Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlem

Gemeentelijke subsidieverordening stadsvernieuwing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeentelijke subsidieverordening stadsvernieuwing
CiteertitelGemeentelijke Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbudget, hardheidsclausule, meldingsplicht, monumenten, procedure, restauratie, schouwrapport, stadsvernieuwing, subsidie, termijn, voorziening, wonen boven winkels

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-09-199701-09-1997Nieuwe regeling

27-08-1997

Haarlems Dagblad, 03-09-1997

203/1997

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeentelijke Subsidieverordening Stadsvernieuwing

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder stads- en dorpsvernieuwing (verder te noemen stadsvernieuwing): de stelselmatige inspanning op zowel stedenbouwkundig als sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied.

Artikel 1.2 Volumebesluit

  • 1.

    De gemeenteraad neemt jaarlijks, tegelijk met de vaststelling van de begroting, een besluit waarin wordt aangegeven, tot welk maximumbedrag gelden voor de uitvoering van de onderscheiden hoofdstukken van deze verordening in het desbetreffende begrotingsjaar beschikbaar kunnen worden gesteld aan natuurlijke of rechtspersonen voor de verschillende sectoren van de samenleving.

  • 2.

    De gemeenteraad is bevoegd, een voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag, als bedoeld in lid 1, te verhogen.

  • 3.

    De gemeenteraad is bevoegd, een voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag te verlagen, wanneer, mede gelet op het totaal van de voor het desbetreffende jaar voor die bepaalde sector reeds ingediende aanvragen, redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat voor die bepaalde sector van de samenleving aan het einde van het desbetreffende jaar gelden zullen resteren.

  • 4.

    Op de ontwerp-besluiten die aan de in lid 1, 2 en 3 genoemde besluitvorming voorafgaan zijn de bepalingen van hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 1.3 Werkingssfeer verordening

  • 1.

    De gemeenteraad kan, tegelijk met de vaststelling van de begroting, de werkingssfeer van een of meer hoofdstukken van deze verordening beperken.

  • 2.

    Op het ontwerp-besluit dat aan de in het eerste lid bedoelde besluit vooraf gaat zijn de bepalingen van hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 1.4 Budgetvaststelling

  • 1.

    In verband met het gestelde in artikel 1.3 stelt de gemeenteraad jaarlijks de (deel-)budgetten vast die op de diverse hoofdstukken van deze verordening van toepassing zijn.

  • 2.

    De (deel-)budgetten worden bekendgemaakt in een of meer dag- of nieuwsbladen.

  • 3.

    Op gelijke wijze wordt bekend gemaakt dat een of meerdere (deel-)budgetten is/zijn uitgeput.

Artikel 1.5 Toekenning geldelijke steun

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, in het belang van de stadsvernieuwing en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening bijdragen toe te kennen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders houdt bij haar beslissing op grond van het eerste lid rekening met bijdragen die op grond van deze verordening of enige andere regeling zijn of kunnen worden toegekend.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan het toekennen van bijdragen nadere voorwaarden verbinden.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan slechts bijdragen toekennen voor zover de door de gemeenteraad conform artikel 3, lid 1 jo artikel 4, lid 1 vastgestelde (deel-)budgetten toereikend zijn.

  • 5.

    Indien het vooruitzicht bestaat dat binnen een bepaald hoofdstuk een deelbudget niet of niet geheel zal worden besteed, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd dit deelbudget geheel of gedeeltelijk aan een ander deelbudget binnen hetzelfde hoofdstuk toe te voegen. Zij zal hiertoe pas overgaan nadat de betrokken commissie van advies en bijstand is gehoord.

Artikel 1.6 Aanvullende bepalingen

  • 1.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders in het belang van de stadsvernieuwing hetzij in individuele gevallen hetzij, in meer algemene zin, bij wijze van experiment afwijken van de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Zij zullen hiertoe pas overgaan nadat de betrokken commissie van advies en bijstand is gehoord.

Hoofdstuk 2 Het treffen van voorzieningen aan gebouwen in particulier eigendom

Vervallen

Hoofdstuk 3 Monumenten

Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 3.1 Begrippen

  • 1.

    Dit hoofdstuk verstaat onder:

    • a.

      monument: beschermd monument als bedoeld in de Monumentenwet danwel in de gemeentelijke of provinciale Monumentenverordening;

    • b.

      beeldbepalend pand: pand dat als zodanig is aangemerkt op de historisch ruimtelijke waarderingskaart II van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg van mei 1979 danwel op de historische kwaliteitskaart van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg van april 1977;

    • c.

      plan: de opsomming van de te treffen voorzieningen, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens;

    • d.

      voorzieningen ten behoeve van restauratie: bouwkundige maatregelen die strekken tot de opheffing van technische gebreken alsmede tot behoud en herstel van monumentale waarde(n) van een monument of beeldbepalend pand;

    • e.

