Organisatie | Someren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het burgerinitiatief 2003 |
Citeertitel | Verordening op het burgerinitiatief |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-11-2003 | nieuwe regeling | 25-09-2003 't Contact, 01-10-2003 | Onbekend |
De raad van de gemeente Someren;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 september 2003
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende verordening op het burgerinitiatief:
Iedere kiesgerechtigde als bedoeld in artikel 3 van deze verordening heeft het recht om een burgerinitiatief in te dienen. Dit burgerinitiatief kan inhouden een concreet uitgewerkt voorstel ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad. Er mag ook volstaan worden met een voorstel om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.
De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.
De burgemeester brengt bij gelegenheid van het burgerjaarverslag elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.
Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,
de raadsgriffier, de voorzitter,
J.K.J. Boon A.P.M. Veltman
Toelichting bij Verordening op het burgerinitiatief 2003
Om de drempel voor het indienen van een initiatief laag te houden, wordt aan de initiatiefgerechtigde de keuze gelaten tussen het indienen van een concreet uitgewerkt voorstel of het alleen vermelden van het onderwerp.
Een voorbeeld van een concreet voorstel is het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open te stellen. Het alternatief om alleen het onderwerp te noemen is ruimer en stelt minder eisen. Dit biedt namelijk de mogelijkheid dat een burger een onderwerp aan de gemeenteraad aandraagt zonder dat deze burger hierbij een concreet voorstel dient te voegen. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde wijk in de raad te discussiëren.
Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als:
Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatief ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.
Derhalve is een drempel opgenomen. De omvang van de drempel is zo minimaal mogelijk gehouden en is lager dan de drempel zoals die op basis van de Tijdelijke referendumwet geldt voor het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (= 125).
In tegenstelling tot de Tijdelijke referendumwet is er bovendien niet gekozen voor een percentage, maar voor een getal. Het schept namelijk meer duidelijkheid als niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek dienen te ondersteunen.
Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Door de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden met personen van 16 en 17 jaar kunnen jongeren ook betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.
De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij er niet over gaat. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.
Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn zij daarvoor geschikt acht. Omdat het wenselijk geacht wordt om de mogelijkheden voor een burgerinitiatief zo ruim mogelijk te houden, wordt onder e. een periode van 1 jaar gekozen.
Het burgerinitiatief dient bij de voorzitter van de raad te worden ingediend. In de praktijk zal het verzoek vervolgens bij de griffier terecht komen. Aan het verzoek wordt een aantal minimumvereisten gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid wenselijk de indiening van een burgerinitiatief plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan onderzocht worden of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd, kan de raad doorzenden naar het college. Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of kan een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatief besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).
Er is in deze bepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatief omgaat. Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatief kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.
Hier is er voor gekozen om de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen, dit bij gelegenheid van het inmiddels verplichte burgerjaarverslag. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatieven), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatieven, de besluiten van de raad op de burgerinitiatieven en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.