Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Venlo

Maatschappelijke regeling regio Limburg Noord

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Venlo
Officiële naam regelingMaatschappelijke regeling regio Limburg Noord
CiteertitelMaatschappelijke regeling regio Limburg Noord
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet gemeenschappelijke regelingen 
  2. Wet Ambulancevervoer 
  3. Brandweerwet 1985 
  4. Wet voorzieningen gehandicapten

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-2008

02-07-2008

Onbekend

22-01-200102-07-2008nieuwe regeling

21-02-2001

E3-journaal, 07-10-2001

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1
  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Limburg Noord;

    • b.

      de regio: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2.1 van de regeling;

    • c.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten in de provincie Limburg;

    • d.

      gemeente: een aan deze regeling deelnemende gemeente;

    • e.

      college burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente;

    • f.

      gemeenteraad: de raad van een deelnemende gemeente;

    • g.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • h.

      portefeuillehoudersoverleg: overleg van leden van de colleges van burgemeester en wethouder die eenzelfde portefeuille bekleden;

    • i.

      bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet.

  • 2.

    Waar in de regeling artikelen van de gemeentewet of enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester en de secretaris, onderscheidenlijk de regio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de secretaris.

Hoofdstuk 2 Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

Artikel 2
  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend, genaamd: “Regio Limburg Noord”. Het is gevestigd te Venlo.

  • 2.

    Het rechtsgebied van de regio omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3

Het bestuur van de regio bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 3 Het doel en de taak van de regio

Artikel 4
  • 1.

    De regio geeft vorm en inhoud aan intergemeentelijke samenwerking op de schaal van Noord- en Midden-Limburg (Limburg Noord) en heeft ten doel:

    • a.

      de behartiging van die taken die door wet- en regelgeving aan gemeenten zijn toegekend op het gebied van hulpverlening bij rampen en ongevallen en waarvoor samenwerking tussen de gemeenten op de schaal van de regio wordt vereist;

    • b.

      de behartiging van die taken die door de wet- en regelgeving aan gemeenten zijn toegekend op het gebied van de collectieve preventie volksgezondheid en maatschappelijke zorg en waarvoor samenwerking tussen gemeenten op de schaal van de regio uit het oogpunt van verhoging van efficiency en effectiviteit wordt vereist;

    • c.

      het door de deelnemende gemeenten desgevraagd behartigen van belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de regionale ontwikkeling en -promotie, mede gelet op landelijke, (inter)regionale en Euregionale ontwikkelingen;

    • d.

      het bieden van een organisatie waarbinnen overleg, afstemming en/of uitvoering ten aanzien van de gemeentelijke belangen op nader te bepalen terreinen kunnen worden gefaciliteerd dan wel geïnitieerd binnen door de deelnemende gemeenten vastgestelde kader, hetzij op de schaal van de regio, hetzij op kleinere schaal indien dit meer in overeenstemming is met het te behartigen belang.

  • 2.

    De taken in het voorgaande lid aangeduid onder a t/m d, zullen worden verricht zodra de gemeenten een besluit genomen hebben, voorzover ze die taken en de daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij de regio hebben neergelegd.

Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur

Artikel 5 De samenstelling
  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden door de raden van de gemeenten uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, benoemd.

  • 2.

    Iedere gemeente benoemt één lid in het algemeen bestuur, met dien verstande dat de gemeente, wier lid voorzitter van het algemeen bestuur wordt benoemd, een tweede lid in het algemeen bestuur benoemt.

  • 3.

    Voor het door hen benoemd lid benoemen de gemeenteraden een plaatsvervangend lid.

Bepalingen van de regeling, geldend voor de leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden. Het plaatsvervangend lidmaatschap biedt geen mogelijkheid tot vervanging van het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur

Artikel 6

Het zijn van ambtenaar in dienst van de regio is onverenigbaar met het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

Artikel 7
  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar.

  • 2.

    Zij treden af met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 3.