      aanvaardbare kosten van de voorzieningen ter opheffing van technische gebreken: de door het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.5, eerste lid sub a, genormeerde, goedgekeurde en voor geldelijke steun in aanmerking komende kosten die worden gemaakt ter zake van:

      1. de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamhe­den;

      2. risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

      3. het architectenhonorarium;

      4. de bouwkundige opname, voor zover niet begre­pen in het archi­tectenhono­rarium;

      5. de directievoering en het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden voor zover niet begrepen in het architectenho­norarium;

      6.de aansluiting op nutsvoorzieningen;

      7. de aanvraag om monumenten- en/of bouwvergunning (leges) en het gebruik van gemeente­grond (precariorech­ten);

      8. het renteverlies, voor zover dit rechtstreeks verband houdt met het treffen van de voorzie­ningen;

      9. het onderzoek en de advisering op het gebied van constructies of op installa­tie-technisch of bouwfysisch gebied;

      10. de administratie voor de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamhe­den;

      11. het verkrijgen van een bouwtechnisch garantiecerti­ficaat, welke kosten worden verminderd met eventu­eel ver­kregen of te verkrijgen geldelijke steun ten behoeve van het tref­fen van geluidwe­rende maatrege­len;

      12. de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

      13. het opstellen van het schouwrapport;

      14. het opstellen van het onderhoudsplan;

      15. een reservering voor kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de onder 1 tot en met 14 genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

    • f.

      aanvaardbare kosten van de voorzieningen ten behoeve van restauratie: de door het college van burgemeester en wethouders conform de richtlijnen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg goedgekeurde en voor geldelijke steun in aanmerking komende kosten die worden gemaakt terzake van het behoud en herstel van monumentale waarde(n);

    • g.

      onderhoudsplan: een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 15 jaar nodig worden geacht, om het kwaliteitsniveau dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, te handhaven;

    • h.

      particuliere huurwoning: huurwoning, niet in eigendom zijnde van een toegelaten instelling als bedoeld in de Woningwet;

    • i.

      niet-particuliere huurwoning: huurwoning, in eigendom zijnde van een toegelaten instelling als bedoeld in de Woningwet of daarmee gelijk te stellen instelling;

    • j.

      verlenen van geldelijke steun: het besluit van het college van burgemeester en wethouders dat aan de eigenaar van een monument een opschortend voorwaardelijke aanspraak verschaft op een bijdrage in de kosten van de voorzieningen;

    • k.

      vaststellen van geldelijke steun: het besluit van het college van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de verleende geldelijke steun wordt vastgesteld;

    • l.

      woningverbeteringscontract: overeenkomst tussen huurder en verhuurder waarin de afspraken zijn vastgelegd over de uitvoering van de werkzaamheden, de eventuele huurverhoging en mogelijke andere gevolgen van het treffen van de voorzieningen;

    • m.

      schouwrapport: een rapport over de technische staat van het monument, met een overzicht van alle noodzakelijke ingrepen en een raming van de daarmee gepaard gaande kosten van het monument, opgesteld door een onafhankelijk bouwkundige aan de hand van een door het college van burgemeester en wethouders beschikbaargesteld model.

  • 2.

    In dit hoofdstuk wordt mede verstaan onder:

    • a.

      eigenaar:

      1. de houder van een recht van opstal;

      2. de erfpachter;

      3. de houder van een appar­te­mentsrecht;

      4. de toekomstig eigenaar, houder van een recht van opstal, erfpach­ter, houder van een appar­tementsrecht;

    • b.

      woning: een woongebouw of een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte voor permanente bewoning wordt gebruikt of gebruikt gaat worden.

Artikel 3.2 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Op grond van dit hoofdstuk kan het college van burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van monumenten, voor zover het betreft:

    • a.

      door eigenaren bewoonde woningen alsmede particuliere huurwoningen, als geregeld in paragraaf 3.2;

    • b.

      niet particuliere huurwoningen, zoals geregeld in paragraaf 3.3;

    • c.

      overige, van gemeentewege beschermde objecten, zoals geregeld in paragraaf 3.4;

    • d.

      niet-ingrijpende voorzieningen, zoals geregeld in paragraaf 3.5;

    • e.

      voorbereidingskosten, zoals geregeld in paragraaf 3.6.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden beeldbepalende panden met monumenten gelijkgesteld.

  • 2.

    Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

    • a.

      monumenten die ingevolge een besluit van het college van burgemeester en wethouders bestemd zijn gesloopt te worden;

    • b.

      monumenten die nog niet onherroepelijk zijn beschermd danwel waarvan naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bescherming zou moeten worden opgeheven;

    • c.

      beeldbepalende panden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet voor bescherming als monument in aanmerking komen.

  • 3.

    De geldelijke steun wordt berekend over de aanvaardbare kosten van de te treffen voorzieningen, waarop de tegemoetkoming die op grond van enige andere, door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen subsidieregeling is of kan worden verkregen in mindering wordt gebracht.

