Organisatie | Brielle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening 2004 gemeente Brielle |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2004 | Nieuwe regelgeving | 13-04-2004 Briels Nieuwland | IV |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Toestemming gemeente
Het is eigenaren verboden zonder toestemming van de gemeente Brielle een woonruimte en/of standplaats woonwagen, zoals aangegeven in artikel 2.1.1 en 4.1.1, in gebruik te geven, anders dan conform het gestelde in deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van eigenaren overeenkomsten en/of prestatieafspraken sluiten, zoals bedoeld in artikel 2.8.1, over het in gebruik geven van woonruimten, in welke afspraken of overeenkomsten bepalingen kunnen worden vastgelegd die in de plaats treden van (delen van) hoofdstuk 2 van deze verordening of die (delen van) hoofdstuk 2 niet van toepassing verklaren. In de overeenkomsten en/of prestatieafspraken kunnen bovendien over woonruimteverdeling afspraken gemaakt worden tussen een eigenaar en de gemeente Brielle over de hiervoor benodigde gezamenlijke werkzaamheden en onderlinge taakverdeling.
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:Woonruimten met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet.
Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders, en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:- het inschrijfformulier;- indien de woningzoekende een zelfstandige huurwoning achterlaat de verklaring van de vorige huurder;- een uittreksel uit het bevolkingsregister;- inkomstengegevens van de leden van het huishouden.
Tenminste één der leden van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, dan wel hoofd zijn van een huishouden met kind(eren).
Artikel 2.4.1 Verhouding inkomen - huurprijs
Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan. Onder inkomen wordt verstaan het belastbaar jaarinkomen van het huishouden; hierbij wordt uitgegaan van het inkomen van het jaar dat aan de toe te wijzen woning voorafgaat. Indien het belastbaar inkomen niet kan worden overlegd, kunnen burgemeester en wethouders de toewijzing van een woning beoordelen op basis van het heffingsloon.
Indien voor een woonruimte met een huurprij s van minder van € 317,03 per maand geen gegadigde met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergegeven tabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een gegadigde met een belastbaar jaarinkomen dat meer dan € 31.750,-- bedraagt.
Artikel 2.5.2 Criteria voor het verlenen van de urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders verlenen de urgentieverklaring, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een urgentieverklaring wordt een financiële bijdrage ingevolge de legesverordening in rekening gebracht, ongeacht de te verwachten uitkomst. Wanneer de aanvraag leidt tot toekenning van deze urgentieverklaring, wordt het bedrag gerestitueerd. Inkomen is voor de teruggave geen criterium.
Artikel 2.5.4 Intrekking recht op urgentie
Intrekking van de afgegeven urgentie vindt door burgemeester en wethouders plaats indien:
Indien de urgentie om één van bovengenoemde redenen is ingetrokken, wordt binnen een termijn van twee jaar niet op basis van dezelfde huisvestingsproblematiek urgentie toegekend.
Paragraaf 2.6 Intrekking recht op urgentie
Paragraaf 2.8 Organisatie en bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van het geheel c.q. delen van in deze verordening vastgelegde bepalingen en regels alsmede afspraken in aanvulling op het gestelde van deze verordening kunnen worden vastgelegd. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder ontrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, wordt de ontrekkingsvergunning, met in achtneming van de regelgeving en bepalingen van de bouwverordening, in ieder geval verleend, indien:
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1 te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
3.Burgemeester en wethouders beslissen op aanvraag van een splitsingsvergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 16 weken verdagen in verband met het maken van puntentellingen als bedoeld in het Besluit huurprijzen woonruimte en/of het uitvoeren van een nadere technische inspectie van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Zij zenden een afschrift van het verdagingsbesluit aan de aanvrager en bewoners van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft.Uitzondering hierop zijn aanvragen betreffende monumenten. Hiervoor zijn van toepassing de termijnen zoals gesteld in de monumentenwet 1988. Burgemeester en wethouders doen van de intrekking van een aanvraag van een splitsingsvergunning schriftelijk mededeling aan de bewoners van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of een gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of een gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien;
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.
Hoofdstuk 4 Verdeling van standplaatsen van woonwagens
Artikel 4.2.3 Overgangsregeling
Na intrekking van de Woonwagenwet is er een overgangstermijn vastgesteld, die geldig is tot 2003, waarbinnen woonwagenbewoners voorrang kunnen krijgen bij toewijzing van een standplaats. Deze in paragraaf 2, artikel 2, lid 3 van de wet genoemde vrijwillige voorrangsregeling wordt niet verlengd na 1 januari 2003, maar gemeenten hebben de mogelijkheid hierna hun eigen invulling te geven aan het voorrangsbeleid. Voor de gemeente Brielle geldt:
De standplaats wordt toegewezen aan een aanvrager wiens naam boven aan de lijst staat, op voorwaarde dat die kandidaten op de in artikel 4.2.3 bedoelde overgangsregeling voorgaan boven de kandidaten op de in artikel 4.2.2 genoemde wachtlijst met de voorwaarde dat kandidaten in artikel 4.2.3 de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte.
