Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening vertegenwoordiging van gemeente in besturen |
Citeertitel | Verordening vertegenwoordiging van gemeente in besturen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | gemeenschappelijke regeling, privaatrechtelijke rechtspersoon, verantwoording |
Geen
Gemeentewet, art. 147
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-1991 | Nieuwe regeling | 31-10-1990 Stadskrant, 20-03-1991 | 402/1990 |
Verordening vertegenwoordiging van gemeente in besturen
In deze verordening wordt verstaan onder een bestuur: het bestuur van een openbaar lichaam of een gemeenschappelijk orgaan van een gemeenschappelijke regeling, van een vennootschap, vereniging, stichting of een andere rechtspersoon danwel een raad of een commissie, waarin een vertegenwoordiger door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is benoemd.
Bepalingen uit deze verordening zijn niet van toepassing indien respectievelijk voor zover in een gemeenschappelijke regeling over de informatie- en verantwoordingsplicht en het terugroepingsrecht afwijkende voorschriften zijn opgenomen.
Voor zover niet anders bepaald wordt een vertegenwoordiger benoemd voor een periode welke overeenkomt met de zittingsperiode van de gemeenteraad. Hij die tussentijds ophoudt raadslid te zijn, verliest daarmee ook zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger. Voor ambtenaren geldt bovendien dat wanneer hun dienstverband eindigt daarmee ook hun bestuurslidmaatschap eindigt.
Indien een lid van de gemeenteraad graag mondelinge informatie of een toelichting wil over een door een vertegenwoordiger in het bestuur ingenomen standpunt, kan hij de voorzitter van de betrokken commissie een verzoek doen dit op de agenda van de (eerstvolgende) commissievergadering te laten plaatsen.
Een vertegenwoordiger van de gemeente in een ander bestuur dan bedoeld in het eerste lid, legt zijn bestuursfunctie neer indien de organen die hem hebben aangewezen, voorgedragen of aanbevolen het vertrouwen in zijn functioneren hebben opgezegd, voor zover het orgaan niet de bevoegdheid toekomt hem te ontslaan.
Algemeen In zijn algemeenheid zij opgemerkt dat de informatie- en verantwoordingsplicht op grond van de Wgr ingewikkeld in elkaar steekt.
Er kunnen de volgende verschillende informatiestromen onderscheiden worden:
binnen de gemeenschappelijke regeling zelf:
Het D.B. (ook ieder D.B.-lid individueel) informeert het A.B.,
van gemeenschappelijke regeling naar de deelnemende gemeenten
en de volgende verantwoordingslijnen:
binnen de gemeenschappelijke regeling:
-van D.B. in zijn geheel en ieder D.B.-lid individueel aan het A.B. (artikel 16, tweede lid)
naar de deelnemende gemeenten:
-ieder A.B.-lid individueel aan de eigen gemeente (artikel 16, derde lid)
Schematisch weergegeven, geldt zowel voor informatie als verantwoording:
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat D.B.-leden noch individueel informatie hoeven te verschaffen noch ter verantwoording kunnen worden geroepen bij de afvaardigende gemeente. In het geval van het Gewest Zuid-Kennemerland wordt het politieke verantwoording afleggen in de gewest-fracties dus niet nog eens overgedaan in de eigen gemeenteraad.
Bovendien bestaan er voor de raad de volgende andere wettelijk vastgelegde controlemogelijkheden, die onverkort van toepassing zijn naast deze verordening.
Het betreft hier enkel rechten van raadsleden ten opzichte van collegeleden. Deze regelingen voorzien niet in de controlemogelijkheden van raadsleden ten opzichte van elkaar. Daar voorziet deze vertegenwoordigingsverordening wel in.
Met de term openbaar lichaam in artikel 1 wordt gedoeld op de publiekrechtelijke rechtspersoon. Immers, verenigingen, stichtingen etc. zijn privaatrechtelijke rechtspersonen.
Het openbaar lichaam kent een algemeen en een dagelijks bestuur.
Ten aanzien van privaatrechtelijke besturen is het zinvol de volgende nuancering aan te brengen.
De verordening geldt niet of slechts ten dele wanneer, door het strikt vasthouden aan de regels van de verordening, het functioneren van een vertegenwoordiger in een bestuur van een privaatrechtelijke organisatie onmogelijk wordt gemaakt.
Hierin wordt duidelijk gemaakt dat indien een gemeenschappelijke regeling regels stelt ten aanzien van informatie- en verantwoordingsplicht, deze regeling boven de gemeentelijke verordening gaat. De gemeenschappelijke regeling is namelijk gebaseerd op de Wgr en is daarom een hogere wettelijke regeling dan de gemeentelijke verordening.