  • 4.

    Ingeval van brandschade worden de aanvaardbare kosten berekend aan de hand van de kosten van de te treffen voorzieningen minus de bij voldoende dekking uit te keren verzekeringspenningen, uitgaande van een verzekerde som die tenminste gelijk is aan de herbouwwaarde van de woning.

  • 5.

    De geldelijke steun wordt verleend aan de eigenaar van het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen.

  • 6.

    Het in het vorige lid geldt niet als het gaat om een monument waarvan de eigenaar krachtens de Woningwet onherroepelijk is aangeschreven en de in de aanschrijving bepaalde termijn waarbinnen deze voorzieningen dienen te worden getroffen ongebruikt is verstreken. In dat geval wordt de geldelijke steun in mindering gebracht op de door de gemeente gemaakte kosten in verband met het treffen van voorzieningen.

  • 7.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders van het tweede, derde, vierde en zesde lid afwijken.

Artikel 3.3 Budgetvaststelling en indieningsstop

  • 1.

    In verband met het gestelde in artikel 3.2 stelt de raad met inachtneming van de artikelen 1.3 en 1.4 van deze verordening jaarlijks een budget vast.

  • 2.

    Als zich de situatie voordoet dat het onder 1 bedoelde budget ontoereikend is, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een indieningsstop voor aanvragen om verlening van geldelijke steun af te kondigen.

  • 3.

    Een indieningsstop wordt bekendgemaakt in een of meer dag- of nieuwsbladen en geldt voor een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen termijn.

Artikel 3.4 Algemene afwijzingsgronden

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent geen geldelijke steun als:

    • a.

      met het treffen van de voorzieningen het belang van de volkshuisvesting en/of de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      het budget bedoeld in artikel 3.3, eerste lid ontoereikend is, tenzij het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 3.7, derde lid de beslissing op de aanvraag om geldelijke steun heeft aangehouden en daarbij geldelijke steun in het vooruitzicht hebben gesteld;

    • c.

      de geraamde kosten van de voorzieningen niet geacht worden in een redelijke verhouding te staan tot het te bereiken resultaat;

    • d.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een besluit tot het verlenen van geldelijke steun heeft ontvangen;

    • e.

      eerder in het jaar of tegelijk met het ingediende plan een ander plan met betrekking tot hetzelfde monument is ingediend;

    • f.

      voor de betreffende voorzieningen binnen een termijn van 15 jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend geldelijke steun is verleend;

    • g.

      het niet voldoende aannemelijk is dat het monument na het treffen van de voorzieningen nog tenminste 15 jaar in stand zal blijven;

    • h.

      voor de te treffen voorzieningen een monumenten- en/of bouwvergunning vereist is en deze niet onherroepelijk is of zijn verleend.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in het vorige lid, onder d, e, f, g en h.

Artikel 3.5 Algemene aanvullende bepalingen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen voor:

    • a.

      de normering van de in artikel 3.1, eerste lid onder e en f genoemde kostensoorten;

    • b.

      de wijze van specificeren van elk van die kostensoorten;

    • c.

      de opzet en inrichting van de kostenbegroting.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aanvullende voorwaarden en voorschriften verbinden aan het verlenen van geldelijke steun.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in het belang van restauratie van monumenten overeenkomsten aangaan. Het college van burgemeester en wethouders zal hiertoe pas overgaan nadat de commissie van advies en bijstand hierover is gehoord.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ermee instemmen dat de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door de eigenaar in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd. De werkzaamheden die in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd dienen gespecificeerd te zijn in het plan.

Artikel 3.6 Indiening aanvraag om geldelijke steun

  • 1.

    Een aanvraag om verlening van geldelijke steun op basis van dit hoofdstuk wordt door de eigenaar schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders ingediend en dient te bevatten:

    • a.

      het bewijs van eigendom door middel van authentiek afschrift van de koopakte danwel van de voorlopige koopovereenkomst;

    • b.

      voor zover van toepassing een afschrift van de akte van splitsing;

    • c.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk danwel niet gemeenschappelijk zijn;

    • d.

      een schouwrapport;

    • e.

      een gespecificeerde (aannemers)begroting uitgesplitst in lonen en materiaalkosten per te treffen voorziening;

    • f.

      tekeningen van de bestaande en de te maken toestand van het monument (schaal 1:100), zodanig dat de werkzaamheden (indien van toepassing) per woning te herleiden zijn;

    • g.

      een werkomschrijving;

    • h.

      de naam en adres van de aannemer alsmede het inschrijvingsnummer van deze aannemer bij de Kamer van Koophandel;

    • i.

      een woningverbeteringscontract als de voorzieningen worden getroffen aan een huurwoning;

    • j.

      alle overige bescheiden en gegevens die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders nodig is voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 3.7 Procedure planbeoordeling

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 13 weken na indiening op de aanvraag om geldelijke steun. Zij kan besluiten haar beslissing met ten hoogste vier weken te verdagen.