    De gemeenteraden benoemen zo spoedig mogelijk na de aanvang van de nieuwe zittingsperiode van de raad opnieuw de leden van het algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw worden benoemd.

  • Binnen

    twee maanden na aanvang van die zittingsperiode komt het Algemeen Bestuur in zijn nieuwe samenstelling in vergadering bijeen. Deze vergadering wordt geleid door degene die tot dat moment als voorzitter van de regio heeft gefungeerd. Bij afwezigheid van deze laatste wordt deze vergadering voorgezeten door het oudste lid in jaren.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur, aftreden ingevolge het bepaalde in het tweede lid, blijven als zodanig fungeren, totdat de in het derde lid bedoelde benoemingen zullen hebben plaatsgehad. In vergaderingen van het algemeen bestuur, onder deze omstandigheden gehouden, kunnen geen besluiten genomen worden over onderwerpen bedoeld in artikel 11, tweede lid.

  • 5.

    Verlies van de kwaliteit op grond waarvan men lid van het algemeen bestuur is, doet het lidmaatschap van dat bestuur van rechtswege ophouden.

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur die een gemeente vertegenwoordigen, welke niet deelneemt aan een bepaalde taak genoemd in artikel 4 sub d, nemen ook niet deel aan de besluitvorming c.q. stemming ten aanzien van die taak.

  • 7.

    De voorzitter van het algemeen bestuur heeft geen stemrecht.

Artikel 8
  • 1.

    Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant wordt, benoemt de raad van de betrokken gemeente ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden, een nieuw lid.

  • 2.

    Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 9
  • 1.

    Aan een lid van het algemeen bestuur kan door de gemeenteraad die hem heeft benoemd, ontslag worden verleend indien deze het vertrouwen van die gemeenteraad niet meer bezit.

  • 2.

    De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 De bevoegdheden

Aan het algemeen bestuur behoren, binnen het kader van deze regeling, alle bevoegdheden die niet expliciet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of andere organen zijn opgedragen.

Artikel 11 De werkwijze
  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht of tenminste een/vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur dit schriftelijk onder opgaaf van redenen verzoekt.

  • 2.

    In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd, noch een besluit genomen over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen;

    • c.

      de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur en van een bestuurscommissie;

    • d.

      het toetreden tot deze regeling overeenkomstig artikel 33;

    • e.

      het wijzigen van deze regeling overeenkomstig artikel 35;

    • f.

      het uittreden uit deze regeling overeenkomstig artikel 34.

Artikel 12
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergadering een reglement van orde vast.

  • 2.

    In het reglement van orde kunnen ook regels worden gegeven omtrent het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten.

Artikel 13 Inlichtingen en verantwoording
  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de gemeenteraad die hem heeft aangewezen de door een of meer leden van die raad verlangde inlichtingen.

  • 2.

    Verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend.

  • 3.

    Indien het verstrekken van de gevraagde inlichtingen in strijd is met het openbaar belang, wordt de verzoeker hiervan in kennis gesteld onder vermelding van de bezwaren.

  • 4.

    Bestaan de in het derde lid bedoelde bezwaren niet dan is het lid van het algemeen bestuur de inlichtingen zo spoedig mogelijk te verstrekken, een en ander op dezelfde wijze als in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende gemeenteraad is voorzien ten aanzien van het verstrekken van inlichtingen.

  • 5.

    Het lid van het algemeen bestuur tot wie het verzoek om inlichtingen is gericht draagt er zorg voor dat het verzoek, alsmede het antwoord of de kennisgeving, bedoeld in het derde lid, ter kennis wordt gebracht van de gemeenteraad die hem heeft aangewezen.

Artikel 14
  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de gemeenteraad die hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 2.

    Aan de in het eerste bedoelde verplichting wordt op dezelfde wijze voldaan als in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende gemeenteraad ten aanzien van het afleggen van verantwoording door de burgemeester en door de leden van het college van burgemeester en wethouders is voorzien.

Hoofdstuk 5 Het dagelijk bestuur

Artikel 15 De samenstelling
  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en 8 leden, door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 2.