Artikel 5.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen, tenzij met deze instellingen een overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.8.1, en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van woonruimteverdeling werkzaam zijn
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Brielle in de openbare vergadering van 13 april 2004.
de griffier, de voorzitter,
J.J.H. Verloop mw. G.W.M. van Viegen
Bijlage 1 van de Huisvestingsverordening Brielle 2004 Onderdeel: rangorde woningzoekenden.Burgemeester en wethouders stellen aan de hand van onderstaande criteria het aantal punten voor iedere ingeschreven woningzoekende vast:
Bijlage 2 van de Huisvestingsverordening Brielle 2004 Onderdeel: huur-inkomstentabel (prijspeil: 1 juli 2003).Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks deze tabel vast op grond van de aangepaste huur-inkomenstabel van de stadsregio Rotterdam.
Bijlage 3 van de Huisvestingsverordening Brielle 2004. Onderdeel: urgentiegronden.Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking, indien hij of zij aan alle voorwaarden voldoet die bij één van onderstaande urgentiegronden worden genoemd.
2. Onbewoonbaarheid van de woonruimte
de woonruimte is formeel onbewoonbaar verklaard op grond van artikel 29 van de Woningwet, of de woonruimte is feitelijk onbewoonbaar, hetgeen blijkt uit een verklaring van de gemeente gericht aan de urgentiebepalende instantie, of de woonruimte is t.g.v. een calamiteit feitelijk onbewoonbaar en is niet binnen drie maanden te herstellen. Hierbij kan van de onder a) bedoelde jaareis worden afgeweken;
1. er is door de met de uitvoering van de nieuwe Algemene Bijstandswet belaste instantie een woonkostentoeslag met verhuisverplichting toegekend, of2. het huishouden houdt in de huidige zelfstandige woonruimte, na aftrek van de woonlasten, minder dan de helft van de voor dat huishouden geldende nettobijstandsnorm over èn de huurprijs van de woonruimte (wanneer het een huurwoning betreft) ligt boven de voor het desbetreffende huishouden geldendeaftoppingsgrens volgens de Huursubsidiewet. Onder woonlasten wordt in dit verband verstaan: huurprijs, servicekosten, reinigingsrechten, energierekening, rekening voor waterleverantie, OZB, bijdrage WE, opstalverzekering, water-schaps- en polderlasten, aflossing hypotheek en 2/3 van de hypotheekrente;
5. Afhankelijkheid van instellingen of personen in één van de regio gemeenten
De aanvrager is geen ingezetene van de regio en wil zich in één van de regiogemeenten vestigen, omdat hij afhankelijk is van bepaalde instellingen of personen in één van de regiogemeenten.
e bij afhankelijkheid van een instelling kan als voorbeeld dienen, dat iemand in de nabijheid van een ziekenhuis moet wonen in verband met bijv. nierdialyse. In dergelijke bijzondere omstandigheden kan de medisch adviseur om advies gevraagd worden;
» slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan de afhankelijkheid van personen aanleiding geven tot het toekennen van urgentie. Er dient dan een directe behoefte aan verzorging te bestaan, waarbij de zorgmogelijkheden in de gemeente van herkomst ontbreken;
• ook binnen de regio zelf kan in uitzonderlijke gevallen worden overgegaan tot urgentietoekenning op deze grond;
« werken of studeren in één van de regiogemeenten, dan wel heimwee zijn geen voldoende reden voor het verlenen van een urgentieverklaring.3. Doorstroming uit opvanginstellingen
naar het oordeel van de urgentiebepalende instantie is sprake van een dringend huisvestingsprobleem. De rapportage van het opvangcentrum wordt als een zwaarwegend advies beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat:- de woonruimte is verlaten in verband met ernstig psychisch en/of fysiekgeweld of bedreiging daarmee; terugkeer naar de woonruimte onmogelijk is;- aanvraagster is ingeschreven in de gemeentelijke bevolkingsadministratie van één van de regiogemeenten, of (bij opvang buiten de regio) een direct aan de aanvraag voorafgaand regionaal woonverleden heeft;- opvang plaats vindt in een 24 uurs opvanginstelling;- aanvraagster reeds meer dan 31 dagen in de opvanginstelling verblijft;
De aanvrager verblijft minimaal één jaar in een schippersinternaat in de regio en moet binnen vier maanden het internaat verlaten.