  • 2.

    Een aanvraag wordt geacht te zijn ingediend, op het moment dat de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 3.6.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een aanvraag aanhouden tot het volgende jaar als de door raad voor enig jaar beschikbaar budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren. De aanvrager ontvangt binnen 4 weken mededeling van de aanhouding.

Artikel 3.8 Algemene voorwaarden bij het verlenen van geldelijke steun

  • 1.

    De geldelijke steun wordt verleend onder de navolgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvang van de werkzaamheden moet tenminste twee weken van tevoren schriftelijk worden gemeld;

    • b.

      met de uitvoering van de werkzaamheden moet een aanvang worden gemaakt binnen 26 weken na de dag waarop het besluit tot verlening van de geldelijke steun aan de aanvrager is bekend gemaakt;

    • c.

      binnen twee jaar na de verlening van geldelijke steun moeten de werkzaamheden zijn voltooid en moet de gereedmelding als bedoeld in artikel 3.11 zijn ingediend;

    • d.

      aan de door het college van burgemeester en wethouders met controle belaste personen dient:

      1. toegang te worden verleend tot het monument;

      2. inzage te worden verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende be­scheiden en teke­nin­gen;

      3. de op het treffen van de voorzieningen betrek­king heb­bende gege­vens te worden verstrekt;

      4. gelegenheid te worden gegeven tot het controle­ren van de op het treffen van de voorzienin­gen betrekking hebben­de gegevens;

    • e.

      de bescheiden en gegevens die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders nodig is voor de juiste toepassing van dit hoofdstuk van de verordening moeten worden verstrekt;

    • f.

      bij het treffen van de voorzieningen mag niet worden gehandeld in strijd met artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidsbedrijven 1958;

    • g.

      de eigenaar dient zich ten genoegen van het college van burgemeester en wethouders aan te sluiten bij een organisatie die zich ten doel stelt het verval van monumenten te voorkomen en de laatste in de gelegenheid te stellen de gemeente te rapporteren over de onderhoudssituatie van het monument;

    • h.

      de eigenaar dient het monument te onderhouden overeenkomstig een door het college van burgemeester en wethouders goed te keuren onderhoudsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid onder g, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.9;

    • i.

      een monument mag niet, zonder voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en wethouders, worden gesloopt of aan de bestemming worden onttrokken, danwel - ingeval het een woning betreft - worden onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

    • j.

      een monument mag niet, zonder voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en wethouders worden gesplitst in appartementsrechten als bedoeld in artikel 5:106 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere voorwaarden stellen met betrekking tot het bepaalde onder i en j.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzonder gevallen afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 3.9 Onderhoudsbepalingen

  • 1.

    Geldelijke steun op grond van dit hoofdstuk wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de eigenaar het monument naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders deugdelijk zal onderhouden basis van een in artikel 3.8, eerste lid sub h bedoeld onderhoudsplan.

  • 2.

    Als naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet aan de voorwaarde als bedoeld in het vorige lid is voldaan zal zij:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk niet tot uitbetaling van de geldelijke steun overgaan, al naar gelang de ernst van de overtreding en/of

    • b.

      eventueel reeds gedane vooruitbetalingen op de geldelijke steun geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 3.

    Als het niet voldoen aan de voorwaarde als bedoeld in het eerste lid de eigenaar niet verwijtbaar is, kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in de vorm van een model onderhoudsplan nadere eisen stellen met betrekking tot de voorwaarde als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.10 Planwijziging

  • 1.

    Als tijdens het treffen van de voorzieningen, zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde plan af te wijken, behoeft die afwijking de voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt slechts verleend als:

    • a.

      genoegzaam is aangegeven om welke redenen de afwijking noodzakelijk is;

    • b.

      een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met die afwijking is ingediend;

    • c.

      opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens, vermeld in de aanvraag zoals genoemd in artikel 3.6, tweede lid;

    • d.

      overigens door de afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening.

  • 3.

    De kosten van het meerwerk als gevolg van een planwijziging als bedoeld in het eerste lid leiden niet tot het recht op meer geldelijke steun.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het gestelde in het derde lid.

Artikel 3.11 Gereedmelding en vaststelling geldelijke steun

  • 1.

    Vaststelling van de geldelijke steun vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders zijn gereedgemeld;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door het college van burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de bij de gereedmelding behorende gegevens en bescheiden als genoemd in het vierde lid, zijn overgelegd en door het college van burgemeester en wethouders is gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • d.

      een overzicht is overgelegd van de getroffen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten.

  • 2.

    De hoogte van de vast te stellen geldelijke steun wordt berekend op basis van de bij de verlening aanvaarde kosten van de voorzieningen, of de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze lager zijn.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt de geldelijke steun vast met inachtneming van eventueel minderwerk en de eventueel op basis van artikel 3.10, vierde lid mee te rekenen kosten van meerwerk.

