Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Zaanstad 2008 |
Citeertitel | Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Zaanstad 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
Verordening individuele voorzieningen in het kader van de WMO
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-01-2008 | 01-01-2008 | 01-01-2009 | nieuwe regeling | 18-12-2007 Gemeenteblad 2008 nr. 2 | Geen |
Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording
De controle over de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 25% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel, besparingsbedrag en klanttarief collectief vervoer
Artikel 2. Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel bij hulp bij het huishouden
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijk inkomen meer bedraagt dan € 21.002 het bedrag van € 24,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk inkomen en € 21.002;
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijk inkomen meer bedraagt dan € 19.759 het bedrag van € 24,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk inkomen en € 19.759.
Als een voorziening mede een algemeen gebruikelijke voorziening inhoudt, wordt van de aanvrager een besparingsbedrag als eigen inbreng gevraagd. Hierbij geldt dat de eigen inbreng voor een aangepaste fiets of een scootmobiel boven 12 km/uur € 300,- bedraagt;
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.
Elke individuele budgethouder hulp bij het huishouden kan gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale verzekeringsbank (Svb) inzake modelovereenkomsten en informatievoorziening. Er kan aanspraak gedaan worden op salarisadministratie bij volledig werkgeverschap. Elke budgethouder is via de Svb collectief verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand.
Budgethouders kunnen alleen tegen vergoeding gebruik maken van dienstverlening inzake loondoorbetaling bij ziekte of Arbo-dienstverlening.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.
De netto inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen (inclusief de financiële tegemoetkomingen zoals benoemd in artikel 9)en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de verordening Individuele voorzieningen, bedraagt 120% van het verzamelinkomen.
In aanvulling op het Wvg-vervoer kan op declaratiebasis ook een bijdrage in de kosten van de ritten van het Wvg-vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland worden verstrekt tot en met 5 vervoerszones vanaf het woonadres van de gehandicapte. Hiervoor geldt dat het commerciële tarief van een Wvg-ritzone wordt verminderd met het bedrag van de Wvg-ritzone binnen de regio. Deze financiële tegemoetkoming is een gemaximeerde vergoeding ter hoogte van € 200,-. Deze regeling vervalt vanaf 1 maart 2008.
De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 1250,- indien de aanvrager geïndiceerd is voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.
Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 30 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door burgemeester en wethouders aangepast worden conform de ontwikkelingen van de materiele consumptie index, die voor de gemeentelijke begroting wordt gehanteerd. Uitzondering hierop vormen de bedragen voor de eigenbijdragen zoals genoemd in de Algemene Maatregel van Bestuur, behorende bij de Wmo. Deze bedragen worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.
BIJLAGE 1: Maximale financiële tegemoetkoming van de kosten van onderhoud en keuring van woonvoorzieningen
* de prijs van de startkeuring is bij de nieuwprijs inbegrepen
** balansliften worden niet meer gemaakt en er is derhalve geen startkeuring
Onderhoudskosten woonvoorzieningen
Er is een maximale toeslag van 50% op bovenvermelde bedragen als: de installatie buiten de woning is geplaatst, er meer dan 1 verdieping wordt overbrugd en als er elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk wegklapbare raildelen.
Productgroep 1;Handbewogen rolstoelen
Subproductgroep 1.a. ;Duwwandelwagen incidenteel / kortdurend
Subproductgroep 1.b. ;Rolstoel permanentgebruik, vast frame
Ropox actieve Sta op Lift 20050
Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zaanstad 2008
De systematiek van de verordening individuele voorzieningen is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toets plaatsvindt en geen eigen bijdrage wordt gevraagd.
Bij alle andere voorzieningen geldt dat een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden:
De bedragen uit dit besluit die betrekking hebben op de Wvg-voorzieningen zijn overgenomen uit het besluit financiële tegemoetkoming gehandicapten, dat in maart 2005 voor het laatst is gewijzigd. Wel zijn de bedragen voor de tegemoetkomingen in de vervoerskosten jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 1. Regels rond verstrekking:
Het kan hierbij gaan, op individuele gronden beoordeeld, om mensen met een ernstige verslaving of wilsonbekwaamheid die geen zaakwaarnemer hebben, en mensen die schulden hebben waarbij een persoonsgebonden budget kan worden opgeëist door schuldeisers. Ook wanneer eerder is gebleken dat belanghebbende niet goed kan omgaan met een persoonsgebonden budget, wordt deze niet verstrekt.
