Organisatie | Ermelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake speelautomatenhallen |
Citeertitel | Verordening speelautomatenhallen van de gemeente Ermelo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Verordening speelautomatenhallen van de gemeente Ermelo van 27 augustus 1987
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-09-1994 | Nieuwe regeling | 22-05-2003 Ermelo's Weekblad | Onbekend |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Indien een overeenkomstig artikel 6, tweede lid in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 3, onder d genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonnen.
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvrage is ingediend binnen 26 weken na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Overtreding van artikel 2 van deze verordening en van de krachtens dit artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
De opsporing van de in artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Artikelsgewijze toelichting Verordening inzake speelautomatenhal
Artikel 1 - Begripsbepalingen.
De in artikel 1 gegeven aanschrijving van "weg" is ruimer dan die van de wegenverkeerswetgeving en omvat met name ook de kampeerplaatsen.
De kampeerplaatsen worden in het bijzonder vermeld, omdat in kantines op campings speelautomaten mogen worden opgesteld, wanneer het inrichtingen betreft in de zin van artikel 30c van de wet. Het
verdient de aandacht, dat de omschrijving van het begrip speelautomaat wordt gegeven in artikel 30 van de wet en alleen duidelijkheidshalve in deze verordening is opgenomen. Deze wettekst is in de herziening van de Wet op de kansspelen (wetsontwerp 16481), gelijkluidend aan de tekst in artikel 1, onder e van deze verordening.
De begrippen behendigheidsautomaat en kansspelautomaat zijn onder het regime van de herziening van de Wet op de kansspelen opgenomen in het Speelautomatenbesluit (Koninklijk Besluit van 24 november 1986). De begripsomschrijving blijft gelijkluidend aan artikel 1, onder d en e van de verordening.
De bevoegdheid die de raad heeft geen speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten door het vaststellen van de onderhavige verordening achterwege te laten, impliceert ook de bevoegdheid het aantal te beperken tot een bepaald maximum.
Tevens wordt in dit artikel ingevolge de Wet op de Kansspelen het maximum aantal speelautomaten dat aanwezig mag zijn vastgesteld.
De ondernemer kan tevens eigenaar en beheerder zijn, maar het is ook mogelijk dat deze hoedanigheden niet samenvallen. De bescheiden die moeten worden overgelegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet.
De onder e bedoelde verklaring kan bijvoorbeeld een huurcontract zijn, waaruit de beschikkingsbevoegdheid blijkt.
Het aangegeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoeld onder a, staat in verband met artikel 21 van het Speelautomatenbesluit. Het staat los van het in artikel 6, derde lid, onder c bepaalde op grond waarvan in de exploitatievergunning beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantal speelautomaten.
In de algemene politieverordeningen is over het algemeen een openings- en sluitingstijdregime opgenomen voor vermakelijkheidsinrichtingen.
Indien dit het geval is, dienen de speelautomatenhallen in verband met vorenstaande bepaling hiervan te worden uitgezonderd.
Het is niet geoorloofd een voorwaarde op te nemen, inhoudende dat voorafgaande aan de aanvrage voor een speelautomatenhalvergunning, beschikt wordt over een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten. Een voorwaarde van die strekking verdraagt zich namelijk niet met artikel 30c, eerste lid, ander c en artikel 30f, eerste lid, onder b van de wet. Het is wel mogelijk beide vergunningaanvragen gelijktijdig in behandeling te nemen. Voorschriften en beperkingen met betrekking tot het aantal en het type speelautomaten zijn niet alleen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. In beginsel kunnen deze voorschriften en beperkingen ook worden gekoppeld aan de exploitatievergunning. Met het oog daarop is onder e in het derde lid opgenomen.
Bij de vaststelling van het aantal toe te laten automaten zal gewicht worden toegekend aan de plaats en de wijze van exploitatie. Zo zal bijvoorbeeld op een camping mogelijk een hal met uitsluitend behendigheidsautomaten rendabel kunnen zijn.
Wil er over het algemeen sprake kunnen zijn van een goed beheer en toezicht dan moet een hal rendabel kunnen exploiteren. Bij de vaststelling van de verhouding tussen behendigheids- en kansspelautomaten zou ook hieraan betekenis kunnen worden toegekend.
Het bepaalde onder a levert een extra weigeringsgrond op, indien in artikel 2 een maximumstelsel is opge-nomen. Zo niet, dan dient onderdeel a te vervallen.
Het vereiste onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.
Verwezen zij voorts naar de toegangseisen die in artikel 21 van het Speelautomatenbesluit zijn gesteld, wanneer in een hal- en kansspel- als behendigheidsautomaten aanwezig zijn.
Het criterium openbare orde wordt niet opgenomen in de verordening voor de exploitatie van speelautomatenhallen. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten.
De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.
De jurisprudentie op artikel 30 van de Wet op de kansspelen geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat. (De navolgende uitspraken zijn samengevat in bijlage 1: ARRS 28 april 1983, Amsterdam; ARRS 21 oktober 1983, Zeist; Besch. Vz. 5 juli 1984, Harlingen; ARRS 16 augustus 1985, ID 1986, nr. 11, blz. 201 Oss).
In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvrage wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een "exclusief" karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.
Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan.
In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheden van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, alsook de mogelijkheid van een anticipatieprocedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50, achtste lid van de Woningwet.
Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsongelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, de mogelijkheid van ontheffing, vrijstelling of anticipatie in overweging te nemen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime.
Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten.
Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het Koninklijk Besluit van 2 januari 1980, AB 1980, 151 mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.
Indien een ondernemer de beheerder verliest, hetzij door overlijden, hetzij door vertrek, behoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake is.
Het verdient aanbeveling schriftelijk mededeling te doen van de constatering, dat niet meer wordt voldaan aan de eisen die aan een beheerder worden gesteld. Daarbij kan er op gewezen worden dat een situatie dreigt waardoor de vergunning kan vervallen.
De vaststelling van de termijnen is arbitrair. Voor de in het tweede lid gestelde termijn zou aansluiting kunnen worden gezocht bij artikel 34, tweede lid van de Drank- en horecawet, waarvoor een soortgelijke situatie een termijn van zes maanden wordt gesteld na het verlies van bedoelde hoedanigheid.
Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen of aan campings die buiten het seizoen gesloten zijn.
Met betrekking tot de in het eerste lid, order d, genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) zij opgemerkt, dat bij gebruikmaking daarvan de motivering aan zware eisen dient te voldoen. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij erop vertrouwen dat een aan hem verleende vergunning normaal gesproken in stand blijft temeer gelet op de financiële consequenties. Het in het tweede lid bepaalde is gelijk aan de procedure in artikel 30f, vierde lid van de wet met betrekking tot intrekking van de Aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten.
Het eerste lid van het onderhavige artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door de degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.
Bij wisseling van ondernemerschap geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.
In artikel 30w, tweede lid van de wet wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend ambtenaren aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van de speelautomatenvergunning worden belast. De in artikel 141 Sv. genoemde ambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 Sv. kunnen met de opsporing van strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij verordening de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd.
Het ligt in de lijn dat aan hen ook het toezicht op de naleving van de speelautomatenhalvergunning wordt opgedragen.
De aandacht wordt er op gevestigd dat deze bepaling moet worden aangepast, wanneer de Algemene wet inzake het binnentreden in werking treedt.
Voor de vestiging en exploitatie van speelautomatenhallen bevatte de wet voor de herziening van de Wet op de kansspelen geen specifieke regeling. De daarvoor verleerde vergunningen worden een basis in artikel 30 (oud) en in diverse gemeenten tevens in bepalingen in de APV dan wel in de overlastverordening .
De overgangsregeling in artikel V van de wet is dan ook niet op de speelautomatenhallen van toepassing, maar betreft, voor zover in het kader van deze verordening van belang:
Op grond van artikel V, tweede lid van de wet gelden vergunningen, gebaseerd op artikel 30 (oud) zolang zij niet zijn vervallen of ingetrokken, als een aanwezigheidsvergunning in de zin van artikel 30b van de wet.
Deze vergunningen zijn op voet van artikel 30 (oud) verlengbaar tot uiterlijk 2 jaar na de inwerkingtreding van deze wet. Binnen die periode kan de vergunning derhalve aflopen of worden ingetrokken.
De toelatingsregeling in de artikelen 30m en 30t treedt op grond van artikel V, eerste lid, pas twee maanden na het van kracht worden van de wet in werking.
Het verbod inzake niet-toegelaten speelautomaten is dan ingevolge artikel V, vierde lid nog niet van toepassing op de speelautomaten die op de voet van de oude regeling zijn opgesteld.
Op grond van de overgangsbepalingen (artikel 24 van het Speelautomatenbesluit) mogen behendigheids-automaten, als in het vorenstaande bedoeld, mits voorzien van een "sticker" in totaal uiterlijk 32 kalender-maanden zijn opgesteld. Twee jaar op de voet van artikel 30 (oud) en 8 maanden op basis van een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 3Ob van de wet.
Voor kansspelautomaten, waarvan de inzet niet meer dan f 0,25 per spel bedraagt en die zodanig zijn ingericht dat de inworp slechts in de vorm van geldige Nederlandse pasmunt kan worden gedaan, geldt een overgangstermijn, mits voorzien van een "sticker", tot uiterlijk 26 kalendermaanden.
De in artikel 14 van de (model-)verordening getroffen overgangsregeling gaat uit van een zo snel mogelijke aanpassing aan het nieuwe regime voor speelautomatenhallen.
Er zijn echter ook andere mogelijkheden die meer zijn afgestemd op de overgangsregeling in artikel V van de wet, namelijk:
De eerbiedigende werking voor de vergunningen die op voet van artikel 30 (oud) zijn verleend, is slechts zinvol zolang aan een verlengde werkingsduur behoefte bestaat om aanpassing aan het nieuwe regime soepel te laten verlopen.
Het derde lid biedt de mogelijkheid de overgangstermijn ingevolge de verordening te verruimen, indien de speelautomatenhal afwijkt van de in deze verordening gestelde eis van rechtstreekse toegankelijkheid vanaf de openbare weg. Er kan behoefte aan bestaan een ruimere overgangstermijn te gunnen om aanpassing aan de nieuwe regeling mogelijk te maken.
Het ligt in de rede aan vergunninghouders van bestaande speelautomatenhallen prioriteit te verlenen bij het verlenen van een vergunning. Dit zal te meer het geval zijn, wanneer uit een oogpunt van openbare orde en overlast geen bezwaren tegen de aanwezigheid van een speelautomatenhal op de betreffende locatie zijn gerezen. Is dat wel het geval, dan zal een goede overgangsregeling verplaatsing naar elders mogelijk moeten kunnen maken.