  • 4.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid bevat:

    • a.

      een volledig ingevuld gereedmeldingsformulier;

    • b.

      een kostenoverzicht;

    • c.

      alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan er mee instemmen dat de aanvrager in plaats van rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van een registeraccountant overlegt waaruit blijkt, dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

Artikel 3.12 Uitbetaling van de geldelijke steun

  • 1.

    De geldelijke steun als bedoeld in paragraaf 3.2 wordt uitbetaald binnen 3 weken na de afloop van de in artikel 3.16, derde lid bedoelde termijn door middel van storting van de bijdrage op een door de aanvrager opgegeven bankrekening- of gironummer.

  • 2.

    De geldelijke steun als bedoeld in paragraaf 3.3, paragraaf 3.4 en paragraaf 3.5 wordt uitbetaald na indiening van de in artikel 3.11 bedoelde gereedmelding door middel van storting van de bijdrage op een door de aanvrager opgegeven bankrekening- of gironummer.

    • a.

      Het college van burgemeester en wethouders kan desgevraagd en voor zover de voortgang van de werkzaamheden dit naar hun oordeel rechtvaardigt en op basis van ingediende rekeningen en betaalbewijzen, vooruitbetalingen doen op de geldelijke steun.

    • b.

      De onder a bedoelde vooruitbetaling bedraagt maximaal 90% van de verleende geldelijke steun.

  • 3.

    De geldelijke steun als bedoeld in paragraaf 3.6 wordt uitbetaald overeenkomstig het terzake bepaalde in de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.23, tweede lid sub b.

Artikel 3.13 Tussentijdse vervreemding

  • 1.

    Als de eigenaar van het monument waarvoor op grond van dit hoofdstuk geldelijke steun is verleend, binnen 15 jaar na vaststelling van die geldelijke steun vervreemdt, stelt het college van burgemeester en wethouders de geldelijke steun opnieuw vast volgens de in het tweede lid genoemde reeks, mits aan de voorwaarden en bepalingen van dit hoofdstuk is voldaan.

  • 2.

    De hoogte van de geldelijke steun als bedoeld in het vorige lid bedraagt:

binnen 1 jaar 10%

na 1 jaar 20%

na 2 jaar 30%

na 3 jaar 35%

na 4 jaar 37,5%

na 5 jaar 40%

na 6 jaar 45%

na 7 jaar 50%

na 8 jaar 55%

na 9 jaar 60%

na 10 jaar 70%

na 11 jaar 80%

na 12 jaar 75%

na 13 jaar 80%

na 14 jaar 90%

waarbij het percentage wordt berekend over het bedrag van de vastgestelde geldelijke steun.

  • 3.

    De met inachtneming van het in de vorige leden bepaalde opnieuw vastgestelde geldelijke steun wordt binnen 3 weken na vaststelling uitbetaald als bijdrage ineens.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 3.14 Intrekking van geldelijke steun

  • 1.

    Ingeval van overtreding van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk zal het college van burgemeester en wethouders al naar gelang de ernst van de overtreding:

    • a.

      een besluit tot verlening en vaststelling van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken (en niet tot betaling van de geldelijke steun overgaan);

    • b.

      reeds betaalde geldelijke steun geheel of gedeeltelijk terugvorderen;

    • c.

      de geldelijke steun opnieuw vaststellen op het op het moment van de overtreding betaalde bedrag.

  • 2.

    In het geval de overtreding van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk de eigenaar niet verwijtbaar is, kan het college van burgemeester en wethouders besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

Paragraaf 3.2 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van door eigenaren bewoonde woningen alsmede particuliere huurwoningen

Artikel 3.15 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Op grond van deze paragraaf kan het college van burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan monumenten, voor zover het betreft door eigenaren bewoonde woningen en particuliere huurwoningen.

  • 2.

    Geen geldelijke steun wordt verleend als de aanvaardbare kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid sub e en f minder bedragen dan € 6.805,--.

  • 3.

    Toepassing van deze paragraaf vindt plaats met inachtneming van het bepaalde van paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk.

Artikel 3.16 Hoogte van de geldelijke steun

  • 1.

    De geldelijke steun wordt verleend als een bijdrage ineens op termijn.

  • 2.

    De bijdrage ineens bedraagt 100% van de bij de vaststelling van de geldelijke steun door het college van burgemeester en wethouders aanvaarde kosten van de voorzieningen, waarbij voor deze voorzieningen een maximum wordt gehanteerd van € 45.380,-- per woning.

  • 3.