Wanneer een goedkopere (maar wel adequate) voorziening dan de geïndiceerde voorziening is aangeschaft door de budgethouder, bijvoorbeeld een occasion, wordt alleen het bestede bedrag vergoed. De termijn waarop de budgethouder geacht wordt van de voorziening gebruik te maken, kan worden aangepast indien de aangeschafte voorziening niet nieuw is.
In geval van hulp bij het huishouden worden alleen die uren vergoed die ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Wanneer teveel voorschot is betaald, vindt verrekening plaats met de volgende voorschotperiode. Bij beëindiging van de indicatie dient het teveel betaalde bedrag aan de gemeente te worden terugbetaald.
Artikel 2: omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij hulp bij het huishouden
Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.
Voor de Wvg-voorzieningen wordt, net als i 2007 nog geen eigen bijdrage geheven.
Er is gekozen voor het opleggen van een eigen bijdrage van 15% van het meerinkomen ten opzichte van het genoemde norminkomen. Onder dit norminkomen is deze eigen bijdrage maximaal € 215,80 per jaar (=13 perioden x € 16,60) voor een alleenstaande en € 309,40 (=13 perioden x € 23,80) voor gehuwde personen. De eigen bijdrage mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de verstrekte voorziening.
Van personen jonger dan 18 jaar mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage gevraagd
Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van een driewielfiets, een scootmobiel of een ander soort fietsvoorziening, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van deze besparingsbijdrage. Het bedrag voor een redelijk eenvoudige, kwalitatief goede fiets is door het college gesteld op € 300,-.
Voor een scootmobiel van boven de12 km/uur geldt ook een besparingsbijdrage van € 300,-.
Artikel 4: klanttarief collectief vervoer
In artikel 4 worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer. Het collectief vervoer is aanbesteed en per 1 maart 2008 gaan 2 andere vervoerders rijden.
Alleen in geval van eenmalige belangrijke gebeurtenissen in de privé-sfeer kan er gebruik gemaakt worden van een prioritaire rit. Dit zijn bijvoorbeeld inzegening huwelijk, begrafenis of examen.
Artikel 5: vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Dit artikel geeft aan hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.
De gemeente Zaanstad gebruikt bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget de klassen zoals ook in de AWBZ gehanteerd worden. Het bedrag wordt dan gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigd met het uurbedrag dat 100% is van het uurbedrag zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. Wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid van klasse 7 dan wordt per uur het bedrag vergoed gelijk aan het bedrag van klasse 1.
Het gemiddelde tarief per categorie hulp is als uitgangspunt genomen: voor HBH1 wordt een uurbedrag gehanteerd van € 17,42 voor HBH2 € 22,74 en voor HBH3 € 25,92. (CPI oktober tot oktober 1,6%)
Omdat de bedragen van de klassen 1 tot en met 3 niet zo hoog zijn, zullen deze 1x per jaar bij voorschot worden betaald aan de budgethouder. De klassen 4 en hoger worden 2x per jaar bij voorschot betaald aan de budgethouder. De voorschotten zullen in januari en in juli worden overgemaakt. Wanneer de indicatie voor hulp bij het huishouden (klasse 4) b.v. op 1 april wordt gesteld, zal een bedrag worden bevoorschot tot 1 juli. Daarna zal steeds een halfjaar worden bevoorschot.
Niet alle lokale aanbieders voor hulp bij het huishouden zijn gecontracteerd. Wel bestaat de situatie dat vanuit een verzorgingshuis hulp wordt verleend in de omliggende aanleunwoningen. Deze situatie kan voortgezet worden als de geïndiceerde gebruik maakt van een Pgb. Omdat het vaak gaat om oude mensen voor wie het niet eenvoudig is het Pgb te beheren en te verantwoorden, wordt de mogelijkheid geboden van een collectief Pgb. Het verzorgingshuis levert de hulp aan een groep mensen in een aanleunwoning en dit wordt gefinancierd vanuit budgetten die voor de geïndiceerde beschikbaar zijn. Om het administratief makkelijk te maken, wordt het verzorgingshuis aangewezen om het Pgb te ontvangen, te beheren en te verantwoorden. Ook kan het Pgb door een niet gecontracteerde thuiszorgorganisatie of een particulier worden beheerd.
