Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Verordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005
CiteertitelVerordening maatregelen Lelystad 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1b
  2. Wet Werk en Bijstand, art. 18

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200527-07-2011nieuwe regeling

26-05-2005

Flevopost

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005

2005

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 10 mei 2005

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet Werk en Bijstand;

B E S L U I T:

  • -

    In te trekken de “verordening maatregelen Lelystad” van 12 februari 2004;

  • -

    Vast te stellen de navolgende aangepaste “verordening maatregelen Lelystad 2005”.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet Werk en Bijstand (WWB);

  • b.

    algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

  • c.

    bijstand: algemene bijstand;

  • d.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet (= de van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de WWB door het college vastgestelde verhoging of verlaging, inclusief vakantietoeslag);

  • e.

    langdurigheidtoeslag: de langdurigheidtoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de wet;

  • f.

    maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidtoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

  • g.

    het college: het college van de gemeente Lelystad.

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 2a. Horen van belanghebbende.

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • -

      de vereiste spoed zich hiertegen verzet;

    • -

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm. Op de bijzondere bijstand of de langdurigheidtoeslag wordt geen verlaging toegepast.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan de belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld:

  • ·

    de reden van de maatregel;

  • ·

    de duur van de maatregel;

  • ·

    het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd;

  • ·

    indien van toepassing: de reden om af te wijken van een standaardmaatregel;

  • ·

    de uitnodiging voor een gesprek aan het einde van de maand waarover de maatregel is opgelegd (indien de maatregel gerelateerd is aan de arbeidsmarkttoeleiding en de hoogte van de maatregel ontleend is aan categorie 2 of hoger).

Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan twee jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de bijstand of nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Een maatregel kan eveneens met terugwerkende kracht worden opgelegd indien het niet mogelijk is de maatregel op te leggen door middel van verlaging van de uitkering in de eerstvolgende maanden.

  • 4.

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan driemaanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 7. Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet-nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8. Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden, waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.eerste categorie:

a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

b. het niet tijdig ondertekenen van het Trajectplan;

2.tweede categorie:

a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot

arbeidsinschakeling;

c. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

d. het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10, eerste lid van de wet;

3.derde categorie:

a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 9. De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

      b. vijfentwintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie wordt:

    • a.

      de hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid sub a verhoogd met vijf procent,

    • b.

      de hoogte van de maatregel in het eerste lid sub b verhoogd met vijfentwintig procent,

    • c.

      de duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid sub c verdubbeld.

      Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

3. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit genomen op grond van artikel 9 lid 2 (recidive) opnieuw schuldig maakt aan maatregelwaardig gedrag van dezelfde of hogere categorie wordt een maatregel opgelegd, welke hoger is dan de maatregel die op grond van artikel 9 lid 2 is opgelegd.

Hoofdstuk 3. Niet-nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10. Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand, of de voortzetting daarvan, niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

    Artikel 11. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

    1.Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel vastgesteld op 20% van het benadelingbedrag met een minimum van 5% van de bijstandsnorm.

    2. Indien binnen de periode van twaalf maanden volgend op het besluit waarmee een maatregel is opgelegd op grond van artikel 11 lid 1 de inlichtingenplicht opnieuw wordt geschonden, waardoor de Gemeente Lelystad ten onrechte of teveel bijstand heeft verstrekt, dan wordt de hoogte van de maatregel 40 % van het benadelingbedrag.

    3.De in het eerste lid bedoelde maatregel wordt opgelegd over één maand of, indien de maatregel hoger is dan de maanduitkering, over de maanden die volgen op de maand waarover voor het eerst de maatregel is toegepast.

Artikel 12. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, vijfprocent van de bijstand gedurende een maand.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 13. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag

  • 1.

    Indien een belanghebbende in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op 10% van de bijstandsnorm gedurende een periode die overeenkomt met de in het eerste lid bedoelde periode.

    Artikel 14. Zeer ernstige misdragingen

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd tussen de 25% en 100% procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

    Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

    Artikel 15. De inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2005.

    Artikel 16. Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatregelen Lelystad 2005”.

    Lelystad, 26 mei 2005

    De raad van de gemeente Lelystad,

    de griffier, de voorzitter,