    De bijdrage als bedoeld in het tweede lid wordt betaalbaar gesteld aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar gelegen 15 jaren na de vaststelling van de geldelijke steun, mits is voldaan aan de voorwaarden en bepalingen als bedoeld in dit hoofdstuk.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

Paragraaf 3.3 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van niet-particuliere huurwoningen

Artikel 3.17 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Op grond van deze paragraaf kan het college van burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van niet-particuliere huurwoningen.

  • 2.

    Geen geldelijke steun wordt verleend als de aanvaardbare kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid sub e en f minder bedragen dan € 6.805,--.

  • 3.

    Toepassing van deze paragraaf vindt plaats met inachtneming van het bepaalde van paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk.

Artikel 3.18 Hoogte van de geldelijke steun

  • 1.

    De geldelijke steun wordt verleend als een bijdrage ineens.

  • 2.

    De bijdrage ineens bedraagt 35% van de bij de vaststelling van de geldelijke steun door het college van burgemeester en wethouders aanvaarde kosten van de voorzieningen, waarbij voor deze voorzieningen een maximum wordt gehanteerd van € 45.380,-- per woning.

  • 3.

    In afwijking van het in het tweede lid bepaalde wordt voor de aanvaardbare kosten van de voorzieningen een maximum van € 317.650,-- per complex gehanteerd, als de woning deel uitmaakt van een zodanige bouwkundige eenheid.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Paragraaf 3.4 Het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van overige, van gemeentewege beschermde monumenten

Artikel 3.19 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Op grond van deze paragraaf kan het college van burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van restauratie van gemeentewege beschermde monumenten, niet zijnde woningen als bedoeld in paragraaf 3.2 en paragraaf 3.3 van dit hoofdstuk.

  • 2.

    Geen geldelijke steun wordt verleend als de aanvaardbare kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid sub e en f minder bedragen dan € 6.805,--.

  • 3.

    Toepassing van deze paragraaf vindt plaats met inachtneming van het bepaalde van paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk.

Artikel 3.20 Hoogte van de geldelijke steun

  • 1.

    De geldelijke steun wordt verleend als een bijdrage ineens.

  • 2.

    De bijdrage ineens bedraagt 35% van de bij de vaststelling van de geldelijke steun door het college van burgemeester en wethouders aanvaarde kosten van de voorzieningen, waarbij voor deze voorzieningen een maximum wordt gehanteerd van € 45.380,--.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

Paragraaf 3.5 Het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen ten behoeve van restauratie van monumenten

Artikel 3.21 grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    Op grond van deze paragraaf kan het college van burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen ten behoeve van restauratie van monumenten en beeldbepalende panden.

  • 2.

    Geen geldelijke steun wordt verleend als de aanvaardbare kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid sub e en f minder bedragen dan € 1.360,--.

  • 3.

    Toepassing van deze paragraaf vindt plaats met inachtneming van het bepaalde van paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk.

Artikel 3.22 Hoogte van de geldelijke steun

  • 1.

    De geldelijke steun wordt verleend als een bijdrage ineens.

  • 2.

    De bijdrage ineens bedraagt 35% van de bij de vaststelling van de geldelijke steun door het college van burgemeester en wethouders aanvaarde kosten van de voorzieningen, waarbij voor deze voorzieningen een maximum wordt gehanteerd van € 6.810,--.

Paragraaf 3.6 Voorbereidingskosten ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan monumenten

Artikel 3.23 Geldelijke steun voorbereidingskosten

  • 1.

    Op grond van deze paragraaf kan het college van burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen in de door hen noodzakelijk geachte kosten van voorbereiding van het treffen van voorzieningen als in dit hoofdstuk bedoeld.

  • 2.

    De geldelijke steun wordt slechts verleend als:

    • a.

      met het treffen van voorzieningen het belang van de stadsvernieuwing en/of volkshuisvesting en/of monumentenzorg wordt gediend;

    • b.

      het college van burgemeester en wethouders terzake een overeenkomst met de eigenaar is aangegaan.

  • 3.

    De geldelijke steun wordt in mindering gebracht op de geldelijke steun welke op grond van paragraaf 3.2, paragraaf 3.3, paragraaf 3.4 of paragraaf 3.5 wordt verleend in de kosten van het treffen van de voorzieningen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de geldelijke steun terugvorderen als mocht blijken dat de eigenaar bij de nakoming van de onder 2.b bedoelde overeenkomst in gebreke blijft.

Hoofdstuk 4 Woningen boven winkels en andere bedrijfsruimten

Artikel 4.1 Toepassingsbereik

Op grond van dit hoofdstuk kan het college van burgemeester en wethouders subsidie verlenen in de kosten van voorbereiding en de kosten van het realiseren van woonruimte boven bestaande winkels en andere bedrijfsruimte in daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen winkelstraten mits een of meerdere van de volgende doelen in voldoende mate worden gediend:

  • -

    De verbetering van de veiligheid en leefbaarheid van de binnenstad;

  • -

    De vergroting en de verbetering van de woningvoorraad

  • -

    Vergroting van het lokale economische draagvlak voor winkels en bedrijven

  • -

    Voorkomen van (bouw)technische achteruitgang van de verdiepingen van de winkel/bedrijfspanden

  • -

    Het behoud van het historisch erfgoed

Artikel 4.2 Verlenen subsidie

  • A.

