Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeentelijke subsidieverordening stadsvernieuwing |
Citeertitel | Gemeentelijke Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1994 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | budget, hardheidsclausule, meldingsplicht, monumenten, procedure, restauratie, schouwrapport, stadsvernieuwing, subsidie, termijn, voorziening, wonen boven winkels |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-09-1997 | 01-09-1997 | Nieuwe regeling | 27-08-1997 Haarlems Dagblad, 03-09-1997 | 203/1997 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder stads- en dorpsvernieuwing (verder te noemen stadsvernieuwing): de stelselmatige inspanning op zowel stedenbouwkundig als sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied.
De gemeenteraad neemt jaarlijks, tegelijk met de vaststelling van de begroting, een besluit waarin wordt aangegeven, tot welk maximumbedrag gelden voor de uitvoering van de onderscheiden hoofdstukken van deze verordening in het desbetreffende begrotingsjaar beschikbaar kunnen worden gesteld aan natuurlijke of rechtspersonen voor de verschillende sectoren van de samenleving.
De gemeenteraad is bevoegd, een voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag te verlagen, wanneer, mede gelet op het totaal van de voor het desbetreffende jaar voor die bepaalde sector reeds ingediende aanvragen, redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat voor die bepaalde sector van de samenleving aan het einde van het desbetreffende jaar gelden zullen resteren.
Artikel 1.5 Toekenning geldelijke steun
Indien het vooruitzicht bestaat dat binnen een bepaald hoofdstuk een deelbudget niet of niet geheel zal worden besteed, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd dit deelbudget geheel of gedeeltelijk aan een ander deelbudget binnen hetzelfde hoofdstuk toe te voegen. Zij zal hiertoe pas overgaan nadat de betrokken commissie van advies en bijstand is gehoord.
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
aanvaardbare kosten van de voorzieningen ter opheffing van technische gebreken: de door het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.5, eerste lid sub a, genormeerde, goedgekeurde en voor geldelijke steun in aanmerking komende kosten die worden gemaakt ter zake van:
1. de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;
2. risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;
4. de bouwkundige opname, voor zover niet begrepen in het architectenhonorarium;
5. de directievoering en het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden voor zover niet begrepen in het architectenhonorarium;
6.de aansluiting op nutsvoorzieningen;
7. de aanvraag om monumenten- en/of bouwvergunning (leges) en het gebruik van gemeentegrond (precariorechten);
8. het renteverlies, voor zover dit rechtstreeks verband houdt met het treffen van de voorzieningen;
9. het onderzoek en de advisering op het gebied van constructies of op installatie-technisch of bouwfysisch gebied;
10. de administratie voor de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden;
11. het verkrijgen van een bouwtechnisch garantiecertificaat, welke kosten worden verminderd met eventueel verkregen of te verkrijgen geldelijke steun ten behoeve van het treffen van geluidwerende maatregelen;
12. de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;
13. het opstellen van het schouwrapport;
14. het opstellen van het onderhoudsplan;
15. een reservering voor kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de onder 1 tot en met 14 genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;
aanvaardbare kosten van de voorzieningen ten behoeve van restauratie: de door het college van burgemeester en wethouders conform de richtlijnen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg goedgekeurde en voor geldelijke steun in aanmerking komende kosten die worden gemaakt terzake van het behoud en herstel van monumentale waarde(n);
schouwrapport: een rapport over de technische staat van het monument, met een overzicht van alle noodzakelijke ingrepen en een raming van de daarmee gepaard gaande kosten van het monument, opgesteld door een onafhankelijk bouwkundige aan de hand van een door het college van burgemeester en wethouders beschikbaargesteld model.
Artikel 3.2 Grondslag en werkingssfeer
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden beeldbepalende panden met monumenten gelijkgesteld.
Het in het vorige lid geldt niet als het gaat om een monument waarvan de eigenaar krachtens de Woningwet onherroepelijk is aangeschreven en de in de aanschrijving bepaalde termijn waarbinnen deze voorzieningen dienen te worden getroffen ongebruikt is verstreken. In dat geval wordt de geldelijke steun in mindering gebracht op de door de gemeente gemaakte kosten in verband met het treffen van voorzieningen.
