Organisatie | Schiermonnikoog |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Gemeente Schiermonnikoog 2009 e.v. |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Gemeente Schiermonnikoog 2009 e.v. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8 en 36
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2015 | Wijzigingsverordening in verband met verhoging van de AOW-leeftijd | 27-11-2012 Nieuwsbrief, december 2012 | Onbekend | |
01-01-2012 | 01-01-2009 | 16-04-2014 | aanscherping regels WWB 2012 | 20-12-2011 Nieuwsbrief, januari 2011 | Onbekend |
04-12-2010 | 01-01-2009 | 25-10-2012 | Onbekend | 15-12-2009 Nieuwsbrief, 2010, 45 | Onbekend |
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat
voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet
worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van
artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als
De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog.
II. Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3. Voorwaarden langdurig, laag inkomen
1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en betrokkene geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
2. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide
echtgenoten 21 jaar of ouder zijn, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.
3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 4. Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 6a – Wijziging betekenis begrippen en verwijzingen in verband met de wijzigingen in de WWB per 1 januari 2012
Sedert 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast is in artikel 8 van de WWB een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
De wetgever draagt de gemeente op invulling te geven aan wat verstaan wordt onder 'langdurig' en een 'laag inkomen' hebben. Ook is het aan de gemeente de hoogte van de langdurigheidstoeslag in de verordening op te nemen. Hierbij is tevens gekeken voor een regionale afstemming.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met de invulling van het begrip peildatum als datum waartegen is aangevraagd wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd (zie CRvB
22-07-2008, nr. 07/2304 WWB). De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1 januari 2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.
Lid 1: In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm.
Lid 2: Hierin wordt bepaald dat studerenden welke een opleiding volgen in het kader van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) of de Wet Studiefinanciering (WSF 2000), niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Dit omdat bij deze groep sprake is van zicht op inkomensverbetering.
Lid 3: Hierin wordt bepaald dat bij gehuwden beide personen jonger dan 65 jaar dienen te zijn alvorens men in aanmerking kan komen voor een langdurigheidstoeslag. Immers voor personen waarbij 1 der partners ouder dan 65 jaar is, is de bijstandsnorm reeds gelijkgesteld met degenen waarbij beide personen ouder zijn dan 65 jaar.
Lid 4 : In het vierde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtegenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.
Hierbij kan gedacht worden aan partner in detentie, partner zonder verblijfsvergunning. Dit vierde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of 13 lid 1 WWB.
Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op de langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom allebei , zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In deze verordening wordt uitgegaan van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks te worden aangepast in de verordening, maar beweegt de hoogte van de langdurigheidstoeslag automatisch mee met de geldende norm per 1 januari van het betreffende jaar.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afgeleid van de (wettelijk vastgestelde) hoogte in het jaar 2008. Voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag moet gekeken worden naar de leefvorm op de peildatum.
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de belanghebbende.
Hierbij zou gedacht kunnen worden aan een belanghebbende die tijdelijk in verband met re-integratietraject (gesubsidieerde arbeids/leerwerkplek e.d.) net boven de 100% norm komt. Wanneer blijkt dat uiteindelijk voor betrokkene er (waarschijnlijk) geen arbeidsmarktperspectief meer aan de orde is en hiermee ook geen uitzicht op inkomensverbetering kan worden overwogen om de referteperiode van 3 jaar los te laten. In dergelijke situaties zou de betrokkene worden gestraft voor de inspanningen m.b.t. uitstroom, die achteraf gezien niet meer tot de mogelijkheid behoort. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken. Het van toepassing zijn van de hardheidsclausule moet overigens zowel uit de rapportage als uit de beschikking blijken.
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.