele. Doorgaans zal de levering van leidingwater langs kades geen problemen opleveren. In de zogenoemde 'onrendabele gebieden' echter zal het bedrijf water leveren, mits de aanvrager de kosten van de aansluiting betaalt.

Artikel 13

Dit artikel bevat de verplichting voor de houder van de ligplaatsvergunning om het woonschip aan te sluiten op het openbaar riool indien dat riool aanwezig is. Als de gemeente openbaar riool heeft aangelegd, is het namelijk gewenst dat daarvan gebruik wordt gemaakt. Deze regeling is ontleend aan die in de Bouwverordening (artikelen 2.7.4 en 2.7.7). Verwezen wordt naar de toelichting bij die regeling. In dit verband wordt opgemerkt dat de gemeentelijke zorgplicht voor de riolering niet zover gaat dat een gemeente riolering moet aanleggen indien een ligplaatsvergunning is verleend. In dit artikel is geen verbod opgenomen om huishoudelijk afvalwater of fecaliën in openbaar water te lozen. Reden hiervoor is dat het lozen op het water wordt geregeld op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Voor het lozen van huishoudelijk en eventueel ander afvalwater op oppervlaktewater is een vergunning vereist van de waterkwaliteitsbeheerder.

Artikel 16

Het ligplaats innemen buiten de aangewezen ligplaatsen en het innemen en hebben van een aangewezen ligplaats zonder ligplaatsvergunning is een overtreding. Artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid om op overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede of de eerste categorie. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal € 226,89; voor de tweede categorie maximaal € 2268,90. Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in genoemde categorieën. Gelet op de wens om enige preventieve werking te bereiken, is de keuze voor de geldboete van de tweede categorie voor de hand liggend.

Artikel 17

De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Van deze bevoegdheid kan in principe alleen gebruik worden gemaakt indien een machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden is afgegeven.

Artikel 18

De bekendmaking en inwerkingtreding van onder andere verordeningen is geregeld in paragraaf 5 (de artikelen 139 tot en met 145) van de Gemeentewet. Rekening is gehouden met de Tijdelijke referdumwet. Voordat deze verordening wordt bekendgemaakt, zullen enige voorbereidings- en uitvoeringshandelingen moeten worden verricht. Zo zullen de woonschipbewoners moeten worden geïnformeerd over de nieuwe woonschepenverordening en de gevolgen daarvan.

Artikel 19

Deze verordening is niet alleen op toekomstige situaties van toepassing, maar ook op reeds bestaande rechtsverhoudingen. Daarom zijn overgangsbepalingen opgenomen. Ligplaats- vergunningen die zijn afgegeven op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, worden geacht vergunningen op grond van de Woonschepenverordening te zijn (lid 1). Lopende aanvragen worden afgehandeld op grond van de Woonschepenverordening (lid 2). Uitgangspunt bij lid 3 is de inventarisatie (nulmeting) gehouden in 2002.