    Bij de benoeming van de voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur neemt het algemeen bestuur een redelijke spreiding over de regio in acht.

Artikel 16
  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van het dagelijks bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur afloopt.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur, aftredend als lid van het algemeen bestuur ingevolge het bepaalde in artikel 7, tweede lid, blijven als zodanig fungeren totdat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde benoemingen zullen hebben plaatsgehad. Ten aanzien van vergaderingen onder deze omstandigheden gehouden, leidt het bepaalde in artikel 56, eerste lid, van de Gemeentewet uitzondering.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt benoemt het algemeen bestuur een nieuw lid.

  • 5.

    Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur dan zal het algemeen bestuur benoemen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur weer is bezet.

  • 6.

    In afwijking van het voorgaande lid kan het algemeen bestuur tot benoeming van een nieuw lid van het dagelijks bestuur overgaan indien de opengevallen plaats in het algemeen bestuur langer dan drie maanden vacant is gebleven.

  • 7.

    Hij die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 17 De werkwijze
  • 1.

    Het dagelijks bestuur besluit in zijn eerste vergadering tot verdeling van de portefeuilles.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 3.

    De artikelen 56, 57, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 De bevoegdheden
  • 1.

    Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het beheer van de activa en passiva van de regio;

    • d.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor het geldelijk beheer en de boekhouding alsmede de controle daarop;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • f.

      het toetsen van de uitoefening van de bevoegdheden van de bestuurscommissies aan criteria van effectiviteit, doelmatigheid en rechtmatigheid;

    • g.

      het benoemen c.q. schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de regio, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 25 en verder voor zover het algemeen bestuur zich de desbetreffende bevoegdheid niet heeft voorbehouden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar de door deze te stellen regelen, de volgende aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit:

    • a.

      het kopen, ruilen of vervreemden, het bezwaren of verpanden van eigendommen van de regio;

    • b.

      het verhuren, verpachten of op enige andere wijze in gebruik geven van regio-eigendommen;

    • c.

      het vaststellen van nadere regels en het aangaan van burgerrechtelijke rechtshandelingen nopen bepaalde in door het algemeen bestuur vastgelegde regelingen en besluiten aangewezen onderwerpen.

Artikel 19 Inlichtingen en verantwoording
  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur en geven hem te dien aanzien alle verlangde inlichtingen, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur treft in het Reglement van Orde, als bedoeld in artikel 12, een nadere regeling met betrekking tot het afleggen van verantwoording en het verstrekken van inlichtingen door het dagelijks bestuur aan het gemeentebestuur.

Artikel 20
  • 1.

    het dagelijks bestuur verschaft aan de raden van de gemeenten de door een of meer leden van die raden verlangde inlichtingen

  • 2.

    Een verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend.

  • 3.

    Indien het verstrekken van de gevraagde inlichtingen in strijd is met het openbaar belang wordt de verzoeker hiervan in kennis gesteld onder vermelding van de bezwaren.

  • 4.

    Bestaan de in het derde lid bedoelde bezwaren niet dan is het dagelijks bestuur gehouden de inlichtingen zo spoedig mogelijk te verstrekken op de wijze zoals dienaangaande is voorzien in het reglement van orde voor de vergaderingen van de gewestraad.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat het verzoek, alsmede het antwoord of de kennisgeving, bedoeld in het derde lid, ter kennis wordt gebracht van de raden van de gemeenten en van het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Artikel 21
  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst uit de leden van het dagelijks bestuur de vice-voorzitter aan.

  • 3.

    Het voorzitterschap is onverenigbaar met de in artikel 68 van de Gemeentewet genoemde functies. De artikelen 46 en 47 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De voorzitter treedt af al voorzitter op de dag waarop de zittingsperiode in het algemeen bestuur afloopt. Na aftreden is hij terstond herkiesbaar.

  • 5.

    De voorzitter, aftredend ingevolge het vierde lid, blijft als zodanig fungeren totdat de verkiezing van een nieuwe voorzitter heeft plaatsgehad.