naar het oordeel van de urgentiebepalende instantie is sprake van een dringend huisvestingsprobleem. De rapportage van het woontrainingscentrum wordt als een zwaarwegend advies beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat:- aanvrager vóór het verblijf in het woontrainingscentrum minimaal één jaar aansluitend in de regio gewoond heeft;- aanvrager reeds minimaal 9 maanden in het woontrainingscentrum verblijft;- aanvrager binnen 4 maanden het woontrainingscentrum moet verlaten;
indien de aanvrager in een woontrainingscentrum in één van de regiogemeenten verblijft, maar daarvóór niet minimaal een jaar in de regio heeft gewoond, kan niettemin een urgentieverklaring afgegeven worden, indien terugkeer naar de gemeente van herkomst niet tot de mogelijkheden behoort en aan de overige voorwaarden wordt voldaan.
7. ResocialisatieNaar het oordeel van de urgentiebepalende instantie is sprake van een dringend huisvestingsprobleem. De rapportage van de desbetreffende hulpverleningsinstelling wordt als een zwaarwegend advies beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat:
bij ex-gedetineerden:gevangenisstraf van minstens één jaar;voorafgaand aan de gevangenisstraf minstens één jaar een regionaal woonverleden in een zelfstandige woonruimte die door de gevangenisstraf verloren is gegaan. Het verloren gaan van de woonruimte moet niet-verwijtbaar zijn (de met de uitvoering van de Nieuwe algemene bijstandswet belaste instantie betaalt op verzoek van gedetineerden de huur maximaal één jaar door); aanvrager is 27 jaar of ouder en kan niet terug naar het vroegere woonadres;er kunnen zwaarwegende argumenten zijn om geen urgentieverklaring te verstrekken;de urgentieaanvraag moet binnen een maand nadat de detentie is afgelopen zijn ingediend, bij ex-psychiatrische patiënten:opname in psychiatrische Instelling van minimaal een jaar; aanvrager heeft voor het verblijf In de instelling minimaal een jaar aansluitend in de regio gewoond; 'het ontbreekt aan zelfstandige woonruimte en aanvrager heeft voor de opname zelfstandig gewoond of er is een contra-indicatie v.w.b. terugkeer naar eerder inwoonadres.
Bijlage 4 van de Huisvestingsverordening Brielie 2004 Onderdeel: toelichting op de wijziging huisvestingsvergunning.
InleidingDe gemeente heeft de bevoegdheid zelf te bepalen voor welke woningen een huisvestingsvergunning vereist is. Een en ander binnen de kaders van de Huisvestingswet.Het doel hierbij is om te komen tot een doelmatige verdeling van de woonruimte.De koopsector en de particuliere huursector heeft zich de laatste jaren vooral gericht op de "duurdere" koop- en huurwoningen.Voor zover wij weten is er binnen Brielie nooit gebruik gemaakt van de mogelijkheid vrijkomende particuliere huurwoningen op te eisen voor de huisvesting van bijvoorbeeld urgent woningzoekenden. Hiermee samenhangend is nooit een actief opsporingsbeleid in de particuliere sector gestart. De aandacht van de woonruimteverdeling heeft zich door de jaren heen geconcentreerd op de sociale huursector ofwel de huurwoningen in gemeentelijk eigendom.
Sociale huursector.Binnen Brielie worden de woningen in de sociale huursector verdeeld via het zogenaamde distributiemodel. Hierbij wordt een kandidaat na toetsing van de criteria een woning toegewezen en daarbij wordt automatisch de huisvestingsvergunning verleend. De toewijzing (verdeling) vindt dus getoetst en gecontroleerd plaats. De huisvestingsvergunning heeft alszodanig hierbij geen meerwaarde. Met andere grote sociale verhuurders kunnen door de gemeente Brielie op basis van de huisvestingsverordening aparte overeenkomsten en/of prestatieafspraken worden afgesloten.
In de huisvestingsverordening is geregeld dat overeenkomstig het bepaalde een eigenaar van een woonruimte zonder toestemming van de gemeente geen woonruimte in gebruik mag geven.
Koopsector/particuliere huursectorFormeel blijft het mogelijk in de koopsector een huisvestingsvergunning te eisen tot de bovengrens van de Wet bevordering eigenwoningbezit.De particuliere huursector vervult binnen Brielie in het kader van de woonruimteverdeling voor urgenten, senioren, lagere inkomens etc. een beperkte rol.Er is niet direct aanleiding om in deze sectoren ten behoeve van de woonruimteverdeling een huisvestingvergunning te blijven eisen.Het hebben van een vergunningenstelsel houdt tevens in het hebben van een handhavingregime, echter met een gering rendement.Gevraagde beslissing:De huisvestingsvergunning te laten vervallen.