    Het subsidie wordt verleend aan de eigenaar van de bij de winkel of het bedrijfsgebouw te realiseren woonruimte

  • B.

    Het subsidie kan worden verleend als de (ver)bouwkosten zijn vastgelegd in een open/transparante begroting waaruit kan worden opgemaakt wat de onrendabele top van het bouwproject (waarbinnen de woonruimte(n) wordt gerealiseerd) is en aan de hand van een exploitatieopzet aannemelijk wordt gemaakt dat die onrendabele top redelijkerwijs niet ten laste van aanvrager kan blijven

Artikel 4.3 Subsidieplafond

Het subsidie bedraagt maximaal € 15.000,= per te realiseren zelfstandige woonruimte en € 10.000,= voor niet zelfstandige woonruimte. Zelfstandige woonruimte moet beschikken over een eigen huisnummer, eigen keuken en eigen natte cel.

Artikel 4.4 Subsidiestop

Een aanvraag wordt afgewezen als het beschikbare subsidieplafond voor het lopend jaar is bereikt

Artikel 4.5 Uitvoeringsregels

Burgemeester en wethouders maken uitvoeringsregels waarin nadere voorwaarden zijn gesteld voor het verlenen van subsidie op grond van dit hoofdstuk.

Burgemeester en wethouders stellen die uitvoeringsregels pas vast nadat de raadscommissie ontwikkeling hierover is gehoord.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

In gevallen waarin de verordening niet voorziet treft het college van burgemeester en wethouders de nodige voorzieningen en nemen zij de nodige beslissingen. Het college van burgemeester en wethouders zal hiertoe pas overgaan nadat de betrokken commissie van advies en bijstand is gehoord.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding van de verordening

  • 1.

    De verordening treedt in werking per 1 maart 1994, nadat zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Gelijktijdig worden ingetrokken:

    • a.

      de Verordening verhuis- en herinrichtingskosten verbetering huurwoningen (raadsbesluit d.d. 1 april 1992, nr. 124/1992) en

    • b.

      de Gemeentelijke Subsidieverordening Stadsvernieuwing 91/1 (raadsbesluit d.d. 19 december 1984, nr. 499/1984 en laatstelijk gewijzigd op 13 maart 1991 bij raadsbesluit nr. 75/1991).

  • 3.

    Voor de toekenningen van geldelijke steun gedaan op basis van de in het 2e lid genoemde regelingen blijven de oorspronkelijke voorwaarden en bepalingen onverkort van toepassing.

  • 4.

    Voor aanvragen om geldelijke steun die op basis van de in het 2e lid genoemde regelingen zijn ingediend, zijn de voorwaarden en bepalingen van die regelingen van toepassing.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Gemeentelijke Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1994 (G.S.S.V. 94.2).

Toelichting op de artikelen

Artikel 3.1 Begrippen

onder e

Het artikel somt de subsidiabele kosten op. De lijst is limitatief. De genoemde kosten zullen aan de hand van praktijkgegevens worden genormeerd c.q. beperkt. Nieuwe elementen in de G.S.S.V. zijn de kosten verbonden aan het opstellen van een schouwrapport en het onderhoudsplan. Voor de monumentenzorg zijn daarnaast de onder de artikelleden 2, 6, 8, 10 en 15 nieuw.

 

Artikel 3.2 Grondslag en werkingssfeer (paragraaf 3.1)

lid 1

Enerzijds omwille van de overzichtelijkheid, anderzijds om tegemoet te komen aan de bezuinigen die door het Rijk in het kader van het B.R.R.M. worden doorgevoerd, is ervoor gekozen naast de restauratie van de van gemeentewege beschermde monumenten ook de van rijkswege beschermde woonhuismonumenten onder de werking van de regeling te brengen. Daarnaast kan op grond van de regeling geldelijke steun worden verleend voor niet-ingrijpende voorzieningen aan andere rijksmonumenten.

lid 3

Met de nieuwe regeling komt een einde aan de stapeling van subsidies zoals deze onder werkingssfeer van de oude G.S.S.V. plaatsvond. Met dit artikel wordt beoogd ongewenste stapeling te voorkomen.

 

Artikel 3.3 Budgetvastelling en indieningsstop

lid 1

Er is om praktische redenen aansluiting gezocht bij de systematiek van de meerjarenprogrammering op grond van het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten (B.R.R.M.). Daarbij stelt de raad op basis van de hem voor te leggen actuele werkvoorraad voor enig jaar een budget vast ter uitvoering van hoofdstuk 3.

lid 2

Verwacht wordt dat de behoefte aan restauratiesubsidie groter zal zijn dan de ter bestrijding daarvan beschikbare middelen. Om te voorkomen dat zich in verband daarmee een "stuwmeer" vormt, beschikt het college van burgemeester en wethouders over de mogelijkheid een indieningsstop voor aanvragen af te kondigen.

