Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Doetinchem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1 en 36;
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 26-04-2012 | Nieuwe regeling | 12-02-2009 Doetinchems Vizier | Onbekend |
Verordening langdurigheidstoeslag
De raad van de gemeente Doetinchem;
gezien het advies van de Tijdelijke Sociale Raad;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 februari 2009;
gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;
vast te stellen de volgende Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Doetinchem.
In deze verordening wordt verstaan onder:
inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede 'een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan' moet worden gelezen 'de referteperiode'.
Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;
II. RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG
Artikel 3 Langdurig, laag inkomen
Aan de in artikel 36, eerste lid van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet hoger is dan het sociaal minimum. Het college stelt hierover nadere uitvoeringsrichtlijnen op.
Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Toelichting verordening langdurigheidstoeslag
Op grond van artikel 8, lid 1, onderdeel d van de Wet werk en bijstand (Wwb) dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals deze in artikel 36 lid 1 Wwb worden gebruikt.
Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp in behandeling bij de Eerste Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp.
Begrippen die in de Wwb voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Wwb.
Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de Wwb zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.
Met betrekking tot het begrip 'inkomen' is een van de Wwb afwijkende definitie opgenomen.
Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip 'langdurig, laag inkomen', is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 Wwb nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 Wwb.
Een referteperiode van vijf jaar, zoals artikel 36 Wwb (tekst tot 1-1-2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers vanaf zijn 18e voor de Wwb een zelfstandig subject van bijstandsverlening.
Het begrip 'langdurig, laag inkomen' wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen te worden genegeerd (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 Wwb e.a.). Het college stelt hierover nadere uitvoeringsrichtlijnen op.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening te hoeven aanpassen, is ervoor gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel tweemaal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 Wwb gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 Wwb. De Wwb voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl anderzijds het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties niet wenselijk is.
NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1Wwb. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet-voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Wwb of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe.
Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.