Artikel 3.8 Algemene voorwaarden bij het verlenen van geldelijke steun
De geldelijke steun wordt verleend onder de navolgende voorwaarden:
aan de door het college van burgemeester en wethouders met controle belaste personen dient:
1. toegang te worden verleend tot het monument;
2. inzage te worden verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;
3. de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens te worden verstrekt;
4. gelegenheid te worden gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;
een monument mag niet, zonder voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en wethouders, worden gesloopt of aan de bestemming worden onttrokken, danwel - ingeval het een woning betreft - worden onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;
Artikel 3.13 Tussentijdse vervreemding
Als de eigenaar van het monument waarvoor op grond van dit hoofdstuk geldelijke steun is verleend, binnen 15 jaar na vaststelling van die geldelijke steun vervreemdt, stelt het college van burgemeester en wethouders de geldelijke steun opnieuw vast volgens de in het tweede lid genoemde reeks, mits aan de voorwaarden en bepalingen van dit hoofdstuk is voldaan.
waarbij het percentage wordt berekend over het bedrag van de vastgestelde geldelijke steun.
Paragraaf 3.2 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van door eigenaren bewoonde woningen alsmede particuliere huurwoningen
Paragraaf 3.3 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van niet-particuliere huurwoningen
Paragraaf 3.4 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van overige, van gemeentewege beschermde monumenten
Paragraaf 3.5 Het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen ten behoeve van restauratie van monumenten
Hoofdstuk 4 Woningen boven winkels en andere bedrijfsruimten
Op grond van dit hoofdstuk kan het college van burgemeester en wethouders subsidie verlenen in de kosten van voorbereiding en de kosten van het realiseren van woonruimte boven bestaande winkels en andere bedrijfsruimte in daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen winkelstraten mits een of meerdere van de volgende doelen in voldoende mate worden gediend:
Het subsidie kan worden verleend als de (ver)bouwkosten zijn vastgelegd in een open/transparante begroting waaruit kan worden opgemaakt wat de onrendabele top van het bouwproject (waarbinnen de woonruimte(n) wordt gerealiseerd) is en aan de hand van een exploitatieopzet aannemelijk wordt gemaakt dat die onrendabele top redelijkerwijs niet ten laste van aanvrager kan blijven
Het subsidie bedraagt maximaal € 15.000,= per te realiseren zelfstandige woonruimte en € 10.000,= voor niet zelfstandige woonruimte. Zelfstandige woonruimte moet beschikken over een eigen huisnummer, eigen keuken en eigen natte cel.
Het artikel somt de subsidiabele kosten op. De lijst is limitatief. De genoemde kosten zullen aan de hand van praktijkgegevens worden genormeerd c.q. beperkt. Nieuwe elementen in de G.S.S.V. zijn de kosten verbonden aan het opstellen van een schouwrapport en het onderhoudsplan. Voor de monumentenzorg zijn daarnaast de onder de artikelleden 2, 6, 8, 10 en 15 nieuw.
Artikel 3.2 Grondslag en werkingssfeer (paragraaf 3.1)
Enerzijds omwille van de overzichtelijkheid, anderzijds om tegemoet te komen aan de bezuinigen die door het Rijk in het kader van het B.R.R.M. worden doorgevoerd, is ervoor gekozen naast de restauratie van de van gemeentewege beschermde monumenten ook de van rijkswege beschermde woonhuismonumenten onder de werking van de regeling te brengen. Daarnaast kan op grond van de regeling geldelijke steun worden verleend voor niet-ingrijpende voorzieningen aan andere rijksmonumenten.
Met de nieuwe regeling komt een einde aan de stapeling van subsidies zoals deze onder werkingssfeer van de oude G.S.S.V. plaatsvond. Met dit artikel wordt beoogd ongewenste stapeling te voorkomen.
Artikel 3.3 Budgetvastelling en indieningsstop
Er is om praktische redenen aansluiting gezocht bij de systematiek van de meerjarenprogrammering op grond van het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten (B.R.R.M.). Daarbij stelt de raad op basis van de hem voor te leggen actuele werkvoorraad voor enig jaar een budget vast ter uitvoering van hoofdstuk 3.
Verwacht wordt dat de behoefte aan restauratiesubsidie groter zal zijn dan de ter bestrijding daarvan beschikbare middelen. Om te voorkomen dat zich in verband daarmee een "stuwmeer" vormt, beschikt het college van burgemeester en wethouders over de mogelijkheid een indieningsstop voor aanvragen af te kondigen.
