Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting 2006 |
Citeertitel | Verordening Roerenderuimtenbelastingen 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belastingen, retributies en heffingen |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006.
Gemeentewet, art. 221
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2006 | 01-01-2007 | intrekking | 21-12-2006 Gemeenteblad 2006 nr. 63, dd. 27 december 2006 | Z/2006/73414 | |
27-01-2006 | artikelen 2, 7 en 11 | 22-12-2005 Gemeenteblad 2006, nr. 10, dd. 25-01-2006 | raadsvoorstel 2005 nr. 114 | ||
02-12-2005 | nieuwe regeling | 11-11-2005 Gemeenteblad 2005 nr. 54, dd. 30-11-2005 | raadsvoorstel 2005 nr. 86 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 4 Maatstaf van heffing
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1http://www.wetten.nl/Natuurschoonwet 1928 artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte.
In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van:
glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geexploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
Indien een ruimte in het tijdvak waarvoor de waarde is bepaald:
een verandering in waarde ondergaat van ten minste 5 percent met een minimum van € 11.345,- dan wel van € 113.445,- of meer als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere omstandigheid, wordt, in afwijking in zoverre van de voorgaande leden, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar volgende op dat waarin de in de onderdelen a of b bedoelde feiten geheel of ten dele hun beslag hebben gekregen dan wel de in onderdeel c bedoelde omstandigheid heeft plaatsgevonden of is gebleken.
Toepassing van het vijfde lid als gevolg van de in onderdeel a van dat lid bedoelde feiten blijft achterwege voor zover de als gevolg van die feiten ontstane nieuwe ruimte feitelijk in vrijwel ongewijzigde vorm de voortzetting vormt van een in die zaak opgegane ruimte doordat aan laatstbedoelde ruimte:
een andere ruimte dan wel een onderdeel van een andere ruimte wordt toegevoegd, met als gevolg dat de waarde van de nieuwe ruimte niet meer dan 5 percent dan wel niet meer dan € 113 445 meer bedraagt dan de waarde van de tot dusverre bestaande ruimte waarvan de nieuwe ruimte feitelijk vrijwel ongewijzigd de voortzetting vormt;
een onderdeel wordt onttrokken, met als gevolg dat de waarde van de nieuwe ruimte niet meer dan 5 percent dan wel niet meer dan € 113 445 minder bedraagt dan de waarde van de in die zaak opgegane ruimte.
Alsdan wordt voor de toepassing van de verordening de ruimte die opgaat in een nieuwe ruimte, zodanig dat die nieuwe ruimte feitelijk in vrijwel ongewijzigde vorm de voortzetting van eerstbedoelde ruimte vormt, geacht niet in die nieuwe ruimte te zijn opgegaan, noch een wijziging in de waarde te hebben ondergaan en wordt degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van eerstbedoelde ruimte alsmede degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht de eerstbedoelde zaak gebruikt, geacht ongewijzigd het genot, onderscheidenlijk het gebruik daarvan te hebben behouden.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt, ingeval het totaalbedrag van de aanslagen roerenderuimtenbelastingen meer bedraagt dan € 1.800,--, dat dit bedrag moet worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen roerenderuimtenbelastingen of andere gemeentelijke fiscale heffingen € 100,-- of meer doch minder dan € 1.800,-- bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. In geval van automatische incasso wordt een geheel of gedeeltelijke vermindering van aanslagen verrekend met de nog openstaande betaaltermijnen, te beginnen met de laatste termijn. Indien bovengenoemde aanslagen in maart of later in het belastingjaar worden opgelegd, is het aantal betaaltermijnen gelijk aan de nog in het desbetreffende belastingjaar overblijvende volle maanden.
De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de roerende woon- en bedrijfsruimtenbelastingen.
Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in een algemeen verkrijgbaar Gemeenteblad.
In een huis-aan-huisblad wordt meegedeeld dat de verordening voor een ieder kosteloos ter inzage ligt in het gemeentehuis. Daarnaast zal de geconsolideerde tekst van de Verordening worden geplaatst op de website van de gemeente.