Organisatie | Rijnwaarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bezoldigingsverordening gemeente Rijnwaarden |
Citeertitel | Bezoldigingsverordening |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bezoldiging, uurloon, periodiek, betrekking, gratificatie, overwerk, salaris, schaal, vergoeding, toelage, conversie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2005 | Nieuwe regeling | 15-11-2005 Onbekend | 2005.6617 |
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijnwaarden;
gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector Gemeenten en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO),
gehoord hebbende het Georganiseerd Overleg;
B E S L U I T E N : vast te stellen de navolgende “Bezoldigingsverordening Gemeente Rijnwaarden”
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de CAR artikelen 1:1a en 1:2;
salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR;
uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR;
schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR, opgenomen in bijlage IIa van die regeling;
maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;
bezoldiging; de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR;
betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR;
conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;
volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR;
overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR/UWO;
Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.
Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.
De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR.
Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de Uitwerkingsovereenkomst (UWO), kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.
Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.
Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt: voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b van de CAR, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.
Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend.
Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsbeloning worden toegekend.
Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.
De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.
De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal twee periodieken in de naasthogere schaal.
De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 15.
Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in artikelen 12 tot en met 15, alswel het tijdelijk toekennen van een toelage, wordt geen afbouwregeling toegepast.
Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO.
Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging daarmee rekening is gehouden.
De ambtenaar die buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden ingevolge een schriftelijke aanwijzing van ons als bedoeld in 15:1:10 van de CAR/UWO zich regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde de in artikel 1 genoemde werkzaamheden voor te bereiden en op de uitvoering daarvan toezicht te houden, zonder daadwerkelijk daaraan te behoeven deel te nemen, ontvangt een vergoeding ad 2,53% van de in het 2e lid genoemde uursalaris.
Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 20en 22, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien: die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging en de ambtenaar en de toelage - als bedoeld in de artikelen 20 en 22 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 20 en 22 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage - als bedoeld in artikelen 20 en 22 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikelen 20 en 22 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.
Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 20en 22, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien: die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging en de ambtenaar en de toelage - als bedoeld in de artikelen 20 en 22 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
het recht op overgangstoelage bestaat voor iedere maand in de uitkeringsperiode waarin de berekeningsbasis 3% of meer bedraagt van de bezoldiging van de belanghebbende op de dag, voorafgaande aan die van de inkomensvermindering. Onder uitkeringsperiode wordt verstaan de periode waarover de overgangstoelage kan worden toegekend.
de duur van de uitkeringsperiode is gelijk aan één-vierde gedeelte van de tijd, gedurende welke de toelage als bedoeld in artikel 20 zonder wezenlijke onderbreking werd genoten en bedraagt ten hoogste 36 maanden. De aldus berekende uitkeringsperiode wordt in drie gelijke delen gesplitst, waarbij afronding naar boven op een hele maand plaatsvindt, de afbouwtoelage bedraagt gedurende de onder de drie deelperioden respectievelijk 75%, 50% en 25% van de berekeningsbasis.
Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.