Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaat en beleidsregels/gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen drugsoverlast venlo-centrum |
Citeertitel | Mandaat en beleidsregels/gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen drugsoverlast venlo-centrum |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Met ingang van 13 mei 2010 vervalt het eerder genomen besluit van de burgemeester d.d. 21 maart 2006, in werking getreden op 30 maart 2006
Algemene plaatselijke verordening Venlo / APV Venlo
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-05-2010 | 28-06-2012 | nieuwe regeling | 03-05-2010 E3-journaal, 12-05-2010 |
overwegende dat in de Algemene plaatselijke verordening Venlo de grondslag voor het opleggen van een verblijfsontzegging aan personen in verband met de door hen veroorzaakte drugsoverlast is opgenomen;
dat de burgemeester ingevolge artikel 2:85 van de Algemene plaatselijke verordening Venlo bevoegd is om aan personen een verbod op te leggen om zich gedurende een in dat verbod genoemde tijdvak te bevinden in door hem aangewezen gebied;
dat hij de uitoefening van deze bevoegdheid onder strikte voorwaarden wenst te mandateren aan ambtenaren van politie;
dat zowel politie als justitie kunnen instemmen met de wijze waarop de bevoegdheid tot het opleggen van verblijfsontzeggingen wordt uitgeoefend;
dat hij met de vaststelling van de gebruiksinstructie tevens de beleidsregels met betrekking tot hem op grond van artikel 2:85 van de Algemene plaatselijke verordening Venlo toekomende bevoegdheid wenst vast te stellen;
de bevoegdheid tot het opleggen van een verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2:85 van de Algemene plaatselijke verordening Venlo, onder gelijktijdige intrekking van het mandaatbesluit van 21 maart 2006, te mandateren aan de volgende ambtenaren van politie:
Beleidsregels / gebruiksinstructie verblijfsontzeggingen
Als gebied, waar het personen, aan wie overeenkomstig deze beleidsregels / instructie een verblijfsverbod wordt opgelegd, verboden is te verblijven wordt aangewezen:
Het gebied begrensd door Sloterbeekstraat, Antoniusstraat, Emmastraat, Hendrikxstraat, Tegelseweg, Walstraat, Hamelstraat, verlengde Hamelstraat tot Professor Gelissensingel, Professor Gelissensingel, Prinsessesingel, Havenkade (met inbegrip van Oude Haven en Kop van de Weerd), Maaskade (met inbegrip van de Maasoever en Lage Loswal), St. Urbanusweg (met inbegrip van de Maasoever), Dr. Blumenkampstraat, Hogeweg, Bisschop Schrijnenstraat, Molenstraat, Krefeldseweg, Hertog Reinoudsingel, Groenveldsingel, Kaldenkerkerweg, Stationsplein, Koninginneplein, Koninginnesingel en Roermondsepoort, met inbegrip van deze wegen, voor zover grenzend aan het aangewezen gebied.
Op de bij deze beleidsregels / instructie behorende bijlage is het gebied op een plattegrond aangegeven.
II. Voorwaarden individuele verblijfsontzeggingen
De geadresseerde, zijnde de overlastveroorzaker, moet bij de politie bekend zijn als dealer, runner en/of gebruiker van verdovende middelen (zowel hard- als softdrugs) als bedoeld in de Opiumwet. Dit ‘bekend zijn’ kan blijken uit een opgemaakt proces-verbaal i.v.m. overtredingen van de Opiumwet en/of Algemene plaatselijke verordening Venlo. Dit ‘bekend zijn’ kan ook blijken uit persoonlijke waarnemingen van een politiefunctionaris. In het laatste geval wordt bij een voorgenomen oplegging van een verblijfsontzegging een rapport van deze waarneming opgemaakt.
Het criterium van ‘bekend zijn bij de politie’ is een goed hanteerbaar criterium als het gaat om de identificatie van overlast veroorzakende individuen. De politie is in staat diverse persoonlijke ervaringen met het gedrag van de betrokkenen in de identificatie te betrekken. Deze bekendheid blijkt formeel uit o.a. aanhoudingen bij drugspanden, uit verklaringen die zijn afgelegd tegen dealers en opgemaakte processen-verbaal.
Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven moet worden, kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt daarmede bij het opleggen van de verblijfsontzegging rekening gehouden, in die zin dat het verbod om in het gebied te verblijven niet geldt voor zover de aanwezigheid in het gebied een relatie heeft met het aangegeven zwaarwegende belang. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het kan daarbij alleen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, te weten indien betrokkene in het gebied zijn woning heeft, zijn werk of beroep uitoefent of hulpverlenende instanties bezoekt. Zo'n aangevoerd belang zal telkens op zijn inhoud beoordeeld worden.
III. Strafbare en/of openbare orde verstorende handelingen
Bij de volgende geconstateerde strafbare feiten dan wel openbare orde verstorende handelingen wordt een verblijfsontzegging gegeven:
alle gedragingen als omschreven in Hoofdstuk 2, Afdeling 14 Drugsoverlast van de Algemene plaatselijke verordening Venlo alsmede overtreding van de verblijfsontzegging (artikel 2:85, lid 5, van de Algemene plaatselijke verordening Venlo):
Genoemde strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het desbetreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. Het is niet doorslaggevend of de feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie met de openbare orde zijn. Zo kan het betreden van een gesloten woning wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging.
IV. Geldigheidsduur van de verblijfsontzegging
Indien een persoon, met in achtneming van de bepalingen van deze beleidsregels / gebruiksinstructie, zich binnen een periode van een jaar na een eerdere aan hem opgelegde verblijfsontzegging zich wederom schuldig maakt aan de gedragingen als bedoeld onder III wordt een verblijfsontzegging opgelegd voor de duur van 14 dagen.
In deze situatie kan worden geconcludeerd dat betrokkene er een openbare orde verstorend Ieefpatroon op na houdt, waarin deze gedragingen meer dan incidenteel voorkomen; derhalve wordt de openbare orde in een relatief kort tijdsbestek zo vaak verstoord dat een verblijfsontzegging voor langere duur geboden en gerechtvaardigd is.
Indien een persoon, met in achtneming van de bepalingen van deze beleidsregels / gebruiksinstructie, zich binnen een periode van een jaar na een eerdere aan hem opgelegde verblijfsontzegging zich wederom schuldig maakt aan de gedragingen als bedoeld onder III wordt een verblijfsontzegging opgelegd voor de duur van vier weken.
Indien een persoon, met in achtneming van de bepalingen van deze beleidsregels / gebruiksinstructie, in strijd met een tegen hem uitgevaardigde verblijfsontzegging, zonder aantoonbaar redelijk belang in het betreffende gebied wordt aangetroffen en tegen hem een nieuwe verblijfsontzegging wordt uitgevaardigd, gaat deze nieuwe verblijfsontzegging pas in op de datum en tijd waarop eerdere verblijfsontzegging eindigen, met dien verstande dat opvolgende verblijfsontzeggingen niet mogen leiden tot een aaneensluitende periode van meer dan acht weken.
De hierboven beschreven verblijfsontzeggingen zijn tevens bedoeld als preventieve maatregelen ter vermijding van verdergaande verstoringen van de openbare orde. Het hardnekkig negeren van de verblijfsontzegging duidt er namelijk op dat de kans op herhaling van ordeverstorend gedrag in de toekomst aanwezig is.