Dit artikel wil de zittingsperiode in besturen zoveel mogelijk parallel laten lopen met die van de gemeenteraad. De regel dat vertegenwoordigers die ophouden raadslid te zijn ook hun bestuurslidmaatschap verliezen, is opgenomen vanwege de besturen van privaatrechtelijke rechtspersonen. Immers uit de Wgr vloeit al voort dat alleen raadsleden deel uit kunnen maken van besturen van gemeenschappelijke regelingen. Hoewel deze regel naar privaatrechtelijke instellingen formeel moeilijk afdwingbaar zal blijken, sluit deze verordening aan bij een reeds in de gemeente Haarlem bestaand "gentlemens agreement" dat men uit een bestuur stapt als men de hoedanigheid van raadslid verliest.
Ook wordt met name gedoeld op besturen die zelf niet de eis stellen dat hun leden raadsleden moeten zijn. De gemeente vaardigt een lid echter wel op grond van die hoedanigheid af. Om te voorkomen dat bestuursleden aan kunnen blijven als bestuurslid zonder dat zij raadslid zijn en daarmee de mogelijkheid frustreren dat de gemeente Haarlem een ander raadslid in het bestuur wenst af te vaardigen, is deze voorwaarde gesteld.
Een en ander geldt voor zover mogelijk ook voor ambtenaren. Houdt hun dienstverband bij de gemeente op dan dienen zij zich terug te trekken uit het bestuur.
Tot slot zij opgemerkt dat ten aanzien van vertegenwoordigers die op persoonlijke titel in een bestuur benoemd zijn, maar waarbij hun hoedanigheid als raadslid of wethouder een rol heeft gespeeld, ervan uit gegaan wordt dat ook zij deze regels zullen toepassen.
Deze artikelen vinden hun wettelijke grondslag in de artikelen 16 en volgende van de Wgr. Zij zijn in die wet opgenomen om de vergaande verzelfstandiging van een samenwerkingsverband te voorkomen. Het inlichtingenrecht van artikel 5 omvat voornamelijk het recht allerlei informatie te vragen. Het verantwoordingsrecht van artikel 6 is het recht om uitleg of verklaring te vragen van bepaalde besluiten of gedragingen.
Er wordt gekozen voor het verschaffen van informatie en het afleggen van verantwoording in de betrokken commissies voor advies en bijstand. Indien in een commissie niet alle fracties uit de gemeenteraad zijn vertegenwoordigd, zal er zorg voor gedragen moeten worden dat ook deze fracties kennis nemen van vragen en antwoorden.
Mocht de commissie tot het oordeel komen dat de voorgelegde beleidskwesties dusdanige consequenties hebben, dat niet volstaan kan worden met het op de hoogte stellen van alleen de commissie, kan zij adviseren het punt in een vergadering van de gemeenteraad aan de orde te stellen.
Op grond van artikel 16, derde lid, Wgr komt alleen aan de raad c.q. college danwel burgemeester het recht toe de vertegenwoordiger ter verantwoording te roepen. Ook in dit geval ligt eerst behandeling in de commissie voor de hand.
Dit artikel vloeit voort uit artikel 18 van de Wgr.
De basis van het terugroepingsrecht van artikel 8 ligt in het niet meer vertrouwen hebben in een vertegenwoordiger. Een mogelijkheid die zonder deze verordening enkel alleen voor wethouders bestaat. Het wegvallen van het vertrouwen kan veroorzaakt worden door het slechte functioneren van de vertegenwoordiger, maar ook door omstandigheden buiten de vertegenwoordiger om. Voor de teruggeroepene staat Arob-beroep op de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State open. Omdat het indienen van een bezwaarschrift bij het orgaan dat de beslissing heeft genomen weinig zinvol wordt geacht, is deze mogelijkheid door de wetgever uitgesloten.
De Afdeling zal waarschijnlijk slechts de juistheid van de gevolgde procedure toetsen en niet ingaan op de inhoud van het besluit.
Ontslag is door de wet opgenomen als mogelijkheid. Natuurlijk betreft het hier een uiterst middel.
In het vierde lid wordt er in eerste instantie voor gekozen de vertegenwoordiger ten aanzien van het besluit tot ontslag zijn standpunt in de commissie naar voren te laten brengen. Dit is minder zwaar dan hem voor de gehele raad zijn mening te laten verwoorden.
SPELREGELS VOOR VERTEGENWOORDIGERS IN BESTUREN