  • 6.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de in lid 2 van dit artikel genoemde vice-voorzitter.

  • 7.

    De voorzitter als bedoeld in lid 1 is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

Artikel 22
  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. De artikelen 21, 26 en 74 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken.

  • 3.

    Hij tekent de stukken, die van het algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Hoofdstuk 7 Overlegorganen van portefeuillehouders

Artikel 23
  • 1.

    De bestuursorganen van de regio kunnen zich laten adviseren en bijstaan door overlegorganen van gemeentelijke portefeuillehouders.

  • 2.

    De overlegorganen worden voorgezeten door een lid van het dagelijks bestuur en bestaan voorts uit een lid van elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de instelling, de bevoegdheden en de werkwijze van de overlegorganen.

  • 4.

    Bij de regeling van de werkwijze van de overlegorganen treft het algemeen bestuur een zodanige voorziening dat de leden van de overlegorganen voldoende mogelijkheden hebben om intern overleg te voeren over hetgeen hen in de vergaderingen van de overlegorganen ter advisering wordt voorgelegd.

Hoofdstuk 8 Bestuurscommissies

Artikel 24
  • 1.

    Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van de bepalingen van artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bestuurscommissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    De bestuurscommissies worden voorgezeten door een lid van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de bestuurscommissies alsmede het toezicht van het algemeen resp. dagelijks bestuur op de uitoefening van de bevoegdheden van de bestuurscommissie.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een besluit tot instelling van een bestuurscommissie aan de raden van de gemeenten.

  • 5.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de gemeenten.

Hoofdstuk 9 De secretaris

Artikel 25
  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent de benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. De secretaris wordt benoemd uit een door het dagelijks bestuur in te dienen voordracht van tenminste twee personen. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 2.

    De secretaris is het algemeen bestuur, dagelijks bestuur, de voorzitter, de overlegorganen van portefeuillehouders en de bestuurscommissies in alles wat de hun opgedragen taak aangaat behulpzaam.

  • 3.

    Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan mede ondertekend.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

  • 5.

    De secretaris is voorzitter van het managementteam.

Hoofdstuk 10 De rechtspositie van het personeel

Artikel 26
  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en de overige ambtenaren van de regio alsmede van het personeel van de regio, werkzaam op de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie van de secretaris en het overige personeel van de regio.

Hoofdstuk 11 Financiële bepalingen

Artikel 27
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van de regio, alsmede met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden van de regio.

  • 2.

    De artikelen 212, 213 en 214 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28
  • 1.

    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op, voorzien van een toelichting en zendt dit ontwerp uiterlijk op 1 mei van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2.

    De raden van de gemeenten kunnen binnen zes weken na de datum van toezending omtrent de ontwerpbegroting aan het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting en biedt het ontwerp aan het algemeen bestuur ter vaststelling aan.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk op 1 juli van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarvoor deze geldt, vast.

  • 4.

    Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur deze vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten en voorts zo nodig ter kennisneming aan de raden van de gemeenten, die binnen een maand na de datum van toezending schriftelijk aan Gedeputeerde Staten van hun zienswijze kunnen doen blijken, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Het bepaalde in het tweede en vierde lid van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 29

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks uiterlijk op 1 mei de ontwerprekening met betrekking tot het afgelopen boekjaar aan de raden van de gemeenten, vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid, opgemaakt door een door het algemeen bestuur aangewezen deskundige, die niet in dienst van de regio mag zijn.

  • 2.

    De raden van de gemeenten kunnen binnen zes weken na datum van toezending bij het dagelijks bestuur bezwaren indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ontvangen bezwaarschriften bij de ontwerprekening en biedt deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling aan.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde rekening vóór 15 juli toe aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 30
  • 1.

    De geldmiddelen van de regio bestaan uit:

    • a.

      de bijdragen van de samenwerkende gemeenten naar verhouding van de inwonertallen dier gemeenten op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage is bestemd een en ander tot bedragen, als jaarlijks bij de vaststelling van de begroting zullen worden aangegeven;

    • b.

      bijdragen van gemeenten of van derden in de kosten van op verzoek verrichte werkzaamheden, voor zover zulks specifiek te hunnen behoeve geschiedt;

    • c.

      subsidies;

    • d.

      belastingen;

    • e.

      overige inkomsten.