 

Artikel 3.4 Algemene afwijzingsgronden

lid 1, onder b

Om te voorkomen dat aanvragen die als gevolg van een te lage prioriteit niet binnen afzienbare tijd (dus het eerstvolgende of daaropvolgende jaar) voor honorering in aanmerking komen, is de mogelijkheid aanwezig de geldelijke steun te weigeren als een jaarbudget ontoereikend is.

lid h

Om subsidie voor enig jaar te kunnen weigeren als de voor de restauratie benodigde vergunningen uitblijven, is deze bepaling opgenomen. Vanzelfsprekend zal hiervan vrijstelling worden verleend als duidelijk is dat de werkzaamheden naar verwachting binnen de aanvangstermijn (genoemd in artikel 3.8, eerste lid sub b) van 26 weken zal kunnen worden gestart.

Artikel 3.8 Algemene voorwaarden bij het verlenen van geldelijke steun

lid 1, onder g en h

Om het probleem te ondervangen dat een monument na restauratie als gevolg van onvoldoende onderhoud (weer) in verval zal geraken, is de verplichting opgenomen dat de eigenaar het monument onderhoudt overeenkomstig een goedgekeurd onderhoudsplan. Om controle te kunnen uitvoeren op de nakoming van deze verplichting is ervoor gekozen de geldelijke steun te verlenen onder de voorwaarde dat de eigenaar zich aansluit bij een organisatie die zich ten doel stelt het verval van monumenten te voorkomen. De eigenaar wordt verplicht ermee in te stemmen dat deze organisatie haar bevindingen aan het college van burgemeester en wethouders meldt. Vooralsnog kan in dit verband slechts de Monumentenwacht Noord-Holland worden genoemd, die zich bereid heeft verklaard haar medewerking te verlenen.

 

Artikel 3.9 Onderhoudsbepalingen

De geldelijke steun wordt verleend onder de voorwaarde dat de eigenaar het gerestaureerde monument zal onderhouden. Dit artikel ziet erop toe dat zulks kan worden afgedwongen, indien de eigenaar in gebreke blijft. De al dan niet gehele intrekking van de geldelijke steun dient als stok achter de deur.

 

Artikel 3.10 Planwijziging

lid 3 en 4

Kosten van meerwerk worden in beginsel niet gehonoreerd. Als daarentegen sprake is van zeer onvoorziene omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

 

Artikel 3.16 Hoogte van de geldelijke steun (paragraaf 3.2)

lid 2

Voor de categorie door de eigenaar bewoonde en door particulieren verhuurde woonhuismonumenten is voor wat betreft de geldelijke steun aansluiting gezocht bij de ook in het kader van hoofdstuk 2 gehanteerde subsidie-op-termijn.

 

Artikel 3.18 Hoogte van de geldelijke steun (paragraaf 3.3)

 

Artikel 3.20 Hoogte van de geldelijke steun (paragraaf 3.4)

lid 2

In voormelde startnotitie werd melding gemaakt van het voornemen te komen tot de instelling van een restauratiefonds. Met toepassing van de G.S.S.V. zou de geldelijke steun als lening worden verstrekt, hetgeen (naar analogie van het Nationaal Restauratie Fonds) de vorming van een gemeentelijk "revolving fund" tot gevolg zou hebben. Het is niet mogelijk gebleken deze systematiek bij de herziening van de G.S.S.V. mee te nemen. In plaats daarvan wordt voor de categorie niet-particuliere huurwoningen en overige, van gemeentewege beschermde monumenten, de systematiek van de verstrekking van subsidie á fonds perdu gehanteerd. Om aansluiting te zoeken bij de hoogte van de steun die op grond van paragraaf 3.2 kan worden toegekend, is het subsidiepercentage gesteld op 35% van de aanvaardbare kosten.

 

Artikel 3.22 Hoogte van de geldelijke steun

lid 2

Als niet-ingrijpende voorzieningen worden beschouwd die restauraties waarmee een bedrag aan aanvaardbare kosten is gemoeid van maximaal € 6.810,--. Om praktische redenen is de ondergrens gelegd op € 1.360,--.

Artikel 3.23 Geldelijke steun voorbereidingskosten

Op grond van dit artikel kan geldelijke steun worden verleend in de kosten van voorbereiding van het treffen van voorzieningen in het kader van restauratie van monumenten. Dit is een nieuw instrument, dat beoogt de eigenaren tegemoet te komen door, vooruitlopend op de uit hoofde van dit hoofdstuk te verlenen geldelijke steun en op basis van een terzake af te sluiten overeenkomst subsidie te verstrekken in de kosten van voorbereiding.