Het Pgb-servicecentrum van de Sociale verzekeringsbank biedt ondersteuning aan budgethouders hulp bij het huishouden. Een individuele budgethouder kan zelf geen overeenkomst aangaan, dit kan alleen de gemeente. De Gemeente Zaanstad is een overeenkomst aangegaan. Een budgethouder kan ondersteuning krijgen voor module 1 (= informatievoorziening op arbeidsrechtelijk terrein, modelovereenkomsten en collectieve verzekeringen en voorzieningen) en module 2
Voor module 3 (loondoorbetaling bij ziekte en Arbo-dienstverlening) wordt een vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten aan de klant gevraagd.
Artikel 6, lid 1 regelt hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het gaat daarbij om het bedrag van de goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de Beleidsregels individuele voorzieningen.
Artikel 6, lid 2 geeft aan dat bij verkoop van een aangepaste woning binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Artikel 6, lid 3 en 5 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding, woningsanering en onderhoud en reparatie van woningaanpassingen.
Artikel 7 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor een individuele vervoersvoorziening. Hierbij zal het gaan om b.v. een driewielfiets of scootmobiel. Uitgegaan wordt, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is, kan verhoging plaatsvinden met een bedrag dat noodzakelijk is voor onderhoud en reparatie. Voor voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt, wordt aan de leverancier maandelijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatie betaald. Eenzelfde bedrag zal verstrekt worden aan personen die de voorziening in de vorm van een Pgb wensen te ontvangen. Dit bedrag zal jaarlijks bij voorschot worden verstrekt aan de bugethouder.
Vaststelling van de hoogte van het Pgb zal geschieden op basis van het plan van eisen ten aanzien van de voorziening.
Artikel 8 legt vast vanaf welke grens de auto en vergelijkbare voorzieningen algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen. De Algemene Maatregel van Bestuur spreekt evenwel niet meer over het norminkomen maar hanteert 120% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum.
Artikel 9 legt een aantal bedragen vast voor autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de rolstoeltaxikostenvergoeding. In de Beleidsregels individuele voorzieningen wordt vastgelegd wat de voorwaarden voor verstrekking zijn.
Artikel 10 legt de bedragen vast voor een autoaanpassing. Deze bedragen zijn overgenomen uit het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten.
Artikel 11 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor een rolstoel. Uitgegaan wordt, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is, kan verhoging plaatsvinden met een bedrag dat noodzakelijk is voor onderhoud en reparatie. Voor rolstoelen die de gemeente in natura verstrekt, wordt aan de leverancier maandelijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatie betaald. Eenzelfde bedrag zal verstrekt worden aan personen die de voorziening in de vorm van een Pgb wensen te ontvangen. Dit bedrag zal jaarlijks bij voorschot worden verstrekt aan de budgethouder.
Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft, zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het Pgb bij rolstoelen plaats per rolstoel op basis van het vastgestelde plan van eisen waaraan deze voorziening moet voldoen.
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg, voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een forfaitair bedrag . Dit bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 3 jaar. Na deze 3 jaar kan opnieuw een sportrolstoel worden aangevraagd. Het bedrag van € 2.478, dat geldt in 2006 wordt naar boven bijgesteld naar € 2.500 voor 2007 en 2008.
Artikel 30 van de verordening bepaalt dat in het Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen, besluit kan nemen.
In de verordening individuele voorzieningen heeft het college bepaald dat de bedragen in dit besluit jaarlijks aangepast kunnen worden conform de ontwikkeling van de materiele consumptie index. Deze index wordt ook voor de gemeentelijke begroting gehanteerd. De bedragen voor eigen bijdragen zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur zijn gesteld, dienen jaarlijks gewijzigd te worden aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.