Artikel 3.4 Algemene afwijzingsgronden
Om te voorkomen dat aanvragen die als gevolg van een te lage prioriteit niet binnen afzienbare tijd (dus het eerstvolgende of daaropvolgende jaar) voor honorering in aanmerking komen, is de mogelijkheid aanwezig de geldelijke steun te weigeren als een jaarbudget ontoereikend is.
Om subsidie voor enig jaar te kunnen weigeren als de voor de restauratie benodigde vergunningen uitblijven, is deze bepaling opgenomen. Vanzelfsprekend zal hiervan vrijstelling worden verleend als duidelijk is dat de werkzaamheden naar verwachting binnen de aanvangstermijn (genoemd in artikel 3.8, eerste lid sub b) van 26 weken zal kunnen worden gestart.
Artikel 3.8 Algemene voorwaarden bij het verlenen van geldelijke steun
Om het probleem te ondervangen dat een monument na restauratie als gevolg van onvoldoende onderhoud (weer) in verval zal geraken, is de verplichting opgenomen dat de eigenaar het monument onderhoudt overeenkomstig een goedgekeurd onderhoudsplan. Om controle te kunnen uitvoeren op de nakoming van deze verplichting is ervoor gekozen de geldelijke steun te verlenen onder de voorwaarde dat de eigenaar zich aansluit bij een organisatie die zich ten doel stelt het verval van monumenten te voorkomen. De eigenaar wordt verplicht ermee in te stemmen dat deze organisatie haar bevindingen aan het college van burgemeester en wethouders meldt. Vooralsnog kan in dit verband slechts de Monumentenwacht Noord-Holland worden genoemd, die zich bereid heeft verklaard haar medewerking te verlenen.
Artikel 3.9 Onderhoudsbepalingen
De geldelijke steun wordt verleend onder de voorwaarde dat de eigenaar het gerestaureerde monument zal onderhouden. Dit artikel ziet erop toe dat zulks kan worden afgedwongen, indien de eigenaar in gebreke blijft. De al dan niet gehele intrekking van de geldelijke steun dient als stok achter de deur.
Kosten van meerwerk worden in beginsel niet gehonoreerd. Als daarentegen sprake is van zeer onvoorziene omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 3.16 Hoogte van de geldelijke steun (paragraaf 3.2)
Voor de categorie door de eigenaar bewoonde en door particulieren verhuurde woonhuismonumenten is voor wat betreft de geldelijke steun aansluiting gezocht bij de ook in het kader van hoofdstuk 2 gehanteerde subsidie-op-termijn.
Artikel 3.18 Hoogte van de geldelijke steun (paragraaf 3.3)
Artikel 3.20 Hoogte van de geldelijke steun (paragraaf 3.4)
In voormelde startnotitie werd melding gemaakt van het voornemen te komen tot de instelling van een restauratiefonds. Met toepassing van de G.S.S.V. zou de geldelijke steun als lening worden verstrekt, hetgeen (naar analogie van het Nationaal Restauratie Fonds) de vorming van een gemeentelijk "revolving fund" tot gevolg zou hebben. Het is niet mogelijk gebleken deze systematiek bij de herziening van de G.S.S.V. mee te nemen. In plaats daarvan wordt voor de categorie niet-particuliere huurwoningen en overige, van gemeentewege beschermde monumenten, de systematiek van de verstrekking van subsidie á fonds perdu gehanteerd. Om aansluiting te zoeken bij de hoogte van de steun die op grond van paragraaf 3.2 kan worden toegekend, is het subsidiepercentage gesteld op 35% van de aanvaardbare kosten.
Artikel 3.22 Hoogte van de geldelijke steun
Als niet-ingrijpende voorzieningen worden beschouwd die restauraties waarmee een bedrag aan aanvaardbare kosten is gemoeid van maximaal € 6.810,--. Om praktische redenen is de ondergrens gelegd op € 1.360,--.
Artikel 3.23 Geldelijke steun voorbereidingskosten
Op grond van dit artikel kan geldelijke steun worden verleend in de kosten van voorbereiding van het treffen van voorzieningen in het kader van restauratie van monumenten. Dit is een nieuw instrument, dat beoogt de eigenaren tegemoet te komen door, vooruitlopend op de uit hoofde van dit hoofdstuk te verlenen geldelijke steun en op basis van een terzake af te sluiten overeenkomst subsidie te verstrekken in de kosten van voorbereiding.