  • 2.

    De bijdragen, bedoeld in het eerste lid, sub a, zijn verschuldigd per 30 juni van het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 3.

    De bijdragen, bedoeld in het eerste lid, sub b, moeten bij voorschot worden betaald, voordat met de werkzaamheden wordt aangevangen en afgerekend zodra de werkzaamheden zullen zijn voltooid.

  • 4.

    Artikel 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 12 Belastingen

Artikel 31

Hoofdstuk 13 Geldleningen

Artikel 32
  • 1.

    In verband met de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4, kan door het algemeen bestuur worden besloten tot het aangaan van geldleningen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot garant staan voor de door derden aangegane kredietfaciliteiten (nakoming betalingsverplichting).

  • 3.

    Bij niet-nakoming van de financiële verplichtingen, voortvloeiende uit de voorgaande leden, worden de deelnemende gemeenten hoofdelijk aangesproken.

Hoofdstuk 14 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 33
  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten kan plaatsvinden wanneer het algemeen bestuur daarin bewilligt bij besluit, vastgesteld met een meerderheid van minstens tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen, tezamen vertegenwoordigd minimaal tweederde van het aantal inwoners van het gewest.

  • 2.

    In een besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid kan de toetreding afhankelijk gesteld worden van het voldoen aan bepaalde voorwaarden door de betrokken gemeente.

  • 3.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot toetreding is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 34
  • 1.

    Een gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van haar organen.

  • 2.

    Behoudens voor wat betreft de taken, bedoeld in artikel 4, lid 1d, vindt uittreding niet eerder plaats dan per 1 januari van het derde jaar volgend op dat waarin het besluit tot uittreding is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en in werking is getreden. Het algemeen bestuur kan afwijking van de hiervoor bedoelde termijn toestaan.

  • 3.

    Voor de taken als bedoeld in artikel 4, lid 1d geldt voor uittreding een termijn van maximaal twee jaar. door het algemeen bestuur kan eerdere uittreding worden toegestaan.

  • 4.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding.

Artikel 35
  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als de raad van een gemeente kan aan het algemeen bestuur voorstellen doen inzake de wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging is tot stand gekomen wanneer de bestuursorganen van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten, tezamen vertegenwoordigend tenminste tweederde van het aantal inwoners van het gewest, daartoe hebben besloten.

Artikel 36
  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer de raden van tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten, tezamen vertegenwoordigend tenminste tweederde van het aantal inwoners van het gewest, daartoe besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. Het behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de financiële gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft. Zo nodig blijven de organen van de regio ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

Artikel 37

Het besluit tot toetreding, wijziging en uittreding wordt ter goedkeuring toegezonden aan Gedeputeerde Staten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente…

Het besluit tot opheffing wordt door voornoemd college ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

Hoofdstuk 15 Archief

Artikel 38
  • 1.

    De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voor zover deze betrekking hebben op de archiefbescheiden van gemeenten, zijn van overeenkomstige toepassing op de regio.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur wijst de functionaris(sen) aan die belast zijn met het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig de regels die hiervoor bij de gemeente Venlo gelden.

  • 4.

    De gemeentearchivaris van de gemeente Venlo oefent overeenkomstig de voor hem vastgestelde regels toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze bescheiden niet zijn overgebracht naar de in het vijfde lid bedoelde archiefbewaarplaats.

  • 5.

    De archiefbescheiden, bedoel in artikel 5, eerste lid van de Archiefwet 1995, worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Venlo.

  • 6.

    Bij opheffing van de Regio worden alle archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Venlo.

Slotbepalingen
Artikel 39
Artikel 40

Deze regeling wordt aangehaald als “Maatschappelijke regeling regio Limburg Noord”.